Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 19 december 2022

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Hilvarenbeek naar Groot Speijck

Etappe 14 Brabants Vennenpad (21,2 km)

Vandaag lopen we het laatste traject van het Brabants Vennenpad met als beginpunt De Vrijthof in Hilvarenbeek.
Marktplein te Hilvarenbeek. Prentbriefkaart. Maker en uitgever onbekend.
Datering: vóór 1906. Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: pbk-H 64.1 / 121 Mark (5)
De Vrijthof met de Sint-Petrus'-Bandenkerk te Hilvarenbeek (december 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University

De Vrijthof vormt de kern van Hilvarenbeek. In zijn werk De geschiedenis van Hilvarenbeek tot 1813 schrijft P.C. de Brouwer dat van oudsher de naam De Vredehof in zwang was: “De Vredehof, zei men, was afgesloten door de “Vier heckens”. Dit gedeelte van het dorp, de dorpskern, draagt van de aanvang af daarom de naam van “de Vrijthof”.” (pag. 6). In de jaren 50 van de vorige eeuw wordt voorgesteld om in plaats van de toen gangbare benaming De Markt de naam De Vrijthof te gebruiken. Dat voorstel wordt aangenomen en met veel genoegen, aldus een bericht in Het Nieuwsblad van het Zuiden van 26 juli 1955: “Het gemeentebestuur heeft nl. de gelukkige gedachte gehad om, nu er in het gehele dorp een nieuwe huisnummering komt en er enkele straatnamen bijkomen of gewijzigd worden, om de naam “Markt” officieel te veranderen in “Vrijthof”. Een verandering die zonder twijfel met grote voldoening door het gros van de bevolking begroet zal worden.”


Bewoning in het gebied rond Hilvarenbeek gaat terug tot de prehistorie, zo maken archeologische vondsten ons duidelijk. In een akte uit 1157, bewaard in de Abdij van Tongerlo, wordt voor het eerst de plaats Beke genoemd. In de 14e eeuw komt hier een toevoeging bij, waardoor varianten als onder andere Hildewarenbeecke, Beke sancte Hildewaris en Hilvarembeke in gebruik raken. Mogelijk gaat die toevoeging terug op de adellijke vrouw Hilsondis, ook wel Hildeware genoemd. Zij was de echtgenote van Ansfried (ca. 940-1010), de latere bisschop van Utrecht. Hilsondis wordt ook in verband gebracht met het stichten van de eerste stenen kerk in Beek omstreeks 990. Rond 1150 vindt een uitbreiding plaats en wordt de kerk, als een van de eerste in het hertogdom Brabant, verheven tot kapittelkerk. De daaropvolgende eeuwen wordt de kerk nog verder uitgebouwd, met als eindresultaat de Sint-Petrus’-Bandenkerk zoals we die nu kennen, met zijn karakteristieke peervormige torenspits die vanuit de verre omgeving zichtbaar is.
Op De Vrijthof zien we verder nog de Gebodenlinde staan. De huidige boom stamt vermoedelijk uit omstreeks 1676, maar al vanaf de middeleeuwen kondigden de Heren van Hilvarenbeek, en later het dorpsbestuur, op deze plek hun regels af. Tevens werd er recht gesproken.

We verlaten Hilvarenbeek en lopen in noordelijke richting door het beekdallandschap van De Gooren. Brabants Landschap heeft in 2019 natuurherstelwerkzaamheden verricht, waardoor het gebied zijn oude karakter heeft teruggekregen. Zelfs op een grijze decemberdag is het een genot hier doorheen te lopen. We bereiken het Wilhelminakanaal dat we aan de overkant bijna twee kilometer volgen. Vervolgens slaan we rechtsaf naar de Kerkeindse Heide. Begin 20e eeuw is dit gebied ontgonnen en beplant met voornamelijk naaldbomen, waardoor er weinig heide is overgebleven. Noud Aartsen maakte in de jaren 60 van de vorige eeuw deze foto van een ven op de Kerkeindse Heide, ingeklemd tussen de rijbanen van de A58.
Kerkeindse Heide. Foto. Maker: Noud Aartsen. Datering: jaren 1960. Formaat: 17,9 x 23,8 cm.
Vindplaats: NA/BL/36/003. © Noud Aartsen / Brabant-Collectie, Tilburg University
Een viaduct voert ons naar de overkant van de drukke snelweg. We laten het autogeraas achter ons en lopen door de bossen van de Brekxsche Hoven. We passeren twee vennen die niet zichtbaar zijn vanaf onze wandelroute. Links ligt achter prikkeldraad het Baksven, sinds 1909 in gebruik als natuurzwembad en toegankelijk voor leden van zwemvereniging Het Baksche Ven. Zomer 1934 zijn enkele luchtfoto’s van het complex gemaakt die je hier kunt bekijken op onze beeldbank BCfinder. Verder staan in het boekje Het Baksche ven in het familiealbum 1909-1984 leuke, alledaagse foto’s van deze zwemvereniging door de jaren heen.

Rechts van onze route, ook achter prikkeldraad, ligt het Galgeven. Hier werd eveneens gezwommen, echter niet onder het toeziend oog van een zwemvereniging, en het ven was berucht om het aantal drenkelingen.

Galgenven, Oisterwijk. Prentbriefkaart. Maker onbekend. Datering: vóór 1918.
Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: pbk-O 18.2 / 930 Galg (1)
Begin 19e eeuw laten veel Tilburgse textielbaronnen hun wol in Dordrecht vollen, omdat het water in die omgeving daar zeer geschikt voor is. Door het vollen wordt de wollen stof steviger, comfortabeler en mooier. In 1811 wordt aan de noordzijde van het Galgeven een door de wind aangedreven volmolen gebouwd. Dordtenaar Frederik van den Bergh (1785-1847) koopt deze windmolen om de wol ter plekke te vollen; dat scheelt een omslachtig en oneconomisch transport heen en weer. In 1836 krijgt de volmolen stoomkracht. Rond de molen worden enkele arbeidershuisjes en een kantoortje gebouwd. In 1857 wordt alles volledig afgebroken. Alleen wat loofbomen uit die tijd herinneren nu nog aan vroeger. Uiteindelijk is familie Van den Bergh 160 jaar eigenaar van het gebied rondom het ven, dat in de volksmond ook Berghven wordt genoemd. De nazaten van Frederik van den Bergh zetten zijn wollenstoffenfabriek voort, met als hoogtepunt de exploitatie van de AaBe-fabriek in de periode 1929-2008. Voor wat betreft het aantal werknemers was dit de grootste werkgever van de Tilburgse textielindustrie.
Wil je het Galgeven zien, dan moet je een flinke lus toevoegen aan de officiële wandelroute. De aftakking naar het Galgeven, in het boekje van het Brabants Vennenpad aangegeven met een stippellijn, is namelijk niet meer beloopbaar: je stuit hier op prikkeldraad en privéterrein. Overigens is zo’n omweg zeker de moeite waard, gezien de landschappelijke en natuurwaarde die het ven momenteel heeft.

Aangekomen bij een vijfsprong gaan we scherp rechtsaf. Hier ligt een verhoging in het landschap met steile randen. Tot eind jaren 1960 was dit terrein, evenals zeven andere gebieden hier in de nabije omgeving, in gebruik als vuilstortplaats. Ook de volgende plek waar we aankomen, de houten hangbrug over de Voorste Stroom, was in het recente verleden een veel minder idyllische plek dan het nu is.
Houten hangbrug over de Voorste Stroom (december 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Met de uitbreiding van de textielindustrie in Tilburg in de 19e eeuw groeit het probleem van het afvalwater. De aanwezige waterlopen worden gebruikt als afvoerputje en door de hogere ligging van Tilburg stroomt het vervuilde water zowel in westelijke als oostelijke richting de stad uit. Notoire bekendheid krijgen de Tilburgse blauwsloten. Henk van Doremalen citeert in zijn artikel Historische ontwikkeling van de afvalwaterzuivering in Moerenburg deze veelzeggende uitspraak van de Tilburgers: “We hèbben ok enen blauwe slôot, èn as ge em ruukt dan valde dôod.” Via de Voorste Stroom drijft de vieze smurrie richting Oisterwijk. Lange tijd wast Tilburg zijn handen in onschuld, tot groot ongenoegen uiteraard van bewoners en bestuur van Oisterwijk. Diverse malen ligt er een zaak bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarin om schadeloosstelling wordt gevraagd voor de vervuiling door de Tilburgse industrie. Op 19 maart 1915 biedt dit soelaas: in een uitspraak die nu nog bekend staat onder de naam Het Voorste Stroom Arrest wordt Tilburg gedwongen tot het doen van betalingen.
Enkele jaren later komt Tilburg met het plan voor het aanleggen van vloeivelden om rioolwater te zuiveren, onder andere bij het Baksven en het Galgeven. Maar de eerder genoemde familie Van den Bergh, de abt van het nabijgelegen Trappistenklooster en Vereniging ‘Mooi-Nederland’ slaan de handen ineen: hun protest tegen deze plannen verwoorden ze in een fraai vormgegeven brochure. En met succes, want de plannen verdwijnen in de prullenbak.
Omslag van De Tilburgsche drainageplannen etc. Nijmegen:
N.V. Maatschappij "Mooi Nederland", 1919. Vindplaats: CBM B 08535
In onze tijd zet Stichting Duurzaamheidsvallei zich in voor het behoud en de versterking van het fraaie beekdal van de Voorste Stroom tussen Tilburg en Oisterwijk. In 2021 publiceerde zij in samenwerking met Vereniging Behoud Moerenburg het mooi geïllustreerde boek De Voorste Stroom van Moerenburg tot Durendael; een ondergewaardeerd beekdal. Hierin nemen ze het op voor een kleinschalig landschap met een rijke flora en fauna dat ten onrechte nogal eens over het hoofd wordt gezien.

We komen uit bij café Mie Pieters aan de Laag Heukelomseweg. In 1860 was hier al een café gevestigd, en wel onder de naam Jagers en Vissers Lust. Mie Pieters was 64 jaar lang de uitbaatster, tot 1930. In 2015 sloot het café vanwege gebrek aan klandizie. Maar al na een half jaar waren er nieuwe eigenaars. Een opknapbeurt en een restauratie van twee muurschilderingen volgden. En zo is het een heerlijke pauzeplek geworden die historie ademt.

Via landgoed Ter Braakloop en lopend langs enkele vennen komen we uit op landgoed De Oude Hondsberg. Onderstaande aquarel geeft een indruk van hoe het er hier uitzag in 1831.

Het koepeltje op den Hondsberg. Aquarel. Maker: Paula Sloet tot Everlo O.S.B. Kopie naar
een oorspronkelijke tekening van D.T. Gevers van Endegeest uit 1831. Datering: 1950.
Formaat: 11,2 x 18,3 cm. Vindplaats: O 18.2 / 930 (1) 
In de jaren 1820 laat Jan Hendrik van Lynden van Lunenburg (1765-1854) op dit landgoed lanen aanleggen en een grote hoeveelheid bomen planten. Dat laatste gebeurt rond 1840 ook in het kader van de werkverschaffing. Vanaf de jaren 1963-1964 is het landgoed in handen van Brabants Landschap.

En zo bereiken we Groot Speijck, het eindpunt van de dag en tevens van het Brabants Vennenpad. De cirkel is rond, 258 km zitten er op. Wil je alle blogberichten over deze wandelroute nog een keer teruglezen, klik dan hier.
Voor nu lassen we een korte winterstop in, maar voorjaar 2023 gaan we opnieuw op pad. Aan de hand van een nieuwe route wandelen we dan weer door de Brabant-Collectie en het Brabantse land. Welke route dat gaat worden, houden we nog even geheim.

Bronnen:
  • P.C. de Brouwer: De geschiedenis van Hilvarenbeek tot 1813. Hilvarenbeek: De Hilverbode, 1947. Vindplaats: CBM 204 F 01
  • H. van Doremalen: Historische ontwikkeling van de afvalwaterzuivering in Moerenburg. In: Tilburg, 2006, jaargang 24, nummer 2, pag. 64-67. Vindplaats: T 06243
  • J. Scheirs en D. Zweers: Bouw en geschiedenis van de toren van Hilvarenbeek. Hilvarenbeek: Stichting Bikse Torensteun, 1990. Vindplaats: BRA Y ONDE 2
  • Stichting Duurzaamheidsvallei: De Voorste Stroom van Moerenburg tot Durendael: een ondergewaardeerd beekdal. Woudrichem: Pictures Publishing, 2021. Vindplaats: BRA W DUUR 2021
  • H. Stoepker: De Petruskerk van Hilvarenbeek in archeologisch perspektief. In: Hilvarenbeek duizend jaar: bijdragen tot een symposium over de geschiedenis der Brabantse dorpen. Hilvarenbeek: Heemkundige Kring Hilvarenbeek en Diessen "Ioannes Goropius Becanus" / Drukkerij "De Hilverbode", 1988. Pag. 65-81. Vindplaats: BRA Y HILV 1988
  • De Tilburgsche drainageplannen: een bedreiging voor de schoone oorden in het gebied der vennen onder de gemeenten Moergestel, Oisterwijk en Berkel-Enschot. Nijmegen: N.V. Maatschappij "Mooi-Nederland", 1919. Vindplaats: CBM B 08535 

maandag 12 december 2022

Ravelyn, al 40 jaar heden en verleden van Willemstad

Heemkundekring ‘De Willemstad’ is al veertig jaar verantwoordelijk voor het verschijnen van Ravelyn. Het blad valt drie keer per jaar op de mat bij de leden. In september 1982 was dat voor de eerste keer. Het is een felicitatie waard dat Ravelyn zich nu al vier decennia staande houdt. Want Willemstad, tegenwoordig deel uitmakend van de gemeente Moerdijk, telt slechts iets meer dan drieduizend inwoners. Maar de geschiedenis is zeer uitgebreid en veelzijdig. Het feit dat het eeuwenlang gelegen was op of nabij staatkundige grenzen en ook de ligging aan het water hebben deze rijke geschiedenis voor een belangrijk deel bepaald. En dit heeft ervoor gezorgd dat er veel onderzoek gedaan kon en kan worden naar dit verleden, en ook het heden. Een van de mensen van het eerste uur, Cees van Mastrigt, heeft zich tot aan zijn overlijden in 2021 actief ingezet voor de heemkundekring, maar zeker ook voor Ravelyn. In de databases van de Brabant-Collectie, te raadplegen via BCfinder, zijn meer dan 150 artikelen van zijn hand te vinden. Het archiefonderzoek dat aan zijn artikelen ten grondslag ligt, bewijst dat Willemstad een plaats is waar veel over verteld kan worden.

De drie nummers die jaarlijks het licht zien, tonen ook de verscheidenheid aan geschied- en heemkundige onderwerpen. Natuurlijk is de vestingstad en de daarmee gepaard gaande militaire geschiedenis vaak het uitgangspunt van een publicatie. Willemstad maakte deel uit van de Zuiderwaterlinie. Ook de specifieke ligging in de noordwesthoek van Noord-Brabant aan het Hollandsch Diep en de rondom Willemstad gelegen polder Ruigenhil (tot 1584 de naam van Willemstad!) zijn regelmatig onderwerp van onderzoek. De scheepvaart, biografieën van predikanten, de gebouwde omgeving, bedrijfs- en familiegeschiedenissen, topografische verkenningen, feesten en gebruiken, de Tweede Wereldoorlog, etc.: het is allemaal een of meer keer langsgekomen in de voorbije veertig jaar Ravelyn. En er is vast nog meer te ontdekken. Op naar de toekomst. De complete reeks van het tijdschrift is aanwezig in de Brabant-Collectie en op artikelniveau ontsloten in BCfinder. Maar daarnaast is hier nog veel meer over Willemstad te vinden. De Topografisch-Historische Atlas biedt een keur aan afbeeldingen met Willemstad als onderwerp en dit geldt ook voor een aanzienlijke hoeveelheid oude drukken en (hoofdstukken in) boeken. Kortom, de Brabant-Collectie heeft voor de Willemstad-onderzoeker het nodige te bieden; dit alles kan ter plekke worden geraadpleegd.


Vindplaats: T 07437

dinsdag 6 december 2022

Brabantse rage in de jaren twintig van Heilig Hartbeelden

Net als wegkapellen, wegkruisen, Lourdesgrotten, gevelbeeldjes en devotietegels rekenen we Heilig Hartbeelden tot kleine religieuze monumenten. De standbeelden werden opgericht als teken van devotie, gewijd aan het Heilig Hart van Jezus. In de prentbriefkaartenverzamelingen van de Brabant-Collectie zijn talrijke afbeeldingen aangetroffen.

Vooral in de jaren twintig werden deze beelden in de open ruimte geplaatst. Je vond ze op centrale pleinen of plantsoenen naast de kerk, het kerkhof en het klooster en ook in de tuin van religieuze gemeenschappen en op een binnenplaats of speelplaats van (kost)scholen. In de loop der tijd zijn de Heilig Hartbeelden soms verplaatst, in verval geraakt en/of opgeruimd. Een aantal wordt beschermd als gemeentelijk of rijksmonument. Ook bij mensen thuis trof je deze beelden aan, echter in een veel kleiner en handzaam formaat.

De Heilig Hart-devotie kent in onze provincie meerdere oplevingen. Allereerst in de periode van 1875 tot 1920. Vervolgens in de jaren twintig en dertig, mede ingegeven door de heiligverklaring in 1920 van de Franse kloosterzuster Marguerite-Marie Alacoque (1647-1690). De verering werd ook vanwege de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog bevorderd door paus Pius XI. Tot slot was de Heilig Hart-devotie ook populair in de jaren vijftig van de vorige eeuw. In Tilburg werd een grootse Heilig Hartprocessie gehouden. In de jaren zestig raakte deze traditie echter grotendeels uit de gratie.
Met name in de jaren twintig ontstond een rage in de oprichting van Heilig Hartbeelden. Ze werden aangeboden ter gelegenheid van een jubileum van een gebouw of priesterschap. De benodigde gelden werden grotendeels door de parochianen bijeengebracht, soms legde de pastoor bij en een enkele keer deden particulieren dat.

Schoolkinderen en inwoners zijn vaak vereeuwigd voor een imposant Heilig Hartbeeld. Op de voorkant van onderstaande ansichtkaart zien we ontspanning op ‘de cour’: spelende schoolmeisjes in uniform in het gezelschap van een ietwat verscholen zuster bij Christus-Koning. Deze prentbriefkaart is door Soeur Petra verstuurd aan haar in Steenbergen woonachtige, getrouwde zus: "Beste Antoinette, Ook een kiekje van ons H. Hartbeeld op onze speelplaats dat we ten geschenke hebben gekregen met het 25 jaar bestaan onzer kweekschool. Hoe is ’t leef je nog? …" 
Heilig Hartbeeld op de speelplaats van Kweekschool St. Antonius, Dongen, 1920.
Prentbriefkaart. Foto: Berk, Dongen. Brabant-Collectie, Tilburg University

In de prentbriefkaartencollectie van de Waalrese fotograaf Jan Bijnen (1874-1959) zijn tot op heden tien opnamen van Heilig Hartstandbeelden aangetroffen, te weten die van Acht (2x), Best, Bergeijk (2x), Budel, Knegsel, Reusel, Valkenswaard en Wintelre.
Op Tweede Pinksterdag 6 juni 1927 werd het Heilig Hartbeeld met de aanleg van het park naast de Sint-Willibrorduskerk te Wintelre geschonken door Arnoldus, de zoon van Jan Mollen-Wouters. Het monument wordt vergezeld door twee witte leeuwen. De parochianen - o.a. de Jonge Boerenstand – verrichtten hand- en spandiensten. Het bronzen beeld is ontworpen door de Franse beeldhouwer Jules Déchin (1869-1947). Firma Van Haaren uit Veghel vervaardigde het beeld en Firma Kluytmans uit Eindhoven de sokkel.
Wintelre, H. Hartbeeld. Prentbriefkaart. Foto: Jan Bijnen.
Datering: 1927. Brabant-Collectie, Tilburg University

Ook in zijn eigen geboorte- en woonplaats heeft Jan Bijnen het volksfeest tijdens de intronisatie op de gevoelige plaat vastgelegd. Onder grote belangstelling wordt het beeld onthuld door de burgemeester en ingezegend door de pastoor en/of bisschop. De straten zijn versierd met vlaggen en guirlandes. De bruidjes leggen bloemstukken bij het standbeeld. De stoet bestaat o.a. uit gilden, jeugd- en werkliedenverenigingen, harmonieën of fanfares en zangkoren. Jaarlijks vindt er daarna in juni een Heilig Harthulde met een bloemenzee van de parochianen en de hernieuwing van de intronisatie plaats.
St. Martinusgilde in optocht tijdens het feest der intronisatie van het Heilig Hart,
Waalre, 1922. Prentbriefkaart. Foto: Jan Bijnen. Brabant-Collectie, Tilburg University

Er werden prijsvragen uitgeschreven voor de stroom Heilig Hartbeelden. Katholieke beeldhouwers, zoals de Eindhovense Jan Custers, de Roermondse Jean Geelen en de Wageningse August Falise, en Brabantse en Limburgse kerkelijke beeldhouwateliers vervaardigden deze monumenten. In Devotionalia nummer 231 (juni 2020) publiceerde Peter Thoben een artikel over de beeldhouwer August Falise en diens prijsvragen voor Heilig Hartbeelden voor met name Tilburg, Venlo, Weert en ‘s-Hertogenbosch. De beelden zijn gehouwen uit natuur- of kalksteen of uit brons vervaardigd. Meestal zijn ze op een voetstuk (een gemetselde sokkel) – soms nog verhoogd met zand – geplaatst en voorzien van een opschrift. In de jaren twintig ontwikkelt de neogotische stijl naar een meer gestileerde vormentaal.

Een impressie van de voorstelling van de Christusfiguur met midden op zijn borst een vlammend hart én de weergave als beeldengroep zoals opgenomen in nummer 241 van het tijdschrift Devotionalia is hier te bekijken.