Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 24 oktober 2022

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Natuurbegraafplaats De Utrecht naar Hilvarenbeek

Etappe 13 Brabants Vennenpad (ongeveer 26,5 km)

We starten vandaag op Natuurbegraafplaats De Utrecht. Dit terrein wordt tot 2076 verpacht door verzekeringsmaatschappij A.S.R., de eigenaar van het gelijknamige landgoed. Aan het einde van de pachttermijn zal de natuurbegraafplaats volledig opgaan in de omringende natuur van Landgoed De Utrecht. Dit landgoed, een van de twee Kempische landgoederen 
die we vandaag bezoeken, mag met zijn circa 2.500 hectare met recht een omvangrijk en gevarieerd gebied genoemd worden. Zoals gezegd in de vorige etappe begint Levensverzekering Maatschappij Utrecht in 1899 hier een groot ontginningsproject als geldbelegging. Doorgaans belegt deze verzekeraar in vastgoed en hypotheken. Dat men kiest voor beleggen in bosaanleg en heideontginning is in die tijd nog ongebruikelijk. De eerste aankoop bestaat uit 700 hectare ‘woeste’ grond van gemeente Hooge en Lage Mierde. Op 29 april 1899 wijdt De Morgenpost een artikel aan de geplande ontginning: “Voor de omliggende streken zal de uitvoering van dit werk van ver strekkende gevolgen zijn. Eensdeels doordat er een bron van blijvende werkzaamheden geschapen wordt voor menig gezin, dat anders wellicht weer naar “de stad” zou trekken, anderdeels omdat ook de landbouwer in deze ontginning steun zal vinden voor zijn moeilijk bedrijf, daar hem de gelegenheid zal geopend zijn, in de nabijheid voldoende gras te verkrijgen. De directie der levensverzekering-maatschappij Utrecht komt zeker een woord van hulde toe voor het durven aanpakken van deze grootsche taak, voor het algemeen belang van zóó groot nut.” Op 25 mei 1899 zet De Heidemaatschappij, aan wie de klus is uitbesteed, de eerste spade in de grond.
Ontginning van het landgoed "De Utrecht" etc. Prentbriefkaart. Datering: ca. 1919.
Maker en uitgever onbekend. Formaat: 13,4 x 8,5 cm. Eigendom Brabant-Collectie, Tilburg University 
Ontginning Landgoed De Utrecht. Diepploegen. Prentbriefkaart. Maker, 
uitgever en datering onbekend. Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: ML / 730 (4)
Om de bosaanleg te faciliteren, wordt een kwekerij aangelegd in het centrum van het gebied. Van daaruit gaat de ontginning iedere keer een stuk verder. Aanvankelijk gebruikt men ossen voor het zware werk; het ontginningswerk staat in die tijd nog in de kinderschoenen. In 1906 doet de stoomploeg haar intrede, waardoor de ontginning niet alleen sneller gaat, maar er ook diepere voren in het terrein getrokken kunnen worden. Overigens gaat men enkele jaren later over op de trekkracht van paarden.
Ontginning met stoomploeg. Foto. Maker en datering onbekend.
Formaat: 29 x 38 cm. Vindplaats: ML / 730 (7)
De ontginning is een succes en steeds meer land wordt aangekocht. Oorspronkelijk is het de bedoeling de heide grotendeels om te zetten in bos; alleen op de lage, nattere gedeeltes zal grasland komen. Gaandeweg blijkt echter dat het ontgonnen gebied zich ook goed leent voor de landbouw en dus wordt de opzet gewijzigd. De grote percelen die worden uitgezet, garanderen van het begin af aan een goede opbrengst. Lokale boeren worden als te ouderwets gezien en pachters worden van elders aangetrokken, met name uit Zeeland. Boerderijen en bosarbeiderswoningen worden gebouwd, en hierover heeft De Heidemaatschappij een nogal uitgesproken mening. Het mogen in geen geval typische Brabantse boerderijen worden. Zo schrijft C.J.G. Sissingh (1876-1932), in dienst bij de Heidemij en de eerste houtvester van De Utrecht, in zijn publicatie Ontginningen van de Levensverzekeringmaatschappij “Utrecht” te Hilvarenbeek (pag. 13): “De Brabantsche boerderij mag nog zoo gezellig zijn en nog zooveel schilderachtige intérieurtjes bieden, als woning is ze minder geschikt en hier zou haast het geloof verdwijnen aan alles wat de hygiëne leert, wanneer men ziet, dat mensch en dier er toch nog oud kunnen worden.” Hij noemt de beschreven streek ‘achterlijk’, maar hierbij moet aangetekend worden dat dit woord in zijn tijd de betekenis 'achtergebleven' had. Hij opent zijn publicatie als volgt (pag. 1): “Eene van de meest achterlijke streken van ons land vindt men – wellicht is het beter gezegd: vond men – langs de Hollandsch-Belgische grens, zuidelijk van Tilburg en westelijk van Eindhoven. Gewoonlijk wordt dit gebied nader aangeduid met den naam van “de acht zaligheden”, een naam, die niet bepaald in overeenstemming is met de werkelijkheid, tenzij men afzondering van de wereld als iets zaligs wil beschouwen.” Sissingh wordt na zijn overlijden op 26 februari 1932 te Esbeek geroemd als ‘landschap-architect op ontginningsgebied’ met grote vakkennis en liefde voor de natuur op De Utrecht.

Rond de jaren 1930 besluit men niet alles te ontginnen en stukken in hun originele staat te laten, zoals de vennen De Flaes en Het Goor waar we de vorige keer langs gelopen zijn. En dat wordt gewaardeerd, zoals te lezen is in een boekwerkje uit 1933 getiteld Geschiedenis en beschrijving van het landgoed “De Utrecht” te Esbeek (Noord-Brabant (pag. 27-29): “Onder de natuurliefhebbers in den lande begint “de Utrecht” geleidelijk reeds een zekere vermaardheid te krijgen. […] “Dagjesmenschen” beginnen er elk jaar meer te komen. Wie van een rustig, mooi stukje natuur houdt, trekt naar “de Utrecht” waar geen rumoerige uitspanningen en tingel-tangel-café’s zijn, zooals tegenwoordig in de officieele “natuur- en boschrijke omgeving” nog al eens het geval is.”
Wandelkaart Landgoed "De Utrecht". Datering: 1e helft 20e eeuw. Uitgever:
Levensverzekeringmaatschappij "Utrecht". Formaat: 18 x 13 cm (gevouwen). 
Vindplaats: THA WK HILV 19XX
De aankoop van grond gaat gestaag door tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De ontginningen zijn dan nagenoeg voltooid. Een van de laatste aankopen betreft het 400 hectare metende De Tulder, een gebied met een lange historie die teruggaat tot de middeleeuwen toen de norbertijnen van Averbode hier een ontginningsboerderij hadden.

We komen aan bij het vennetje Broekeling. Aan de oever en in het water staat een beeldengroep, bestaande uit drie badende vrouwen, van Hannes Verhoeven. Zijn werk is geïnspireerd op de Rotterdamse graficus/etser Andreas Schotel (1896–1984) die vanaf 1923 met zijn vrouw en twee dochters de zomermaanden doorbracht in het kleine tuinhuisje De Schuttel in de Esbeekse bossen. De werkende mens op het Brabantse platteland was de inspiratiebron voor deze kunstenaar. Wil je meer weten over de link tussen de eerder genoemde familie Sissingh en Andreas Schotel, lees dan dit artikel van Peter Thoben. Landgoed De Utrecht heeft nog veel meer te bieden, zoals je bijvoorbeeld kunt zien op deze filmbeelden uit 2012. Denk aan de bijzondere houtvesterswoning annex brandtoren uit 1903 van de architecten Staal en Kropholler, het arboretum Arnoldspark met ruim 350 boomsoorten of het voormalige vakantiehuis nu kunstgalerie annex hotel-restaurant Huize Rustoord. Een goede reden dus om hier nog een keer terug te komen.

We lopen verder en komen uit bij de voormalige stoomtramlijn Tilburg-Turnhout. Mede door de inspanningen van de beheerders van Landgoed De Utrecht kwam de lijn door Esbeek te liggen. Hierdoor konden meststoffen en andere benodigdheden voor de ontginningen sneller aangevoerd worden. De opening van dat traject was op 23 september 1907. Uiteindelijk werd de tramlijn in 1935 opgeheven.

Via de westkant van de Rovertsche Heide lopen we nu vlak langs de Belgische grens, totdat we uitkomen bij het tweede landgoed van vandaag: Gorp & Roovert. We volgen de oevers van de Rovertse Leij, die fraai door het bosgebied meandert. Niet zo verwonderlijk dat de 16e-eeuwse geleerde Johannes Goropius Becanus hier het Aards Paradijs van Adam en Eva situeerde. Becanus, geboren op Gorp als Jan van Gorp van der Beke, studeerde geneeskunde en wijsbegeerte in Leuven, latiniseerde zijn naam en legde zich later toe op wiskunde en klassieke talen.
Portret van Johannes Goropius Becanus. Kopergravure. Maker: Edme de Boulonois.
Datering: 17e eeuw. Formaat: 32 x 19,9 cm. Vindplaats: P / G 59.2 (4)
In zijn tijd liggen de buurtschappen Gorp en Roovert nog zeer geïsoleerd te midden van uitgestrekte heidevelden. In 1758 komt Gorp in handen van de Tilburgse notaris Cornelis Bles, waarna het uitgroeit tot een landgoed. Hij legt een verhoogde weg aan van Roovert naar de Goirlese watermolen, waardoor het gebied beter ontsloten wordt. Hij laat bomen planten en legt het nog steeds bestaande sterrenbos De Oude Warande aan. Tevens restaureert hij de in verval geraakte herenboerderij De Leenhof en voegt er een theekoepel aan toe. Deze boerderij is mogelijk het geboortehuis van Johannes Goropius Becanus. De goede observeerder kan hier in de muur een ingemetselde plaquette van hem vinden. De Leenhof is een van de vele fraai gerestaureerde boerderijen waar we langs komen vandaag.

De Leenhof op Landgoed Gorp & Roovert (september 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Het landgoed komt vervolgens in handen van een aantal andere eigenaren, waaronder de Belgische baron met Spaanse roots Eugène de Zerezo de Tejada. Hij laat in 1875 een neogotisch jachthuis bouwen, tegenwoordig bekend als Het Kasteeltje.
Landgoed Gorp "Kasteel". Prentbriefkaart. Maker en datering onbekend.
Formaat: 14 x 8 cm. Uitgever: Firma Th. Kemps. Vindplaats: pbk-H 64.1 / 820.11 Gorp (1)
Het Kasteel op Landgoed Gorp & Roovert (september 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Zijn zoon Gustave verbrast het familiebezit en noodgedwongen wordt het landgoed in 1894 versnipperd verkocht. Het zuidelijke gedeelte Roovert gaat naar notaris Huijsmans, het noordelijke gedeelte Gorp komt in handen van Van Beusekom. Via een grondruil met Landgoed De Utrecht wordt Eduard van Puijenbroek, textielfabrikant uit Goirle, in de jaren 30 van de vorige eeuw uiteindelijk eigenaar van beide terreinen. Momenteel is het 1.200 hectare tellende Gorp & Roovert, waarvan een derde in gebruik is als landbouwgrond, nog steeds in handen van zijn nazaten. Een kleine enclave, genaamd Gorp de Leij, is eigendom van het Brabants Landschap. Veel meer over de geschiedenis van het landgoed kun je nalezen in Gorp & Rovert, van leengoed tot landgoed van het schrijversduo Jef en Frank van Gils. Vier jaar lang hebben zij de archieven van de familie Van Puijenbroek geïnventariseerd en geanalyseerd om tot dit gedegen boekwerk te komen. En voor filmbeelden kun je deze aflevering uit de zesdelige tv-serie Brabants Landgoed (2012) bekijken. Hierin wordt gesproken over een natuurpoort die gepland is. Inmiddels is dat al realiteit geworden en is Natuurpoort De Roovertse Leij een mooi startpunt geworden om de omgeving te verkennen.

We volgen wederom de kronkelende Rovertse Leij en komen uit op het meest westelijke puntje van het Brabants Vennenpad. Vanaf hier gaan we al zigzaggend langs de randen van het landgoed oostwaarts richting Hilvarenbeek. De volgende keer lopen we de laatste etappe van het Brabants Vennenpad. Dan eindigen we waar we op 25 oktober 2021 begonnen zijn, namelijk bij Groot Speijck.

Bronnen:
  • Geschiedenis en beschrijving van het landgoed "De Utrecht" te Esbeek (Noord-Brabant). S.l.: s.n., 1933. Vindplaats: BRA J3 GESC 1933
  • F. en J. van Gils: Gorp & Rovert, van leengoed tot landgoed. Goirle: uitgave in eigen beheer, 2015. Vindplaats: BRA J GILS 2015
  • J. van Helvoirt: Dwars door Esbeek. Esbeek: Werkgroep Heemkunde Esbeek, 2005. Vindplaats: BRA Y HELV 2005
  • E. de Rooij en A. van Kuilenburg: Landgoed De Utrecht. Cultuurhistorische analyse. Online resource 
  • C.J.G. Sissingh: Ontginningen van de Levensverzekeringmaatschappij "Utrecht" te Hilvarenbeek. Amsterdam: Industria, 1917. Vindplaats: CBM B 34388
  • Souvenir aan het landgoed "De Utrecht". Utrecht: Levensverzekering-Maatschappij 'Utrecht', ca. 1925. Vindplaats: BRA Z6 SOUV 19XX
  • "De Utrecht". Utrecht: N.V. Levensverzekering Maatschappij 'Utrecht', 1950-1955. Vindplaats: CBC TFK B 6052

donderdag 20 oktober 2022

Vluchtelingen

Migratie is van alle tijden. Wereldwijd zijn mensen op de vlucht voor oorlog, armoede, vervolging of onderdrukking. Fotografen doen al decennialang verslag van vluchtelingenstromen en proberen hun foto’s te publiceren, in de hoop dat er actie ondernomen wordt en er een einde komt aan mensonterende toestanden waarin vluchtelingen terecht zijn gekomen. De recente stagnerende opvang bij het COA in Ter Apel is een regelrechte ramp. Na Heumensoord in 2015/2016 nu ook een vluchtelingenkamp in Ter Apel?

Mensen op straat bij portaal van Charlottenbunker, Frankfurt-Höchst (Duitsland), 1953.
  © 
Martien Coppens. Nederlands Fotomuseum, Rotterdam | Brabant-Collectie, Tilburg University

Begin jaren vijftig al reisde Martien Coppens (1908-1986) verschillende keren naar West-Duitsland en Oostenrijk, waar mensen die het communistisch regime ontvlucht waren in oude bunkers en barakkenkampen verbleven. Met journalist Fred Thomas en pater Wiro van Aken (hoofd van de Nederlandse afdeling Oostpriesterhulp) bezocht Coppens onder andere de Charlottenbunker in Frankfurt-Höchst. Zijn foto’s verschenen in het katholieke tijdschrift Echo der Liefde. Via de katholieke gemeenschap werd geld ingezameld om de gevluchte christelijke geloofsgenoten te helpen. Met dat doel wilde Coppens ook een fotoboek publiceren, Ontheemden, maar verder dan een dummy is het niet gekomen.

Het waren de jaren van de wederopbouw, net na de Tweede Wereldoorlog, en overal in Europa heerste woningnood. Dat maakte het voor de Oost-Europese vluchtelingen moeilijk om een plaats in de samenleving te bemachtigen. Ook nu zijn er, althans in Nederland, te weinig woningen, wat een van de redenen is dat de opvang van vluchtelingen problematisch verloopt.

Leven in puin: illegale Koerden, Afghanen en anderen wonen op een weinig gebruikt rangeerterrein van de spoorwegen in hutjes van karton of golfplaten en bielzen. Griekenland, Athene, oktober 2000.
© Piet den Blanken, Breda
In 1989 viel het IJzeren Gordijn en de eerste vluchtelingen uit Oost-Europa waren welkom in het vrije en welvarende West-Europa. Dat veranderde in de loop van de jaren negentig en vluchtelingen werden tegengehouden bij de Oder-Neisse grens tussen Duitsland en Polen. Vanaf dat moment fotografeerde Piet den Blanken (1951-2022) vluchtelingen die probeerden ergens Europa binnen te komen. Maar de toestroom werd steeds groter én om ‘economische’ vluchtelingen te weren werd Europa steeds meer een fort. Met schrijnende situaties als resultaat. “Er zou geen onderscheid gemaakt moeten worden tussen mensen die vluchten voor geweld en mensen die migreren voor armoede en honger”, vertelde Den Blanken vorig jaar op een discussiemiddag over migratie tijdens zijn expositie bij Pennings Foundation in Eindhoven. “Wij leven op een eiland van welvaart in een zee van ellende. Niet zij zijn de uitzondering, wij zijn de uitzondering.” De expositie toonde een overzicht van vijfentwintig jaar migratie, veelal van mensen die tevergeefs probeerden Europa te bereiken, maar door grenswachters werden tegengehouden of op zee de verdrinkingsdood stierven.

De krant was Den Blankens podium. “Toch wil ik dat mijn foto’s langer meegaan dan de krant van morgen. Ik hoop dat mijn werk een soort visuele geschiedschrijving wordt.” Zijn wens was dan ook dat zijn fotoarchief ondergebracht zou worden bij de Brabant-Collectie van Tilburg University. Hij overleed april dit jaar onverwacht aan een longontsteking toen hij op reportage was in Nicaragua en Guatemala. Als hij de kans had gehad, had hij ongetwijfeld de schrijnende situatie in Ter Apel gefotografeerd, evenals de Oekraïners die wel welkom zijn en de andere vluchtelingen voor wie de grenzen van Europa gesloten blijven.

Oktober is de Maand van de Geschiedenis. Dit jaar is het thema: ‘Wat een ramp!’ Het vormde de aanleiding voor deze bijdrage, die eerder is gepubliceerd als beeldverhaal in het tijdschrift In Brabant, jg. 13, nr. 3 (september 2022), p. 46-55 en in de rubriek 'Sprekend Verleden' van Univers. Foto's van beide fotografen zullen deze maand te zien zijn op tv-schermen in de universiteitsbibliotheek.

Brabantse fotografie is een van de speerpunten van de Brabant-Collectie (gehuisvest in de Universiteitsbibliotheek Tilburg). De vintage prints en het archief van Martien Coppens worden hier beheerd. Binnenkort wordt ook het gehele oeuvre van fotojournalist Piet den Blanken aan de Brabant-Collectie overgedragen.

maandag 17 oktober 2022

De Klepel... voor wie in Prinsenbeek de klok wil horen luiden

In september 2022 rolde het 103e nummer van ‘De Klepel’ van de persen: het periodiek van Heemkundekring Op de Beek. Deze vereniging werd in september 1996 opgericht, vooral om de zichtbaarheid van Prinsenbeek te waarborgen. Deze gemeente werd namelijk per 1 januari 1997 opgeheven en onderdeel van het ‘grote’ Breda. Dat is inmiddels meer dan 25 jaar geleden. En nog steeds slaagt de redactie erin viermaal per jaar een tijdschrift samen te stellen met interessante bijdragen over de (voormalige) gemeente Prinsenbeek.
Omdat de heemkundekring vooral ook aandacht wil vragen voor de meerjarige ontwikkelingen en veranderingen in de gemeente, zijn de bijdragen van Kees Nagelkerke aan ‘De Klepel’ zo waardevol. In het septembernummer sluit hij, 85 jaren jong, zijn artikelenreeks ‘Beek, gij zijt veranderd…’ af. Er zijn in de loop van de jaren vele onderwerpen voorbijgekomen en Nagelkerke heeft ze allemaal met gevoel voor historie én een persoonlijke noot opgetekend.
Het vastleggen van de jongste geschiedenis van Prinsenbeek gebeurt in elk nummer in kroniekvorm. Data en gebeurtenissen uit het zeer recente verleden worden aldus gepresenteerd; van de sloop van een schoolgebouw tot en met de sluiting van een slagerij en de opening van een fietstunnel.
Vanzelfsprekend zijn er ook uitvoerigere artikelen te lezen over het verdere verleden, waarin dieper op buurtschappen, verenigingen, gebouwen etc. wordt ingegaan. En uiteraard komen regelmatig personen aan het woord die hun kennis over Prinsenbeek met de lezer delen of in een biografisch artikel een bijdrage leveren aan vastlegging van het verhaal van Prinsenbeek.
De heemkundekring is behalve in ‘De Klepel’ ook goed zichtbaar op internet. De website van ‘Op de Beek’ biedt een keur aan rubrieken en overzichten. Je kunt er diverse beeldbanken raadplegen die goed worden bijgehouden en voortdurend met nieuw materiaal worden aangevuld.
Bij de Brabant-Collectie (Tilburg University) is ook veel over Prinsenbeek te vinden. Een zoekopdracht in BCfinder levert meer dan zestig afbeeldingen in de Topografisch-Historische Atlas en ruim 750 boeken/artikelen op. Voor iemand die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de gemeente of er onderzoek naar wil doen, is een bezoek aan de Brabant-Collectie dus zeker de moeite waard.

Vindplaats: T 10448