Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 24 juli 2023

Persbericht Fototentoonstelling De Mix Nederland 'Aarde'

Op 1 september 2023 opent in Tilburg de fototentoonstelling De Mix Nederland ‘Aarde’ met fotografie van Martien Coppens (1908-1986) en Wiesje Peels (1975).
Locaties: Station Tilburg en campus Tilburg University

Schuilhut op De Peel, 1945. Martien Coppens. Vindplaats: Cop / IM 5a
© Nederlands Fotomuseum, Rotterdam / Brabant-Collectie, Tilburg University
Wiesje Peels heeft naar aanleiding van het historisch werk van Martien Coppens haar DOKAR gebouwd. Een mobiele donkere kamer kar achter haar fiets. Als ode aan Martien Coppens en analoog werken. ‘Aangedreven' door het werk van Martien Coppens is ze met haar DOKAR vanuit Breda naar De Peel gefietst en heeft ze onderweg door Brabant landschappen en haar bewoners gefotografeerd. Ter plekke ontwikkelde ze haar films en maakte ze afdrukken. Auteur Wilfried de Jong schrijft de tentoonstellingstekst.

Wiesje Peels bij haar DOKAR, Helenaveen, 2023
© Hans de Kort
De Mix Nederland ‘Aarde’ is de Noord-Brabantse en achtste editie uit de serie van twaalf tentoonstellingen van De Mix Nederland, een initiatief van stichting Beeldmix samen met de Brabant-Collectie, Tilburg University, NS en ProRail. De Mix Nederland wordt ondersteund door het Mondriaan Fonds en Prins Bernhard Cultuurfonds. Bij iedere editie wordt historische fotografie gebruikt als bron van inspiratie voor hedendaagse Nederlandse fotografen.

“Ik ben erg trots dat de fototentoonstelling met werk van Wiesje Peels en Martien Coppens te zien is op Station Tilburg. Het is een aangename verrassing voor reizigers en we hopen dat de expositie op het station hen ook naar Universiteit Tilburg brengt om daar het andere deel te bekijken”, Magdalena Piotrowska, NS Regiodirecteur Zuid.

“Staand op de schouders van onze voorgangers, kijkend met de blik naar het heden om deze te vangen voor de toekomst”, Pia van Kroonenburgh, Bibliothecaris Brabant-Collectie / Tilburg University.

Wiesje Peels over Martien Coppens:
“Eind jaren ‘70 begin jaren ‘80 wilde je een fotoboek samenstellen met je 100 beste foto’s. Dit binnen een opdracht vanuit de provincie als eerbetoon aan je werk als fotograaf. De provincie vond je eerste voorstel van je geselecteerde foto’s niet representatief genoeg voor Brabant. Je besloot na overleg een ‘zelfportret’ samen te stellen uit meer dan 100 foto’s waar evengoed toch het Brabants karakter in terug te zien zou zijn. De provincie had niets te vrezen.
Het werd een sterk geconcentreerde samenvatting van onderwerpen die jou het sterkst boeiden. Een persoonlijke bekentenis zonder te verwijzen naar fotogeschiedenis en esthetische opvattingen. Daar ben ik binnen ‘Aarde’ ook naar op zoek. Binnen het selectieproces van jouw werk, maar ook binnen het door mij te gaan maken werk.
Ik kreeg de mogelijkheid door stichting Beeldmix met mijn ogen naar jouw werk te kijken en opnieuw een selectie te maken. Als een soort ‘zelfportret’ van mijzelf gespiegeld in het werk van jou. Wat kenmerkend aan jou is, is je beheersing van de techniek. Je bent een meester in het doordrukken en het terughouden bij het vergroten en afdrukken van je foto’s in de donkere kamer.
Je zei: "Toonvlakken zijn het, waaruit de foto is opgebouwd, zij bepalen dus de zeggingskracht en deze zijn geheel in uw macht, alleen begrensd door de mate, waarmee gij dit onderdeel uwer techniek beheerscht." Een fotograaf is ‘een werker met licht’. Het bereiken van licht-ritme; de verdeling van licht-donker. Je was trots op je handwerk in een tijd van mechanisatie en dat zonder computer.
Dit is wat ik graag wil herontdekken. Het analoog fotograferen. Vertrouwen op je intuïtie. Het oprakelen van de kunde die me eerder gewoon was tijdens mijn studie en werkzame leven binnen het voor mij relatief korte analoge tijdperk. De focus, het ambacht, de weg naar het beeld toe. Dit door middel van een reis met een mobiele donkere kamer achter mijn fiets. Ik wil een ode brengen aan jou en aan dat analoog werken. Dit delen met mensen die ik ontmoet of die het werk gaan beschouwen."

Zelfportret, Lieshout, 1964. Martien Coppens
© Nederlands Fotomuseum, Rotterdam / Brabant-Collectie, Tilburg University 
Biografie Martien Coppens (1908-1986)
Zijn wieg stond in het Brabantse Lieshout. Coppens was de oudste zoon van een klompenmaker. Tijdens zijn middelbare schooltijd raakte hij gefascineerd door de fotografie. Na de HBS verdiepte hij zijn fotografische kennis door het fototijdschrift Focus en door zijn contact met hoofdredacteur Adriaan Boer werd hij gestimuleerd om een opleiding te volgen. Na zijn studietijd in München (Bayerische Staatslehranstalt für Lichtbildwesen) en een stage in Middelburg opende Martien Coppens in 1932 een portretatelier en fotozaak in Eindhoven. In 1935 trouwde hij met Nanda Cuppens, een molenaarsdochter uit het Belgische Reppel. Het echtpaar kreeg tien kinderen. Bij het bombardement van Eindhoven ging zijn atelier aan de Emmasingel in vlammen op.
Daarna maakte hij vooral reportages in opdracht en vrij werk. Zijn meeste landschapsopnamen werden vóór, tijdens of kort na de oorlog gemaakt. Coppens’ verbondenheid met de natuur was groot.
Martien Coppens wordt wel de beeldhouwer onder de fotografen genoemd. Zijn werk gaat zoveel verder dan zomaar een portret. Hij dankte zijn bekendheid vooral aan zijn foto’s van Brabantse boerenkoppen. Maar ook aan zijn immense productie: liefst zeventig fotoboeken en talrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Coppens liet een indrukwekkend fotografisch oeuvre na, waarin veel aandacht voor het Brabantse platteland en zijn bewoners. De erfgenamen Coppens hebben 1.632 door Martien zelf afgedrukte foto’s (de kerncollectie vintage prints) en zijn archief voor onbepaalde tijd in beheer gegeven aan de Brabant-Collectie, gevestigd in de Tilburgse universiteitsbibliotheek. De negatieven en contactafdrukken zijn ondergebracht bij het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam.

Wiesje Peels (1975)
De foto's van Wiesje Peels zijn eerder een uitdrukking van hoe ze persoonlijke verhoudingen interpreteert en naar haar hand zet. Situaties die ze aantreft, verbijzondert ze en werkt ze uit in zorgvuldige fotografische composities. De kracht van haar foto's zit in de kwetsbaarheid van de menselijke vergankelijkheid. Iets wat waardevol is, staat steeds op het punt van verdwijnen. Vlak voordat het vergaat, legt Wiesje Peels dat in een ontroerend beeld vast. Haar manier van werken heeft een ‘performatieve kant’. Ze bouwt gereedschappen om mee te verbinden. Binnen en buiten een kader. Zo ontwierp ze i.s.m. Nest (familiair samenwerkingsverband) in opdracht van BredaPhoto het toneelbeeld voor de uitvoering van ‘Islands’ door componist Richard Ayres en het Asko Schönberg ensemble. Hierin kwamen muziek, film, fotografie, ruimtelijk ontwerp en performance samen. Voor ‘Aarde’ bouwde ze haar DOKAR, een donkere kamer op wielen. Als ode aan Martien Coppens. Hiermee fietste ze door De Peel. Tijdens haar reis kon ze haar analoog gemaakte foto’s direct ontwikkelen en afdrukken.

De Mix Nederland ‘Aarde’ met Martien Coppens (1908-1986) en Wiesje Peels (1975) is vanaf 1 september t/m 31 oktober 2023 te zien en is vrij te bezichtigen op Station Tilburg en op de campus van Tilburg University: Esplanade & Cobbenhagen gebouw. 

De binnenexpositie in het Cobbenhagen gebouw (alleen door de weeks te bezoeken) is verlengd t/m 4 januari 2024.
For information in English: see the event.

Er verschenen in de pers o.a. artikelen in FocusBN De Stem, Eindhovens en Brabants Dagblad, De Gelderlander, Stadsnieuws Tilburg, p. 16 en online bij Brabant Cultureel, Nieuws.ns.nl, Deurne Media Groep, Nieuws Tilburg University, Erfgoed Tilburg en Make it in TilburgUnivers publiceerde een reportage op film en een artikel in de reeks Sprekend VerledenBrabant Cultureel plaatste een tweede artikel met de mooie woorden: "De Mix Nederland ‘Aarde’ is zo’n expositie waar je niet snel uitgekeken bent. Niet op de laatste plaats omdat het boeiend is te zien hoe Wiesje Peels intuïtief dan wel associatief reageert op het werk van Coppens."

Hemeldraagster, 2023. Wiesje Peels
© De Mix Nederland 'Aarde', Stichting Beeldmix

Landgoed Oosterheide. Cultuurhistorie en verhalen

Afgelopen januari verscheen een boek met verhalen over geschiedenis en natuur van het landgoed Oosterheide, gelegen tussen Oosterhout en Breda. Het boek geeft veel wetenswaardigheden over de ontstaansgeschiedenis, de bewoners, het gebied, de omgeving en het huidige beheer. Ook is er veel aandacht voor de bijzondere flora en fauna, uniek voor dit gebied. Het landgoed, waarover vele verhalen de ronde doen, heeft een rijke cultuurhistorie. Vroeger was het militair terrein. In de 18e eeuw vonden er drie grote legeroefeningen plaats. De eerste onder Willem IV, de tweede en derde onder Willem V. In het boek staan ook een aantal volksverhalen over het landgoed, onder andere in relatie tot de militaire oefeningen en verder over ridders, heksen, spoken en duivels. Begin 20e eeuw kwam de familie Delcourt op het landgoed wonen. Zij gaven het landgoed de huidige vorm. In 1975 kocht Natuurmonumenten het landgoed van de familie en beheert het tot op de dag van vandaag met veel zorg en oog voor detail.

Vindplaats: BRA J SMEU 2023

dinsdag 11 juli 2023

Molens in Noord-Brabant

Voor het juninummer van het tijdschrift In Brabant doken Jeroen Arts, Arnoud-Jan Bijsterveld en Emy Thorissen in de beeldbanken van diverse Brabantse archieven en erfgoedinstellingen en stelden een beeldverhaal over molens in onze provincie samen.

Op 13 en 14 mei vond in Nederland voor de vijftigste keer Nationale Molendag plaats. Van de ongeveer twaalfhonderd molens in Nederland staat zo’n tien procent in Noord-Brabant, een fractie van wat er ooit heeft gestaan.

De Koeveringse molen was een standerdmolen die precies op de grens van de voormalige gemeenten Sint-Oedenrode, Veghel en Schijndel stond. Daarom gaf hertog Jan II in 1299, voorafgaand aan de bouw, toestemming dat de molen graan mocht malen voor de inwoners van deze drie dorpen. Op 25 september 1944, tijdens de bevrijding, werd de molen in brand geschoten.
Foto: Nard Vogels, voor 1944. Brabant-Collectie, Tilburg University

Tijdens de agrarische expansie in de elfde en twaalfde eeuw deden water- en windmolens hun intrede in de Nederlanden: de oudste vermeldingen van windmolens in Vlaanderen dateren uit die tijd. In cijnslijsten en oorkonden uit Noord-Brabant vinden we de eerste watermolens terug, zoals die van Stipdonk op de Aa bij Lierop, vermeld in 1179. De eerste West-Europese windmolens waren zogeheten standerd- of kastmolens, die graan tot meel maalden. In de eeuwen daarna volgden tal van technische verbeteringen, zoals een draaibare kap die het mogelijk maakt de wieken naar de wind te draaien. In de late middeleeuwen werden de eerste molens gebouwd in (bak)steen, aanvankelijk als rechtopgaande torenmolens, later taps toelopend. De oudste stenen molen van Nederland staat in Zeddam en dateert van voor 1441. Een unieke molen is de getijdenmolen in Bergen op Zoom, aangedreven door eb en vloed en gebouwd rond 1500.

De Hooidonkse watermolen staat in Nederwetten en bestaat uit twee houten gebouwen die deels over het water van de Dommel zijn gebouwd. Twee raderen van hout en metaal dreven in het verleden een koren-, olie- en houtzaagmolen aan.
Foto: Nard Vogels, jaren 1940. Brabant-Collectie, Tilburg University

Wind- en watermolens vervulden tal van functies: het waren vooral korenmolens. Daarnaast werden ze gebruikt om hout te zagen, uit zaden olie te slaan en graan of rijst te pellen. Watermolens dienden ook voor het vollen van wollen stoffen en het pletten van lompen voor papierfabricage. Voor het droogmalen van polders werd aanvankelijk de kleine wipmolen gebruikt. In het Land van Altena vinden we nu nog verschillende poldermolens. In havens, op boerderijen en in ambachtelijke werkplaatsen stonden tred- of rosmolens, waarbij de aandrijvingskracht werd geleverd door een paard of een ezel. Tijdens de belegering van ’s-Hertogenbosch in 1629 zette het Staatse leger rosmolens in om de geïnundeerde omgeving van de stad droog te leggen en haar zo tot overgave te dwingen. In de twintigste eeuw werden voor afwatering en irrigatie ook het metalen Bosmanmolentje (met vier wieken en de kenmerkende windvaan) en de veelbladige ‘Amerikaanse’ molens ingezet. Nu worden sommige watermolens ingezet als krachtcentrale, zoals de voormalige Volmolen in Waalre. Die wordt op dit moment omgebouwd naar een elektriciteitsproductie van 130 duizend kilowattuur per jaar, genoeg voor veertig gezinnen.

Molen De Vogelenzang in Lieshout is een in 1819 gebouwde bergkorenmolen. Vincent van Gogh vermeldt dat hij de molen in 1885 tekende en schilderde. De gemeente is sinds 1974 eigenaar van deze molen. Na de restauratie kan er weer graan worden gemalen.
Foto: Nard Vogels, jaren 1940. Brabant-Collectie, Tilburg University
Onze provincie moet honderden wind- en watermolens hebben geteld, maar de introductie van de elektro- en benzinemotor vanaf het begin van de twintigste eeuw maakte ze overbodig. Oorlogsgeweld en de kanalisatie van beken en rivieren deden de rest. Molens werden omgebouwd, gesloopt of raakten in verval. Zo zijn op Noord-Brabantse rivieren en beken slechts twaalf van de oorspronkelijk tientallen watermolens bewaard gebleven, vooral in Zuidoost-Brabant. Van Gogh legde verschillende hiervan vast. Na jarenlange verwaarlozing verdwenen ze zelfs nog in de jaren tachtig, net als sommige windmolens. Een bijzondere en fraai herstelde combinatie is de wind- en watermolen van Kilsdonk, onder Heeswijk-Dinther. Qua functie zien we de meest uiteenlopende combinaties: de Opwettense watermolen onder Nuenen diende in de loop van de eeuwen als korenmolen, oliemolen, volmolen, pelmolen, houtzaagmolen en ter aandrijving van de machines in een meubelmakerij.

Stellingmolen De Nijverheid, voorheen De Raaf, in Ravenstein, gebouwd in 1857, staat op het voormalige bastion Utrecht. Met zijn hoogte van 30 meter is het de op één na hoogste molen van Noord-Brabant.
Foto: Nard Vogels, jaren 1940. Brabant-Collectie, Tilburg University

Noord-Brabant telt nu nog zo’n 117 complete windmolens. Her en der staan de rompen van voormalige windmolens. Op verschillende websites worden de Noord-Brabantse molens beschreven en onderscheiden naar type en functie. Een veel voorkomend type is de belt- of bergmolen, gebouwd op aarden heuvels, om zodoende de wieken vanaf de grond te kunnen kruien. Om nabij bebouwing en steden meer wind te kunnen vangen, moesten windmolens namelijk steeds hoger worden. In de heuvel werd aan twee zijden een doorgang gemetseld, waardoor wagens de molen kunnen in- en uitrijden om te laden en te lossen. Stellingmolens zijn zo hoog dat de wieken niet, zoals bij een zogenoemde grondzeiler, vanaf de grond bediend kunnen worden maar vanaf een stelling of omloop rond de molen. In Noord-Brabant zien we ze op verschillende plaatsen, soms op of nabij vestingwallen. Op de wallen van ’s-Hertogenbosch stonden in de zestiende eeuw wel zeventien molens; de laatste werd in 1939 gesloopt. Bij de reconstructie van de vesting van Heusden in de jaren zeventig werden juist drie standerdmolens herbouwd. 

maandag 3 juli 2023

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Welberg naar Dinteloord

Etappe 2 Zuiderwaterlinie Wandelpad (ca. 23 km)

De wandeling begint vandaag in Welberg, behorend tot gemeente Steenbergen. In de Brabant-Collectie bevindt zich onderstaande prentbriefkaart uit circa 1915. Naast enkele kinderen zien we een groepje Nederlandse soldaten. Gezien de datering – aan het begin van de Eerste Wereldoorlog - waren zij mogelijk in de nabijheid van Welberg gelegerd of ingekwartierd bij de plaatselijke bevolking.
Steenbergen. Welberg. Prentbriefkaart. Maker onbekend. Uitgever: W. van de Kar.
Datering: ca. 1915. Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: pbk-S 83 / 121 Welb (1)
Lange tijd is Welberg een agrarisch lintdorp langs de Welbergse dijk. Vanaf 1928, na de consecratie van de nieuwe Sint-Corneliuskerk en de opening van twee scholen en een patronaat onder leiding van pastoor Janus Ermen, is er sprake van een kleine dorpskern. Pastoor Ermen speelt een belangrijke rol bij een ware Mariadevotie die in het dorpje op gang komt. In de jaren 1930 raakt hij gefascineerd door de bedlegerige Janske Gorissen, die regelmatig mystiek-religieuze ervaringen heeft. Zo verschijnen Jezus en Maria aan haar, krijgt ze stigmata en huilt ze bloedtranen. Ermen maakt dit alles wereldkundig en gelovigen komen, zelfs vanuit België en Duitsland, met busladingen vol om het ‘Bruidje van Jezus’ te zien. Maar in de jaren 1940 start het Vaticaan een uitgebreid onderzoek naar de verschijningen van Janske en naar haar werkelijke relatie met pastoor Ermen. Tien jaar later wordt verdere verering verboden. Wil je meer weten over deze Welbergse verschijningen en hoe alles uiteindelijk in de doofpot verdween, lees dan Vurige liefde van Peter Jan Margry.
Informatiepaneel bij de Mariakapel, Hoofdstraat te Welberg (augustus 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
We verlaten Welberg, maken een bocht naar het oosten en lopen via de noordkant Steenbergen binnen. Hier volgt de wandelroute min of meer de buitenste omwalling van de 17e-eeuwse zeshoekige vesting, mooi te zien op onderstaande kaart uit de Brabant-Collectie. Linksboven is de Leur Schans afgebeeld, maar daarover straks meer.
De Stad Steenbergen en de Leur Schans met des Selfs Vastigheid
als mede het begin van de Linie en de Haven
. Kopergravure. Maker: Jan de Lat.
Formaat: 30,2 x 22,2 cm. Vindplaats: S 83 / 020 (2)
Steenbergen groeide tussen de 13e en de 15e eeuw dankzij de zoutwinning uit tot een belangrijke handelsstad. Zout, indertijd een schaars product dat vaak van ver gehaald moest worden, werd voornamelijk gebruikt voor het conserveren van voedsel. De veengebieden rondom Steenbergen, eeuwenlang overstroomd door zeewater, leenden zich echter goed voor moernering oftewel selnering. Veen werd verbrand, waarna de resterende as gespoeld werd met water. Na het indampen van het pekelwater bleef een redelijke kwaliteit zout over. Door een grote brand in 1366 en twee opeenvolgende watersnoodrampen (1421 en 1460) stortte niet alleen de zoutwinning in, maar raakte ook de stad eind 15e eeuw in verval. Nog meer rampspoed volgde tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De stad had een strategische ligging op een landweg tussen de Zeeuwse en Hollandse eilanden, waardoor meerdere gevechten en belegeringen plaats vonden. Zoals bijvoorbeeld de Slag bij Steenbergen op 17 juni 1583.
Bataille de Steenbergen donnée le 17. Juin l'an 1583. Kopergravure.
Formaat: 14,8 x 18,5 cm. Vindplaats: S 83 / 1583 (4)
Dit werk uit de Brabant-Collectie heeft dezelfde voorstelling als de ets, getiteld Bataille de Steenberghen, vervaardigd door Romeyn de Hooghe naar ontwerp van Don Juan de Ledesma in 1670-1699. Op bijna dezelfde prent in de collectie van het Rijksmuseum zie je de letter H (rechts, boven het huisje) bij Alexander Farnese, hertog van Parma en bevelhebber van de Spaanse troepen. Linksboven op de prent zie je Steenbergen.
Na de herovering van de stad door prins Maurits volgden vanaf 1626 herstel en uitbreiding van de vestingwerken. Fort Henricus werd gebouwd en Steenbergen werd onderdeel van de West-Brabantse Waterlinie. Vanaf dat moment was het een onneembare vesting.

We vervolgen onze route en lopen langs de Sint-Gummaruskerk, op onderstaande prentbriefkaart rechts in beeld. Deze afbeelding stamt uit 1929, ruim voor de catastrofale vernieling van de kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog. De kerk werd opgeblazen, de torens stortten in, het schip brandde uit en het glaswerk ging verloren. Na de oorlog volgde een renovatie en in 1949 werd de kerk weer in gebruik gesteld. In de jaren 1960 herbouwde men de toren en zo’n veertig jaar later volgde nog een grootschalige restauratie.
Steenbergen - Vogelvlucht. Prentbriefkaart. Maker onbekend. Uitgever:
P.A. Vermeulen. Datering: 1929. Formaat: 8,8 x 13,7 cm. Eigendom Brabant-Collectie

Sint-Gummaruskerk, Steenbergen (augustus 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
We verlaten Steenbergen, lopen noordwaarts over de West-Havendijk en komen aan bij fort Henricus, op oude kaarten ook wel Leur Schans genoemd. Met zijn 11,5 hectare aan oppervlakte was het een van de grootste forten in het zuidwesten van de Republiek der Verenigde Nederlanden en vormde het vanaf 1626 een belangrijke schakel in de verdediging van Steenbergen. Het fort lag in die tijd nog aan open water en stond in directe verbinding met de zee. Herhaaldelijk werd het land onder water gezet (inundatie) om te vijand tegen te houden. De 450 manschappen in het fort en de kanonnen op de aarden wallen deden de rest van het werk.
In 1816 raakte het fort in onbruik en kreeg uiteindelijk de functie van landbouwgrond. Eerherstel volgde in 2017 toen eigenaar Natuurmonumenten subsidie kreeg voor een reconstructie van het fort. Er ligt nu een toegangsbrug over de gracht en de aarden wallen zijn hersteld. Vanaf een uitkijktoren heb je mooi zicht op de contouren van het fort en de wijde omgeving. De oude gebouwen zijn niet herbouwd, omdat men niet precies wist hoe die er vroeger uitzagen. Informatieborden geven je een idee hoe het leven er hier in de 17e eeuw uitzag, toen honderden soldaten en hun vrouwen en kinderen er een compleet dorp vormden. Wil je meer weten over de geschiedenis van het fort, lees dan deze publicatie van Han Leune.


We lopen over een grasdijk met links een polderlandschap en rechts de Steenbergse Vliet, waarop menig langsvarend plezierjacht te zien is. Er is ook ruimte gemaakt voor de natuur, want een gedeelte van de Vliet staat onder beheer van Natuurmonumenten. Dus kijk vooral goed om je heen, dan zie je wellicht nog een bruine kiekendief over het moerasgebied scheren.

We naderen buurtschap De Heen dat zijn naam ontleent aan een grassoort die in deze omgeving veel voorkomt. Het is gesticht in 1614, enkele jaren na de bedijking van de polder. De magistraat van Steenbergen zag de stichting van een dorp in de polder als een bedreiging voor zijn stad. Dat is voor ons nu wellicht moeilijk voorstelbaar, als je kijkt naar de omvang van De Heen. Echter, de stad Steenbergen kende indertijd een periode van groot verval en het was niet ondenkbaar dat De Heen, veel gunstiger gelegen aan open water, daarvan zou kunnen profiteren. De vrees was onterecht. In De Heen had men geen aspiraties op het gebied van handel en verkeer en de polder had enkel agrarische doeleinden.

De eerste inpolderingen vonden hier plaats vanaf 1331, toen hertog Jan van Brabant de inwoners van Steenbergen toestemming gaf om polders en dijken aan te leggen. Maar pas halverwege de 15e eeuw neemt dit serieuze vormen aan. Onderstaande uitsneden van drie kaarten uit de Brabant-Collectie geven een indruk van de landaanwas in deze streek in opeenvolgende periodes, beginnend in 1692 en eindigend in de periode 1825-1850.
Uitsnede van: Brabante, Parte Settentrionale Dedicato Al Reuerendissimo Signore
Canonico Gio: Cupilli
. Gekleurde kopergravure. Maker en uitgever: Maria Vincenzo Coronelli.
Datering: 1692. Formaat: 43 x 58 cm. Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / XVII d (2)

Uitsnede van: Brabantiae Batavae pars occidentalis etc. Gekleurde kopergravure. Uitgevers:
Nicolaas Visscher II en Petrus Schenk II. Datering: na 1726. Formaat: 46 x 57 cm.
Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / XVIII d (1) (bis)
Op bovenstaande kaart zie je ten noorden van Steenbergen de naam Leur-Schans staan. Zo werd fort Henricus vroeger genoemd. Links daarvan ligt Heene, de oude benaming voor De Heen. Goed zichtbaar is hier de gunstige ligging van dit plaatsje aan open water.
Uitsnede van: Kaart van het Arrondissement Breda, volgens de kaart van den Luitenant 
Generaal Kraayenhoff
. Manuscriptkaart; pen, gekleurd. Datering: 1825-1850.
Formaat: 54,5 x 72,5 cm. Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / West / X!X b (1)
Bovenstaande kaart laat zien dat rond 1825-1850 de inpoldering weer verder gevorderd is. Tevens geven de jaartallen vermeld bij de polders een beeld van wanneer welk stuk land beschikbaar kwam.

Het is nu even doorbijten op de lange, rechte polderwegen. Een fijne onderbreking vormt het sluizencomplex Benedensas, ook te vinden op bovenstaande historische kaart. Het complex, geopend in 1824, zorgde er ruim anderhalve eeuw voor dat het water van het Volkerak bij vloed niet landinwaarts stroomde. Na het afsluiten van het Volkerak in 1987 verloor de sluis deze functie.
We komen bij een rolbrug die zorgt voor een verbinding met een eilandje in de Steenbergse Vliet. Je moet op een knop drukken om de brug in werking te zetten, maar wees geduldig. Het kan soms wel enkele minuten duren (uit veiligheidsoverwegingen) voor er ook maar iets gebeurt. Je geduld wordt beloond met restaurant, huiskamercafé en theetuin Beneden Sas, een rustieke pauzeplek (check vooraf de openingstijden).
Deze rolbrug, zij het in een iets oudere vorm, is te zien in de televisieserie Merijntje Gijzen’s Jeugd. Begin jaren 1970 werden onder regie van Kees van Iersel bij Benedensas en omgeving filmopnames gemaakt voor deze 11-delige serie, gebaseerd op de gelijknamige romancyclus van A.M. de Jong. Het werd een ware kijkhit. De Jong gebruikte veel eigen jeugdherinneringen en schetste een beeld van het boerenarbeidersmilieu begin 1900 in West-Brabant. Aflevering 1, te zien op YouTube, begint met beelden van het sluizencomplex en het oude peilhuisje. Hier werden jarenlang de eb- en vloedstanden gemeten. Vervolgens zie je twee mannen aan een wiel draaien om de rolbrug in beweging te zetten. Deel 1 van de romancyclus Merijntje Gijzen’s jeugd was overigens in 1936 ook al eens verfilmd. Over Merijntje Gijzen en de beeldvorming van het Brabantse verleden schreef cultuurhistoricus Olivier Rieter - onder andere werkzaam als vrijwilliger bij de Brabant-Collectie - een boeiend artikel in het tijdschrift In Brabant.
Via een ‘gewone’ brug zetten wij vervolgens voet aan wal en lopen door het Saspoldertje. Een fraai stukje natuur, waar het overigens wel drassig kan zijn. De liefhebber die nog meer natuur wil meepakken én bereid is wat extra kilometers aan de route toe te voegen, kan een wandeling door de Dintelse Gorzen overwegen. Of een keer terugkomen uiteraard.


De resterende kilometers van vandaag lopen we over dijkwegen met 360˚ rondom zicht op het polderlandschap. Allereerst de Koningsoorddijk en de Kleinedijk, die samen ongeveer de noordelijke begrenzing van de Koningsoordpolder vormen. De bedijking van deze polder stamt uit 1699-1700. Vervolgens bereiken we via de Smallendijk, de Oudlandsedijk en de Stoofdijk de buitenwijken van Dinteloord. Knooppunt 32 is het eindpunt van vandaag. De volgende keer lopen we verder naar Willemstad.

Bronnen:
  • A. Delahaye: Dorp en polder aan de Vliet: bij het 350-jarig bestaan van de Heensche polder en het dorp De Heen. S.l.: s.n., 1962. Vindplaats: CBM B 05439
  • F. van Eekelen: De vloek van de zeemeerminnen: Steenbergen, een stad met geschiedenis. Soest: Uitgeverij Boekscout.nl, 2014. Vindplaats: BRA Y EEKE 2014
  • K.A.H.W. Leenders: Verdwenen venen: een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad 1250-1750 (Actualisering 2013). Woudrichem: Pictures Publishers, 2013. Vindplaats: BRA W LEEN 2013
  • J.M.G. Leune: Kroniek van het fort Henricus te Steenbergen. Broek op Langedijk: GigaBoek, 2017. BRA J LEUN 2017
  • O. Rieter: Merijntje Gijzen: nostalgie of anti-nostalgie? Beeldvorming over het Brabantse verleden. In: In Brabant, 2020, jaargang 11, nummer 1, pag. 6-11. Vindplaats: T 10771