Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 24 december 2018

Tijdschrift: De Berse

Het tijdschrift De Berse wordt uitgegeven door Heemkundekring Den Beerschen Aard. Deze kring is opgericht in 1988 en viert dit jaar dus haar dertigjarig bestaan. Het werkgebied van de kring is Oost-, West- en Middelbeers (oftewel De Beerzen), een voormalige gemeente die in 1997 opging in Oirschot. De naam Beers verwijst naar de riviertjes Grote en Kleine Beerze. Westelbeers viel tot 1805 onder de heerlijkheid en jurisdictie van Hilvarenbeek. Vanaf 1991 geeft de kring haar heemkundeblad De Berse uit. Het toponiem Beers, Beerse, Berze komt waarschijnlijk van bersa: ‘omhaagd jachtgebied’. De oorspronkelijke betekenis zou zijn ‘ineengevlochten haag van staken en doornstruiken’of ‘stoppelveld, stekelige plaats’.
Het blad verschijnt twee keer per jaar. Voordat besloten werd een eigen ‘clubblad’ uit te geven, had de heemkundekring al werkgroepen die onderzoek deden naar o.a. dialecten, oude gebruiken en tradities, veldnamen en genealogie. Daarom werd een ieder gevraagd artikelen en onderwerpen aan te leveren om het nieuwe heemkundeblad te gaan vullen. In De Berse staan artikelen over diverse onderwerpen met betrekking tot De Beerzen. Al meer dan 10 jaar verschijnt in het blad de artikelenreeks ‘Denkend aan Beers /De Beerzen’. Hierin vertelt een oud-inwoner van De Beerzen over zijn/haar herinneringen aan deze plaats. Nummer 2 van 2018 staat in het teken van het jubileum van de heemkundekring, met aandacht voor het ontstaan van de kring en haar blad. Ook wordt een overzicht van de voornaamste successen van de afgelopen dertig jaar, behaald door bemoeienis en inzet van de heemkundekring, gegeven.
Tot 2015 stond op de voorkant van het blad een door Jan Dijkmans in 1982 getekende kaart, gemaakt door samenvoeging van historische kadasterkaarten van de drie gemeentekernen. Deze tekening baseerde hij op de verzamelkaart van het kadaster van 1820 tot 1830, opgemaakt door landmeter Van Dijk met daarop De Beerzen. Vanaf 2015 (jaargang 25) verschijnt het blad in A4-formaat met op de kaft afbeeldingen van kenmerkende gebouwen uit de drie Beerzen. Door het grotere formaat bevat het periodiek vanaf die datum ook meer artikelen. Op de website zijn reeds verschenen nummers van De Berse online te lezen.

De Berse is aanwezig en raadpleegbaar op niveau 0 van de universiteitsbibliotheek.
Vindplaats: T 09687

maandag 17 december 2018

Een bonte verzameling fantasiekaarten bij Jantje Bijnen

Zowel kaarten met dorpsgezichten als fantasiekaarten waren te koop in de winkel van Jan Bijnen in Waalre. Naast de naam “J. Bijnen, Kunsthandel Waalre” werd deze zaak aangeduid met “Groothandel in fantasie-, ansicht- en felicitatiekaarten”. Dat Bijnen een ruim en gevarieerd aanbod had, blijkt uit een advertentie in de Meierijsche Courant (23 mei 1908): “Voorhanden circa 25 diverse Noordbrabantsche kiekjes, benevens eene enorme keuze Fantasiekaarten in alle uitvoeringen en prijzen.”

Tot de fantasiekaarten worden gelegenheidskaarten (felicitatie-, kerst-, nieuwjaarskaarten), maar ook kunst- en reclamekaarten gerekend. Het is een bonte verzameling van nostalgische en romantische voorstellingen met veelal een humoristische kwinkslag van onder andere een man, vrouw, kind, pop of dier. Qua verschijningsvorm betreft het foto’s of tekeningen die al dan niet ingekleurd zijn of voorzien van een versje. De kaarten zijn soms verlevendigd door reliëf en glitters. Hieronder een greep uit Bijnens aanbod.

Een geliefd thema is een liefdespaar buiten in de natuur, in een bootje, auto of trein, of - zoals hier - in een café-omgeving.
Paar aan tafeltje
Uitg. [Duitsland]. Serienr. 7892
Prentbriefkaart 
Ditzelfde thema is te zien op onderstaande ingekleurde foto in zilvergelatinedruk. Het paar in innige pose is in een bos geportretteerd. Het drukkersmerk HB in hartvorm op de voorzijde leidt naar de firma Heliophot GmbH, die verbonden was met de belangrijke firma E. A. Schwerdtfeger. Deze bezat een eigen fotodrukkerij in Berlijn. Het was gebruikelijk dergelijke foto’s met professionele modellen te maken. Een globale datering valt af te leiden uit de driehoek met zon en letters NBC in het postzegelkader. Dit is een merkteken van het prijskartel ‘Neue Bromsilber Convention’ dat vanaf augustus 1909 tot in de vroege jaren dertig bestond.
Paar in de natuur
Uitg. Heliophot GmbH, Berlin, Serie 8677/2
Prentbriefkaart (echte foto), ca. 1909-1935
Het was gebruikelijk dat de nostalgiekaarten in een serie van zes (of een veelvoud daarvan) geproduceerd werden. Meerdere series van soortgelijke kaarten van de firma Dr. Trenkler & Co. uit Leipzig lagen in Bijnens winkel. Vanaf 1905 trad hij op als hoofdvertegenwoordiger van deze firma. Hieronder is een dame als Venus weergegeven in een losjes gedrapeerde japon met twee duiven in een idyllisch landschap.
Vrouw met duiven
Uitg. Trenkler & Co., Leipzig. Serie 295. 4.
Prentbriefkaart, voor 1905
Bijnen vertegenwoordigde ook de firma Weenenk & Snel uit Den Haag, die vanwege de opheffing van de Afdeling Import Buitenlandse Fantasiekaarten in de jaren twintig adverteerde met de verkoop van 120.000 fantasiekaarten voor f 950,-. Andere Nederlandse uitgevers van dergelijke kaarten uit deze tijd zijn o.a. Jos Nuss, De Muinck, Spanjersberg en in de jaren dertig Roukes & Erhart en Rembrandt. 

Bij onderstaand vrouwenportret is niet het decor of de enscenering van belang, maar juist de schoonheid en het kapsel van de vrouw. Het betreft een echte foto van de firma Georg Gerlach AG, Berlin. De meeste uitgevers van echte fotokaarten experimenteerden met chemicaliën voor de kleuring. Sepia - zoals hier - werd veel gebruikt.
Vrouwenportret
Uitg. Georg Gerlach AG, Berlin. Serie 2620/1
Prentbriefkaart (echte foto), ca. 1909-1935
Tot slot twee humoristische nieuwjaarskaarten. Bij de eerste is de voorstelling door blindstempeling opgehoogd. De tweede kaart is een montagefoto.
Kind stort een zak met geld in een lade
Uitg. Selmar Bayer, Berlin. SER. 291
Prentbriefkaart
Vrouw met een man aan elke vinger
Uitg. Roukes & Erhart, Baarn. Serienr. 1549
Prentbriefkaart (echte foto), jaren dertig
Literatuur:
• P. Cuijpers, De wereld in oude ansichten, Zutphen: Walburg Pers, 2011
• H.J. Haverkate, De Encyclopedie van de Nederlandse prentbriefkaart, Amsterdam: Vereniging Documentatie Prentbriefkaarten, 1998

donderdag 13 december 2018

Boekminnaars op visite

Vrijdag 7 december jl. bezochten 42 leden van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (NGB) de universiteitsbibliotheek Tilburg. Het motregende zachtjes toen de eerste deelnemers om 10.30 uur Grand Café Esplanade binnen druppelden, waar ze werden ontvangen met een kopje koffie of thee. De najaarsbijeenkomst van het in 1991 opgerichte Genootschap ging om 11.00 uur officieel van start in de Black Box, met een welkomstwoord van Pia van Kroonenburgh, bibliothecaris van de Brabant-Collectie. Conservator Emy Thorissen vervolgde met een uitgebreid overzicht van de ontstaansgeschiedenis van de universitaire boekencollecties in het algemeen en de handschriften, boeken, atlassen en plaatwerken van de Brabant-Collectie in het bijzonder. De NBG-leden konden hun hart ophalen aan de vele door Emy Thorissen getoonde afbeeldingen van schitterende topstukken alsook een greep uit de bijzondere historische Brabantse boekbanden. Gastconservator Robert Arpots legde daarna uit hoe de 19e- en 20e-eeuwse uitgeversbanden worden ontsloten in Einbandforschung, een database die door de Staatsbibliothek zu Berlin beschikbaar is gesteld. Hij vergastte de NGB-leden tenslotte op een presentatie over moord in het vroeg 19e-eeuwse Brabant aan de hand van enkele moordverslagen uit de Brabant-Collectie.

In de weken die aan dit bezoek voorafgingen, hadden Emy Thorissen, Robert Arpots en Jan Storm van Leeuwen (oud-conservator boekbanden van de Koninklijke Bibliotheek) een grote hoeveelheid bijzondere werken uit de collectie geselecteerd: handschriften, incunabelen, atlassen, plaatwerken van Brabantse kunstenaars, geïllustreerde werken over bloemen en planten, anatomische atlassen, pop-up boeken, boekbanden en vele andere parels. En terwijl de Genootschapsleden van een lunch gingen genieten, hadden Emy Thorissen en Robert Arpots de gelegenheid de selectie, die op vier volledig gevulde boekenkarren stond, te verdelen over drie ruimtes in de universiteitsbibliotheek. Het moment waarop alle boeken klaar lagen, sloot naadloos aan op het einde van de lunch. De popelende boekenliefhebbers werden in drie roulerende groepen verdeeld. In twee uur tijd kregen zij van Jan Storm van Leeuwen, Emy Thorissen en Robert Arpots een uitgebreide toelichting op de persoonlijk door hen geselecteerde werken.


Robert Arpots toont het boek van Stedman over Suriname
© Marianne Brouwer
Emy Thorissen te midden van haar schatten
© Marianne Brouwer
Jan Storm van Leeuwen vol vuur over historische boekbanden
© Tony Vaessen
Na zes intensieve boeken-uren eindigde de dag voor de Bibliofielen in het Esplanade-gebouw met een dankwoord van Eddy Schuyer, voorzitter van het NGB.

donderdag 6 december 2018

Geslaagde boekpresentatie 'In de Brabantse voetsporen van Van Gogh'

Vrijdag 30 november jl. werd in het Provinciehuis te ’s-Hertogenbosch het boek In de Brabantse voetsporen van Vincent van Gogh: Landschap, boerenleven en thuiswevers gefotografeerd van 1865–1920 gepresenteerd. Samenstellers Emy Thorissen (conservator Brabant-Collectie) en Ronald Peeters (voormalig hoofd Stadsmuseum Tilburg) roepen in dit boek met een groot aantal tekeningen en foto’s een beeld op van het Brabant uit de tijd van Vincent. De afbeeldingen zijn afkomstig van diverse erfgoedinstellingen en musea (o.a. Brabant-Collectie, Regionaal Archief Tilburg, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven en Van Gogh Museum). De presentatie vond plaats in een passende omlijsting met tentoonstellingspanelen van de gelijknamige expositie in het Natuurmuseum Brabant (oktober 2015 – januari 2016). Na het welkomstwoord van Dré Stevens, directeur Gianotten Printed Media en uitgever van het boek, werd in het bijzijn van zo’n vijftig belangstellenden het eerste exemplaar overhandigd aan prof. dr. Wim van de Donk. Onze commissaris van de Koning gaf zijn reflectie op de publicatie en verwees tevens naar het Nationaal Van Gogh Park
V.l.n.r.: Ronald Peeters, Wim van de Donk, Emy Thorissen, Dré Stevens
© Paul Slot
Tentoonstellingspanelen hal Provinciehuis Noord-Brabant
© Paul Slot

© Paul Slot
Natuurlijk was er ook extra aandacht voor het opmerkelijke nieuws van de dag daarvoor: een alom gebruikte foto, waarvan altijd is aangenomen dat daarop de 13-jarige Vincent van Gogh te zien is, blijkt een afbeelding te zijn van zijn broer Theo, 15 jaar oud. Deze conclusie is getrokken na grondig onderzoek door het Van Gogh Museum. De media stonden er vol van; zie hiervoor o.a. het NOS-journaalitem en een bericht van Omroep Brabant.
Voor meer informatie over de boekuitgave, zie het artikel in het Brabants Dagblad.

Naast de Nederlandstalige versie (ISBN 978-90-6663-090-1) is een Engelse editie van In de Brabantse voetsporen van Vincent van Gogh (ISBN 978-90-6663-091-8) verkrijgbaar in de boekhandel.

maandag 26 november 2018

De allereerste Berlijnse reisgids voor toeristen

De rode reisgidsen van Karl Baedeker (1801-1859) genieten grote bekendheid. De eerste verscheen in 1828 en is een gids voor een reis langs de Rijn van Mainz naar Keulen. De Universiteitsbibliotheek Tilburg bezit er zo’n 58. De Baedekers zijn de vroegste echt toeristische gidsen en verschillen duidelijk van de vele stads- en landbeschrijvingen uit de 17e en 18e eeuw, in Brabant bijvoorbeeld over 's-Hertogenbosch, Breda of Bergen op Zoom.
De Afrikaansche (1694) en de Aziaansche Weg-wijzer (1695) van de Rotterdamse bakker-schrijver Gerrit van Spaan (1651-1711) waren door de auteur bedoeld als gids voor emigranten. Van Spaan had beide werelddelen echter nooit bezocht en putte uit eerder verschenen landbeschrijvingen. Van toeristische reisgidsen was en is dus geen sprake, zelfs niet als men de definitie van zo'n reisgids ruim hanteert.
Ook de bekende reis- en zakatlassen die in de tweede helft van de 18e eeuw verschenen bij onder anderen Loveringh, Mortier en Elwe, verdienen niet de typering toeristische reisgids. Een voorbeeld van een dergelijke zakatlas is de Volkomen reis-atlas van geheel Duitschland verschenen in Amsterdam bij J.B. Elwe in 1791, met 37 kaarten en 272 pagina's tekst. De UB Tilburg bezit verschillende van dit soort reisatlassen. Dichter in de buurt komt een boek als Verhandeling over den landbouw in de colonie Suriname uit 1786 van de plantagedirecteur en Surinamekenner Anthony Blom (1744-1807). Het is geen reisgids in strikte zin, maar Blom geeft zoveel praktische plaatselijke informatie dat de Oprechte Haerlemsche courant (22-01-1791) van mening was dat Bloms boek een "onontbeerlyk reisboek [is], voor elk die naar Surinamen gaat".
Dan verschijnt in 1792 bij de hierboven genoemde Amsterdamse uitgever Jan Barend Elwe het Algemeen reisboek door Berlyn en Potsdam, met naauwkeurige platte gronden dier beide koninglyk-pruissische residentiën; ten dienste van alle derwaards reizenden.


Titelpagina Algemeen reisboek door Berlyn en Potsdam
Te Amsterdam: by J.B. Elwe, 1792
Vindplaats: TRE 009 B 04
De anonieme schrijver richt zich in 536 bladzijden overduidelijk op de reiziger die Berlijn op toeristische wijze wil ontdekken. De verschillende genummerde opsommingen van de belangrijkste Berlijnse straten kunnen zonder meer beschouwd worden als wandelingen waarbij de wandelaar wordt gewezen op interessante gebouwen, monumenten en parken.
Het Algemeen reisboek door Berlyn en Potsdam verscheen op 16 november 1792 en kostte 2 gulden en 12 stuivers. Dat is voor een dergelijk boek met drie gravures, waarvan twee uitklapbaar, zeker niet duur. Ter vergelijking: de roman Sara Burgherhart uit 1782 kostte 4 gulden en 16 stuivers. In het voorwoord benadrukt uitgever Elwe dan ook dat hij de prijs van de reisgids heel bewust laag gehouden heeft, opdat het boek voor een grote groep belangstellenden bereikbaar zou zijn.
De tekst wordt voorafgegaan door het portret van Frederik II, koning van Pruissen (1712-1786), alias Frederik de Grote en door het volk liefdevol "Alter Fritz" genoemd. Het is een kopergravure (128 x 77 mm) van Johann Christian Gottfried Fritzsch († 1802) naar Daniel Niklaus Chodowiecki (1726-1801).

Algemeen reisboek door Berlyn en Postdam
Vindplaats: TRE 009 B 04
De reisgids is in twaalf onderdelen ingedeeld. De auteur start met de beschrijving van de straten, pleinen en gebouwen van Berlijn en vervolgt met een karakterisering van de bewoners van de stad. Boeiend onderdeel daarvan is de beschrijving van de Joodse bevolking in de stad. De hoofdstukken vervolgen met een beschrijving van de regeringsgebouwen, de kerkelijke gebouwen, de scholen, bibliotheken en de wetenschappelijke instellingen, boekwinkels en drukkerijen. Verder een opsomming van de Berlijnse festiviteiten en de lusthoven. Tenslotte krijgt Potsdam de ruimte in de laatste 115 bladzijden.
Elwe's reisgids bevat twee handige plattegronden, gegraveerd door de befaamde Amsterdamse graveur en cartograaf Jan van Jagen (1709-1800): een plattegrond van Berlijn (276 x 351 mm) en een plattegrond van Potsdam (210 x 379 mm).
Plattegrond van Berlijn in Algemeen reisboek door Berlyn en Postdam
Vindplaats: TRE 009 B 04

Plattegrond van Potsdam in Algemeen reisboek door Berlyn en Postdam
Vindplaats: TRE 009 B 04
De boekband heeft een kalfsleren rug met fraai bruin sierpapier over kartonnen platten; de kapitaalbandjes zijn wit en bruin en de sneden zijn gespikkeld in rood en blauw. Het geheel verkeert in buitengewoon goede staat.
Boekband Algemeen reisboek door Berlyn en Potsdam
Vindplaats: TRE 009 B 04
Het heeft er alle schijn van dat dit Algemeen reisboek door Berlyn en Potsdam de allereerste toeristische reisgids is, 36 jaar eerder verschenen dan de eerste Baedeker. De eerste Baedeker over Berlijn en Potsdam werd overigens pas gepubliceerd in 1878, 86 jaar na Elwe's reisgids.
Van onze reisgids zijn slechts drie exemplaren bekend: één exemplaar bevindt zich in een Duitse bibliotheek, een ander exemplaar bevindt zich San Antonio in de bibliotheek van de University of Texas. Het enige exemplaar in een Nederlandse bibliotheek bevindt zich in de Brabant-Collectie.

Vindplaats: TRE 009 B 04

maandag 12 november 2018

De fabriek in de etalage. De Gruyter: opkomst, bloei en ondergang van een systeem.

Ter ere van het tweehonderdjarig bestaan van de Gruyterfabriek werd het boek ‘De fabriek in de etalage’ opnieuw uitgegeven. Het vertelt de bijzondere geschiedenis van grootgrutter De Gruyter, ooit de grootste werkgever van ’s-Hertogenbosch. Het verhaal begint in 1818 met de oprichting van een grutterijhandel die de basis werd van het kruideniersconcern, bekend als De Gruyter. Het werd de grootste kruidenier van het land en stond bekend om zijn prachtige, gedecoreerde winkels met luxe interieurs in de centra van de steden en het ‘Snoepje van de Week’. Het ging lang goed met De Gruyter, maar begin jaren zestig, met de opkomst van de supermarkten, gaat het mis. De aansluiting met de veranderende omstandigheden wordt gemist en het concern gaat ten onder. In 1982 sluit de fabriek aan de Veemarktkade. De rode draad die door het boek loopt is ‘Wat waren de eigenschappen van het bedrijf die de succesfactoren en valkuil konden zijn’. Ook is er aandacht voor de hedendaagse Gruyterfabriek als creatieve hotspot die sinds 2012 huisvesting biedt aan meer dan 185 bedrijven en kunstenaars. Het is een voorbeeld van industrieel erfgoed dat een nieuwe bestemming gevonden heeft. 

Vindplaats: BRA V3 GAAL 2018

maandag 29 oktober 2018

Tijdschrift: Sprokkelingen

Sprokkelingen is het tijdschrift van Heemkundekring Uden. De kring is september 1958 opgericht en bestaat dit jaar dus 60 jaar. Tot de gemeente Uden behoren de kernen Uden, Volkel en Odiliapeel. Het doel van deze heemkundekring is het bevorderen van belangstelling voor de eigen leefomgeving en het vergroten van kennis over die omgeving in het verleden en heden. In 1941 bestond al een Bond voor Heemkunde in Uden, opgericht op voorstel van de pastoor van Alphen, Willem Binck, om zo te voorkomen dat de NSB de geschiedenis van Nederland zou manipuleren en misbruiken voor hun eigen ideologie. Deze heemkundige bond moest daarom de echte geschiedenis van Uden gaan belichten. Door de Duitse bezetter werd de vereniging echter snel verboden. In 1958 werd de Kring Uden als onderdeel van de koepelorganisatie Brabants Heem opgericht. In 1961 werd geprobeerd een eenvoudig clubblad onder de naam Sprokkelingen samen te stellen. Dit lukte echter niet en een tweede poging in de jaren 70 van de vorige eeuw mislukte eveneens. In 1987 werd uiteindelijk onder die naam een kwartaalblad opgericht, dat wel levensvatbaar bleek. Het blad onderging in 1990 een facelift en het eenvoudige uiterlijk werd veel professioneler en daardoor aantrekkelijker.
Het periodiek verschijnt 4 keer per jaar. In het septembernummer van 2018 staat een artikel van Adriaan Sanders over de oprichting van de heemkundekring 60 jaar geleden. Ook verscheen in dit nummer deel 34 van de serie ‘”Bijdrage tot een geschiedenis van Uden” door Piet de Groot (1890-1968), een Udens amateurhistoricus. Verder worden er in het blad regelmatig artikelen gepubliceerd over bijzondere personen en gebeurtenissen uit Uden in heden en verleden. De serie “Jeugdvermaak op de Mullehei” van Luciën Bressers sr., gepubliceerd in het blad van 2010 tot 2012, geeft een goed beeld van hoe de jeugd zich vermaakte in Uden op de Molenheide (tegenwoordig een natuurgebied) begin jaren 30 van de twintigste eeuw. De familie Bressers woont al sinds 1698 in Uden. Nadat Luciën Bressers sr. (1917-1991) de eerste ansichtkaarten van Uden kocht, werd de geschiedenis van Uden zijn grote passie. Zijn verzameling groeide snel en zijn zoon Luciën Bresser jr. besloot in overleg met de andere leden van de familie Bressers in 1983 hiervoor de Stichting Het Uden-Archief van Bressers op te richten. Zo zou de collectie als eenheid bewaard blijven. Deze stichting werkt nauw samen met de Heemkundekring Uden en heeft dezelfde doelen. Uit dit archief zijn tal van artikelen over de geschiedenis van Uden van de hand van Luciën Bressers sr. in Sprokkelingen gepubliceerd, vaak met foto’s uit het Uden-Archief van Bressers.

Sprokkelingen is aanwezig en raadpleegbaar op niveau 0 van de universiteitsbibliotheek.
Vindplaats: T 08804

donderdag 25 oktober 2018

Mini-expositie ‘Menno van Coehoorn en de Zuiderwaterlinie’

 In de Maand van de Geschiedenis met het thema ‘Opstand’ presenteert de Brabant-Collectie een mini-expositie in de universiteitsbibliotheek. In tijden van oorlog en opstand diende de Republiek der Verenigde Nederlanden goed verdedigd te worden.
Door inundatie van laaggelegen delen en bestaande vestingwerken te versterken en te verbinden door linies, werd de oudste, langste (150 km) en meest benutte aaneengesloten militaire verdedigingslinie van Nederland gemaakt.

Bedenker van dit innovatieve systeem was de Friese vestingbouwer, belegeraar en infanterist Menno van Coehoorn (1641-1704). Hij ontwierp een Oosterfrontier (van Nieuweschans tot Nijmegen) en Zuiderfrontier (van Sluis tot Grave) met de Spaanse Linies in Zeeuws-Vlaanderen. Het Brabantse deel van het Zuiderfrontier wordt tegenwoordig de Zuiderwaterlinie genoemd. Bergen op Zoom, Steenbergen, Willemstad, Klundert, Breda, Geertruidenberg, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Megen, Ravenstein en Grave zijn de vestingsteden die met forten, schansen en linies hiervan deel uitmaken.

Zijn ideeën over vestingbouw, later bekend geworden als het Nieuw-Nederlandse stelsel, legde Menno van Coehoorn in 1685 vast in het werk Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont.
Titelpagina
Minno Baron van Koehoorn, Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont..,
Leeuwarden: by de erfgen. van de wed. wijl. Hendrik Rintjens, 1702
Vindplaats: TRE 020 G 16
Hierin bespreekt hij drie manieren waarop zijn bouwconcept kan worden uitgevoerd bij een regelmatige zes-, zeven- en achthoek. Hij maakt een vergelijking met het Franse stelsel van Vauban. Voor beide methoden beschrijft hij het verloop van een aanval. Dit nieuwe systeem maakt het makkelijker aanvallen op bastions af te slaan en vestingen als geheel te verdedigen. Voordeel is ook dat het geschikt is voor de Nederlandse terreingesteldheid. Afhankelijk daarvan kunnen ingenieurs een van de drie manieren kiezen voor een vestingontwerp. Met dit belangrijke werk verwierf Van Coehoorn ook in het buitenland bekendheid. In 1695 werd hij benoemd tot ‘Ingenieur-Generaal der fortificatiewerken deser landen’.

Menno van Coehoorn maakte gebruik van al bestaande kleinere linies, zoals de Linie 1629 rond ’s-Hertogenbosch en de Linie van Eendracht uit 1582. Deze laatste is de eerste echte waterlinie in Nederland en is later vervangen door de West-Brabantse Waterlinie. Op de onderstaande kaart is deze linie met de vesting Steenbergen, een aantal hoger gelegen forten, de vesting Bergen op Zoom en de lager gelegen inundatiegebieden te zien.
TABVLA | Bergarum ad Zomam | Stenbergae | et novorum ibi operum
getekend door Franciscus van Schooten en gedrukt door Willem Blaeu
in: Hugo Grotius, Grollae obsidio cvm annexis, Amsterdam: Willem Blaeu, 1629
Vindplaats: KOD 025 C 13
Onder invloed van dreiging van de legers van Lodewijk XIV vanuit het zuiden krijgt Van Coehoorn de opdracht van de Raad van State het grondgebied beter te beveiligen. Hij voert hiertoe in 1698 een inspectiereis uit en bedenkt een bouwprogramma om de vestingen in een goed verdedigbare staat te brengen. Dit programma gaat nog datzelfde jaar van start. Van de meeste vestingsteden wordt de helft tot een derde vernieuwd. Onmisbare onderdelen waren de Linie van Den Hout, Linie van de Munnikenhof en het retranchement bij Waspik, omdat deze de niet te inunderen gebieden afsloten.

Grave en Bergen op Zoom zijn voorbeelden van vestingsteden die volgens zijn Nieuw-Nederlands Stelsel zijn ontworpen. Hieronder is een plattegrond van Grave te zien uit ca. 1751. De bastions met hol gebogen flanken, de ravelijnen en het Kroonwerk Coehoorn aan de overzijde van de Maas kunnen worden onderscheiden. Rond 1700 ontwierp Menno van Coehoorn dit buitenwerk met twee halve bastions en een hele in het midden.
Grondtekening | der Stad | GRAAVE
In: Jan Wagenaar, Hedendaagse historie, of tegenwoordige staat van alle volkeren (XII deel),  
Amsterdam: by Isaak Tirion, 1751
Vindplaats: TRE 051 G 01/12
De grootste verandering vond plaats aan de verdedigingswerken van Bergen op Zoom, dat als het meesterwerk van Van Coehoorn wordt gezien. Bastions werden gewijzigd volgens zijn concept. De vesting werd van een groot aantal ravelijnen en lunetten voorzien. Ook werd een droge gracht aan de zuid- en oostkant aangelegd. De voltooiing van de werken in 1744 heeft hij niet meer meegemaakt.
Nouveau Plan de Bergen op Zoom & de ses Environs / Plan van Bergen op den Zoom, met desselfs Forten Linie van Communicatie en environs
D. Zijnen, 1757
Vindplaats: B 46.2 / 1747 (45)
T/m vrijdag 14 december 2018 is in de vitrine op niveau 0 en 1 de mini-expositie ‘Menno van Coehoorn en de Zuiderwaterlinie’ te zien.

Literatuur:
  • H. van den Eeden, 'De Zuiderwaterlinie: veldtocht van de verbeelding', in: Brabeau (2017) nr. 2, p. 36-39
  • J. van Hoof, Menno van Coehoorn, 1641-1704: vestingbouwer, belegeraar, infanterist, Utrecht: Matrijs, 2004

dinsdag 23 oktober 2018

Een luxe en uniek Officie van Onze Lieve Vrouw

Van het Officie van Onze Lieve Vrouw, gedrukt in Antwerpen (Officina Plantiniana) in 1622, bezit de Universiteitsbibliotheek Tilburg als enige Nederlandse bibliotheek een compleet exemplaar: Officivm Beatæ Mariæ Virginis. Het is een prachtig en echt luxe 17e-eeuws gebedenboek, volledig gedrukt in rood en zwart en het bevat 94 schitterende, ongesigneerde, grote en kleine kopergravures. Ze zijn van de Zuid-Nederlandse graveur Karel van Mallery (1571-na 1635). Mallery woonde in Antwerpen in de Keyserstraet en was een leerling – en vanaf 1598 ook schoonzoon - van de befaamde Philip Galle (1537-1612).


Officivm Beatæ Mariæ Virginis [...]. Antverpiæ, 1622
Vindplaats: CBC TFH B 6888
De grote gravures meten 170 x 115 mm, de kleine 74 x 114 mm. De kleine gravures plaatsen Maria in een opmerkelijk huiselijke, bijna ontroerende sfeer. Van de grote gravures zijn in het bijzonder die van Maria’s dood en ten hemelopneming van een uitzonderlijke schoonheid.




Het voorwerk bevat drie kleine gravures, waarvan de tweede en de derde herhaald worden op p. 153 respectievelijk p. 341. De gravure op p. 22 is overgeplakt met het frontispice (166 x 117 mm) uit Anton Ginthers Currus Israel (Augsburg 1726). Dat is jammer en ook tamelijk onbegrijpelijk, omdat het frontispice van G.H. Schifflin lang niet zo mooi is als de onderliggende gravure van Karel van Mallery. Overigens bezit de UB Tilburg twee exemplaren van Currus Israel en het zou wel heel bijzonder zijn als in één van beide exemplaren het frontispice ontbreekt.
In het Officie is niet alleen de tekst gedrukt in twee kleuren, ook veel van de initialen zijn gedrukt in rood en zwart. Zij zijn dus, net als de tweekleurige bladzijden, twee keer door de drukpers gegaan. Meerkleurige tekst kon immers niet in één drukgang op papier gezet worden. Veel bladen zijn zelfs drie keer door de drukpers gegaan, aangezien veel van de kopergravures te vinden zijn op bladzijden met tekst. Tekst, hoogdruk, en gravures, diepdruk, konden alleen in aparte drukgangen worden geproduceerd. Voor de boekdrukker is dit fraaie Officie dus een bijzonder arbeidsintensieve klus geweest.


Een latere bezitter van dit gebedenboek heeft teksten uit andere werken in de kneep van enkele katernen geplakt, zoals het gedicht ‘Zij is Onze Moeder’ uit 1875 van de in vergetelheid geraakte B.H. Pierson en p. 265-272 uit L. Neesens, Supplementum Theologiæ, dl. 2 (Mechelen 1758). Van Neesens boek bezit de UB Tilburg twee exemplaren en ook hier zou het opmerkelijk zijn als in een van de twee exemplaren nou net die pp. 265-272 ontbreken.
Dit Officie is in 1629 gebonden in geitenleer over houten platten met vergulde sneden en één forse messing sluiting. De letters die de eigenaar van de boekband aanduiden, konden nog niet worden verklaard: I.P.A. BIK: D.IN.H. De laatste eigenaar, voor het Officie in de UB Tilburg belandde, was het Grootseminarie Haaren. Hoewel platten en het boekblok tamelijk aangetast zijn door boekwurmen, blijft het hoe dan ook een prachtig, luxe gebedenboek. De UB Tilburg bezit overigens vijf Officiën van Maria, drie gedrukt in Antwerpen (1622, 1662 en 1700), één gedrukt in Keulen (1674) en één gedrukt in Maastricht (1731).

donderdag 18 oktober 2018

Leo Belgicus en de Tachtigjarige Oorlog

Al vroeg in de geschiedenis van de cartografie zijn symbolische voorstellingen gebruikt. De representatie van de Nederlanden in de vorm van een leeuw, de zogenaamde 'Leo Belgicus', past geheel in deze traditie. Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog maakte dit kaarttype een grote opmars. In het kader van de Maand van de Geschiedenis met als thema Opstand tonen we in onze vitrine op niveau 0 van de universiteitsbibliotheek enkele van deze kaarten.

De Oostenrijkse diplomaat en schrijver Michael von Aitsinger (Obereitzing ca. 1530 – Bonn 1598) kan de ‘uitvinder’ van de leeuwenkaart genoemd worden. In zijn boek De Leone Belgico (Keulen, 1583) prees hij de moed van de opstandige Nederlandse gewesten tegen Filips II. Het boek bevat een kaart van graveur Frans Hogenberg van de Zeventien Provinciën, afgebeeld als een brullende, zich oprichtende leeuw: een symbool van kracht en zelfbewustzijn, zonder agressieve of vijandige bedoelingen. Deze leeuwenkaart kreeg in de loop van de tijd veel navolgingen.


In 1632 publiceerde jezuïet Famiano Strada (Rome 1572 – aldaar 1649) het eerste deel (= ‘Decas Prima’) van De Bello Belgico, een in Rome uitgegeven boek over de Nederlandse opstand, geschreven vanuit de katholieke, pro-Spaanse hoek. Op de gegraveerde titelpagina staat deze Leo Belgicus, die qua model lijkt op de eerste leeuwenkaart van Von Aitsinger.
Leo Belgicus
Graveur onbekend, 1632
Kopergravure (eerste staat), 31 x 22.1 cm
Schaal ca. 1 : 1.650.000
VdH 093 / LB 07.1
Op de kaart met het noorden naar boven zien we een staande leeuw, kijkend naar rechts. Zijn klauw rust op een schild met de tekst De Bello Belgico Decas Prima Famiani Stradae Rom. Soc. Iesv. In de zee zijn links drie schepen te zien en in de staart van de leeuw zwemt een zeemonster. Strada publiceerde in 1647 het tweede deel (= ‘Decas Secunda’) en in 1651 verschenen beide delen in één band. Er waren edities in het Italiaans, Nederlands, Frans, Spaans en Pools, maar alleen de Latijnse en Nederlandse edities bevatten de leeuwenkaart.
De Brabant-Collectie bezit ook een vierde staat van deze kaart uit 1645, waarin enkele wijzigingen ten opzichte van de eerste staat zijn aangebracht. Zo is de marge aan de onderkant verdwenen en de schaal en afmetingen zijn veranderd. Op het schild rechtsonder staat: "Famianus Strada Verduytscht Door Gvilliam Van Aelst Den I. Druck". Aan de staart van de leeuw hangt een kompasroos, daaronder zwemt een zeemonster. Er vaart één schip in de Noordzee. De staande, naar rechts kijkende leeuw is omgeven door een allegorische sierrand met militaire attributen, zoals een musket, hellebaard, schilden en een trommel.


Leo Belgicus
Graveur onbekend, 1645
Kopergravure (vierde staat), 15.4 x 9.5 cm (met sierrand 27.3 x 17 cm)
Schaal ca. 1 : 3.800.000
VdH 101 / LB 08.4 (2)
Het is niet verwonderlijk dat gedurende de Tachtigjarige Oorlog de leeuw in de cartografie een steeds grimmiger uiterlijk ontwikkelde: de Leo Belgicus kreeg een politieke lading. En hij draaide zich om! Aanvankelijk brulde de leeuw naar het oosten, maar aangezien de dreiging vooral uit het zuiden kwam (eerst Spanje, spoedig daarna Frankrijk), kwam een ander type leeuw in opmars: een agressieve, in zuidelijke richting sluipende en brullende leeuw, met zijn kop in het westen van de Zuidelijke Nederlanden.


Leo Belgicus
Claes Jansz. Visscher, 1630
Kopergravure (vierde staat), 43.5 x 56.5 cm
Schaal ca. 1 : 930.000
VdH 066.4 / LB 16.4
De maker Claes Jansz. Visscher (Amsterdam ca. 1587 - aldaar, 1652) heeft een lopende, naar links kijkende leeuw afgebeeld. Hij had de originele koperplaten verworven van Hessel Gerritsz (Assum ca. 1581 - Amsterdam 1632). In de rechterbovenhoek staat de tweede titel in een rijkversierde cartouche met figuren: 'Nova XVII Provinciarum Germaniae Inferioris tabula, Leonis effigie, accurate delineata. A Nicolao Ioannis Piscatore'. Hieronder staat in een ovaal het monogram van de maker 'CJV'.  Links staat een versierde cartouche met de legenda en daaronder de tekst: "Tot Amstelredam Bij Claes Ianss. Vis:scher in der Kalver:straet Ao 1630". De kaart heeft een kompasroos en in de Noordzee varen vele schepen. Linksonder zijn schaalstokken aangebracht. Middenonder staat op een tegel een vers met de titel Leo Loquitur: De leeuw spreekt. De Latijnse tekst laat zich als volgt vertalen:


Net zoals u in mijn lichaam de sterke ledematen ziet
Zo ziet u in deze kaart de machtige provinciën
Welk een weldaad zou het zijn
Indien deze provinciën in vrede zouden leven
En elkaar hulp zouden bieden

De moraal hiervan is duidelijk. De leeuw kan dan wel sterk zijn, maar als de onderlinge partijen niet eensgezind en saamhorig zijn, dan zal de Republiek het niet redden.

De laatste leeuwenkaart dateert van 1815. Inmiddels zijn 'Leo Belgicus'-kaarten verzamelaarsobjecten geworden.


(Bovenstaand blogbericht is in bewerkte vorm op de site Brabants Erfgoed verschenen.)

maandag 1 oktober 2018

De archeologie van het handschrift

De Brabant-Collectie bevat een voor onderzoek en onderwijs interessante verzameling handschriften en fragmenten, waaronder ook een aantal fraaie exemplaren uit de middeleeuwen. Het oudste document bestaat uit twee perkamenten fragmenten uit de Spieghel Historiael van de Vlaamse dichter Jacob van Maerlant. Ze dateren uit ca. 1325-1350 en zijn in 1858 ontdekt bij een restauratie; ze fungeerden toen als scharnieren in de boekband om twee incunabelen.
Fragment van de Spiegel Historiael
Jacob van Maerlant
[Brugge of Damme], ca. 1325-1350
Brabant-Collectie / Tilburg University, KHS FRAG 1a-b
De Brabant-Collectie draagt ook zorg voor beheer en behoud van de handschriften van de Universiteitsbibliotheek van Tilburg University. Deze zijn afkomstig uit de collecties van het Grootseminarie Haaren en de minderbroeders Kapucijnen uit ’s-Hertogenbosch. In de jaren negentig zijn de collecties handschriften voor het eerst wetenschappelijk beschreven volgens de toen geldende normen.
Het lag daarom voor de hand dat een medewerker van de Brabant-Collectie dit jaar de meerdaagse cursus van de Summerschool aan de Universiteit van Amsterdam ging volgen. Jos Biemans, emeritus hoogleraar Boekwetenschap en Handschriftenkunde van de middeleeuwen aan de UvA, besteedde hierin aandacht aan de ‘Archeologie van het middeleeuwse met de hand geschreven boek’. Enthousiast loodste hij de deelnemers (conservatoren, informatiespecialisten, masterstudenten, maar ook een boekrestaurator en een vormgever) gedurende vijf dagen langs de geschiedenis, productie en vormgeving van het handgeschreven boek. De kern van zijn betoog was dat het onderzoek naar middeleeuwse handschriften multidisciplinair moet zijn. Specialisten van verschillende disciplines verrichten onderzoek naar uiteenlopende aspecten van het handschrift: materiaal, schrift, decoratie, watermerk, miniaturen, boekband, herkomst en tekst. De resultaten kunnen ons meer vertellen over het belang van een handschrift. Biemans verschafte eveneens inzicht in de huidige stand van het onderzoek binnen de boekwetenschap. Ter illustratie van zijn verhaal gebruikte hij unieke stukken uit de collectie van de UvA.
Op handschriftelijk gebied hebben de Brabant-Collectie en de Universiteitsbibliotheek zonder meer heel veel te bieden: ongeveer zeshonderd handschriften en archivalische bronnen van de middeleeuwen tot heden. Daarnaast bevat de collectie heraldische bronnen, kronieken, theologische geschriften, plaats- en reisbeschrijvingen, afschriften (kopieën) van zowel manuscripten als oorkonden én maar liefst tweeduizend brieven. Een formidabele bron voor multidisciplinair onderzoek en onderwijs.

Meditatie- en Gebedenboek
's-Hertogenbosch, Tertiarissenklooster Bloemenkamp, ca. 1512
Brabant-Collectie / Tilburg University, KHS 14
Getijdenboek
Arnhem, Bethaniëklooster, na 1450
Brabant-Collectie / Tilburg University, KHS 10
Literatuur:

  • J. van de Ven, Handschriften en handschriftfragmenten in het bezit van de Theologische Faculteit Tilburg (Tilburg, 1990)
  • C. Baarda en J. Hermans, Brabantse handschriften. Gerrit van Orden (1774-1854) en zijn schenking van handschriften aan het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant (Tilburg, 1992)
  • J.M.M. van de Ven, Over Brabant geschreven. Handschriften en archivalische bronnen in de Tilburgse universiteitsbibliotheek. Deel 1. Middeleeuwse handschriften en fragmenten. Miscellanea Neerlandica VIII (Leuven, 1994)
  •  L.S. Wierda, Catalogus van de handschriften, incunabelen en postincunabelen uit het bezit van de orde der minderbroeders-Kapucijnen in Nederland, nu aanwezig in de Bibliotheek van de Theologische Faculteit Tilburg. Miscellanea Neerlandica XXXVI (Leuven, 2006)

maandag 17 september 2018

De gouden jaren vijftig van de West-Brabantse wielersport

Onlangs verscheen een boek over de wielersport in West-Brabant in de jaren vijftig. De wielersport beleefde destijds een enorme bloeiperiode, vooral door de successen van Wim van Est en Wout Wagtmans in de Tour en de Giro. Van Est was de eerste Nederlander die de gele trui droeg tijdens de Tour. Hij is vooral bekend door zijn spectaculaire val in het ravijn van Aubisque. Wagtmans was een enorm talent. Hij debuteerde al op 20-jarige leeftijd in de Tour. Naast Van Est en Wagtmans komen ook andere West-Brabantse renners aan bod, zoalsThijs Roks, Jos Suijkerbuijk, Wies van Dongen, Leo van de Pluijm, Pieter de Jongh, Bas Maliepaard en nog vele andere die in de jaren vijftig actief waren. In 10 hoofdstukken (ieder jaar één) vertellen renners van toen (Piet de Bruijn, Bertus de Vree, Pierre Pellenaars, Adrie Roks, Wim van Dongen, Sjef Verhulst, Jan van Poppel, Kees van Amsterdam, Henk Rasenberg en Toontje Mertens) over hun leven op en rond de fiets. De hoofdstukken zijn in drieën opgedeeld: het eerste deel gaat over het leven van de renner, het tweede over hoe de West-Brabantse renners het deden dat seizoen en het derde deel geeft alle uitslagen van de dat jaar gereden koersen in West-Brabant. Het boek geeft een goed beeld van die tijd. Het is een belangrijke bijdrage aan het vastleggen van de West-Brabantse wielerhistorie.

Meer boeken over de wielersport kunt u vinden in rubriek H.

Vindplaats: BRA H3 LAMB 2018

maandag 3 september 2018

Tijdschrift: Tijding

Tijding is de naam van de kroniek van Heemkundekring Het Zuidkwartier te Ossendrecht. Haar werkterrein omvat het grondgebied van de Zuidwesthoekgemeenten, het gebied ten zuiden van Bergen op Zoom. Dit zijn de kernen Hoogerheide, Ossendrecht, Woensdrecht en Putte. De heemkundekring is opgericht in 1977. Vanaf het begin zijn er binnen de vereniging diverse werkgroepen werkzaam die zich actief bezighouden met een bepaald aspect van de heemkunde. Ook zijn er werkgroepen die de vereniging ondersteunen bij het realiseren van haar heemkundige doelstellingen. Fons Pijnen en Jan van Elzakker zijn de oprichters van de heemkundekring. Zij waren vanaf het begin overtuigd dat een eigen tijdschrift de bindende factor moest vormen tussen de leden. Sinds het eerste nummer zijn meer dan 5800 pagina’s gepubliceerd over heemkundige onderwerpen. Van 1981–2004 was de omslag van het tijdschrift, een kaart van het Zuidkwartier, een ontwerp van Kobus Rijsdijk. Vanaf 2005 staat op de omslag een fragment van een ingekleurde historiekaart (collectie West-Brabants Archief) van West-Brabant en Zeeland met de oorlogshandelingen van 1631.
Tot nu toe zijn 41 jaargangen van het periodiek verschenen, 3 nummers per jaar. Het eerste nummer verscheen een jaar na de oprichtingsvergadering, op 1 april 1978. Hierin staat een artikel van Huub Juyn over de zandgronden van het Zuidkwartier (Tijding 1978, nr.1 p.4-5). Hij gebruikt hierin als eerste de term Brabantse Wal, een term die intussen volledig ingeburgerd is. Jac van den Bussche en Jan van Elzakker zijn belangrijke auteurs voor het tijdschrift. Van Elzakker, ruim 40 jaar als vrijwilliger actief binnen de kring, schrijft sinds 1990 artikelen over de geschiedenis van Woensdrecht en geeft lezingen. Daarnaast is hij lid van de werkgroep dialecten.
In elke Tijding staat een artikel onder de titel ‘Schatten in ons museum’, verzorgd door de Museum-werkgroep. De werkgroep Dialecten levert ook zeer regelmatig stukken aan. Er zijn een aantal speciale uitgaven van Tijding verschenen rond een bepaald thema, zoals nummer 1 uit 1987, getiteld ‘800 jaar Ossendrecht’. Dit nummer gaat over het feit dat in 1187 de naam Alardus van Ussendrecht op een akte wordt geplaatst. Hieruit wordt de conclusie getrokken dat in 1987 Ossendrecht 800 jaar bestond.
Op de website van Het Zuidkwartier staan alle tijdschriftnummers, behalve de twee laatste jaargangen, en een overzicht van alle inhoudsopgaven.
Het tijdschrift is aanwezig en raadpleegbaar op niveau 0 van de universiteitsbibliotheek.

Vindplaats: T 07443