Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 30 januari 2012

Heemkronyk

In 2011 bestonden het tijdschrift Heemkronyk, van Heemkundekring “De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten”, en de vereniging zelf 50 jaar. In 1963 is Geldrop aan het werkgebied toegevoegd. Het allereerste nummer dateert van januari/februari 1962.

Gedurende deze 50 jaar heeft het uiterlijk van de Heemkronyk heel wat veranderingen ondergaan. Begonnen als klein gestencild blad op A-5 formaat van 12 pagina’s, is het een volwaardig tijdschrift geworden. Het tijdschrift bevat uitgebreide, wetenschappelijk onderbouwde artikelen over het werkgebied van de heemkundekring. De meeste artikelen betreffen onderwerpen uit de cultuur-, economische en sociale geschiedenis.
In nummer 3 van 2011 werd uitgebreid aandacht besteed aan het 50-jarig bestaan.
Sjaak de Waal heeft in ‘Vijftig jaargangen van het tijdschrift Heemkronyk ‘ een overzicht samengesteld van de vorm waarin het tijdschrift in de loop der jaren is verschenen.
Ook wordt in een artikel van Klaasje Douma een nooit verschenen nummer van dit periodiek beschreven. In 1971, bij het 10-jarig bestaansjubileum, ontstond een competentiegeschil tussen het bestuur van de kring en de redactie van het tijdschrift, waardoor in eerste instantie de verspreiding van het betreffende nummer werd verhinderd. Later werd het probleem opgelost door de versie te wijzigen.
Sinds 1977 wordt naast de Heemkronyk een mededelingenblad uitgegeven. Voor die tijd werden mededelingen aan de leden in de Heemkronyk opgenomen.


Vindplaats: T07435

donderdag 26 januari 2012

Nachtzwaluw

Nachtzwaluw in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Caprimulgus, Geitenmelker, of Dagslaep

Op dit moment vertoeft de nachtzwaluw in tropisch Afrika, waar hij de winter doorbrengt. Pas begin mei zullen we deze schemeractieve vogel in ons land weer aantreffen. Ook al doet de naam en het voorkomen (vorm van vleugels en kop en de jachtwijze) van de vogel dit vermoeden, de nachtzwaluw behoort niet tot de familie van de zwaluwen maar vormt een eigen familie (Camprimulgidae). Nozeman schrijft:
“Den Geitenmelkenden Zwaluw, den Zwaluw met evenlange staertpennen en borstelhairen om den bek, heeft de Heer Linnaeus naederhand bericht, “in geslachte van den Zwaluw te verschillen, gelyk de Uil verschilt van den Valk en de Nachtvlinder van den Dagkapèl”. Hy laet hem echter thans onmiddelyk aen de Zwaluwen volgen: en, zoo ver ik nae kan gaen, maekt Hy van hem een afzonderlyk geslacht, uit aenmerking’ alleen van zyne Borstelhairen.”
Het enigszins uilachtige voorkomen en de geruisloze nachtelijke vlucht hebben namen als Nachtuil, Nachtvalk en Nachtraaf doen ontstaan.

Rond de nachtzwaluw bestaan veel volksverhalen en mythen, en dus even zoveel volksnamen.
Nozeman noemt het verhaal dat ooit door Plinius is opgetekend:
“Gelyk Plinius uit Aristoteles het vertelsel heeft overgenomen, dat deeze Vogel de Geitenspeenen aenpakt en ‘er melk uit zuigt, waer door de geiten blind worden, en haere jadders versterven, zoo heeft men op dit gezag den ouden naem van Geitenmelker aen ons tegenwoordig Voorwerp gelaeten; ofschoon de waerheid der reden van zulk eene benaeminge den onderzoekeren niet zy gebleeken… Beter noemden sommigen hierom deezen Vogel den Dagslaep, dewyl men hem over dag niet, dan door eenig toeval gestoord en opgejaegd, ziet vliegen, zittende hy zyne rust te houden tot aen den laeten avond, wanneer hy, als de Zwaluwen, herom vliegt, om zyn aes, het welk meest uit allerlye Insekten bestaet, te zoeken; waer mede hy aenhoudt tot in den morgenstond.”
Dit verhaal van Plinius heeft namen als Schapenmelker en Melkzuiger opgeleverd. Ook de Latijnse naam van de vogel, Caprimulgus europaeus, refereert aan dit fantastische verhaal en betekent Europese geitenmelker. In feite is het zo dat de nachtzwaluw ’s nachts de stallen invliegt, op zoek naar insecten – zijn voedsel – die rondom de uitwerpselen van de geiten te vinden zijn.

De nachtzwaluw is een vogel van doorgaans droge, (half)open terreinen. Nozeman schrijft:

“Niet alleenlyk in de Geldersche en Overysselsche bosschen, maer ook in Holland, langs den Duinkant in het Hout, ontmoet men deeze Dagslaepen. Zy leggen hunne 2 Eijeren in de digte boschaedsen op eenig dor blad boven op den grond, en broeden ze, zonder eenig ander merkelyk toestel van Nest… Dit broeden op de bloote aerde heeft den Italianen de geleegenheid gegeeven om den Vogel Covaterra te noemen.”

Vindplaats: KOD 041 G 01

donderdag 12 januari 2012

Gierzwaluw

Gierzwaluw in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Hirundo, Apus, of Gier-zwaluw

Wat is er mooier dan hartje winter over deze aankondiger van de lente te schrijven. Doorgaans verschijnen de eerste gierzwaluwen rond 30 april in ons land. Drie maanden later vertrekken ze alweer naar zuidelijk Afrika. Vandaar dat deze vogel ook wel de ‘honderd-dagen-vogel’ wordt genoemd.

In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden behoort de gierzwaluw niet tot de familie van de zwaluwen (Hirundinidae), waartoe de boeren-, huis- en oeverzwaluw behoren. De gierzwaluw behoort tot de familie der Apodidae, en zelfs tot een andere orde van vogels, namelijk de gierzwaluwachtigen (Apodiformes). In feite is de vogel sterker verwant aan de kolibrie dan aan de ‘echte’ zwaluwen die tot de orde van de zangvogels behoren.

Nozeman schrijft:
“… Of, omdat de Ouden zig verbeelden, dat deeze Vogels, die zelden op de aerde zittende en altyd vliegende gevonden worden, in ’t geheel van geene Pooten voorzien waren, (gelyk men ook langen tyd dit zelfde zig verbeeld gehad heeft wegens den Paradysvogel;) of, omdat men opmerkte, dat deeze Zwaluwen ter gang op de aerde geen gebruik hadden van hunne zeer kleine Pooten, heeft men hun den naem van Apodes, d.i. Voetloozen gegeeven, niettegenstaende zy weldegelyk van Dyën, Schenkelen, Voeten en Vingeren bedeeld zyn.”

De gierzwaluw ziet onze stedelijke bebouwing, en vooral binnensteden met oude gebouwen, als een soort rotslandschap dat uitermate geschikt is om te broeden. Nu verdwijnen er helaas steeds meer van dergelijke gebouwen. Speciaal voor gierzwaluw ontworpen nestkasten, dakpannen en gevelstenen bieden echter wel enige soelaas voor de vogel.
Bijzonder aan de gierzwaluw is dat hij in de lucht slaapt en paart; alleen voor het broeden komt hij ‘aan land’.

Nozeman schrijft nog het volgende over de gierzwaluw:
“Hunne scherpe en kromme Nagels dienen hun menigmaelen om aen de muuren der gebouwen te hangen, het welke zy eenen langen tyd kunnen uithouden, en ’t welk zy, vooral by stil weeder, dikwils gewoon zyn, als ter uitrustinge te doen, naedat zy lang achter een gevloogen hebben. P. Belon heeft waergenomen, dat de jongens van ’t Grieksche Eiland Zacinthus uit de Toren vensteren van het hoog op eene rots verheeven kasteel lange draaden met een vischhaekje aen ’t einde voorzien laeten waeijen, waer aen zy tot aes een klein vedertje geslagen hebben, waer op de Gier-Zwaluwen greetig afkoomen en, in de vlugt het vedertje vattende, aen den haek, gelyk vischen uit het water, gevangen worden. Meermaelen, zegt hy, vangt zulk een vogelaer op eenen dag vyf of zes dozynen deezer Zwaluwen, die, vet en teder zynde, zeer goed zyn om gegeeten te worden. Onder het vliegen maeken deeze vogels een scherp en doordringend geluid. Zy kunnen de vliegende Insekten van zeer verre in het gezicht krygen, en dewyl de gaeping hunner bekken zeer wyd is, ontzien zy zig niet de grootste torren en schallebyters aen te vliegen en in te slikken. Onze boerenjongens slaen hen op den grond dikwils met een stok dood, want gemeenlyk zyn ze ’er bang voor …”


Gelukkig zijn er tegenwoordig ook andere praktijken dan bovengenoemde vogelvangst. Zo is er in Nederland een vereniging met de naam Gierzwaluw Bescherming Nederland. En in Tilburg wordt een kolonie gierzwaluwen in de Korte Hoefstraat gemonitord en broedplaatsen geboden.

Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 9 januari 2012

Witte nog? Fotoboek over Oerle en zijn bewoners van omstreeks 1900 tot 2000

Toen Frans Loots besefte dat Oerle de afgelopen decennia grote veranderingen had ondergaan, besloot hij fotos te gaan verzamelen over dat onderwerp. Fotos van woonhuizen en boerderijen die nu niet meer te vinden zijn in het straatbeeld van Oerle. Maar ook fotos van woonhuizen en boerderijen die een verbouwing hebben ondergaan. Deze verzameling is gebundeld tot het boek Witte nog? Geen historisch werk, maar mooie fotos van Oerle en zijn bewoners.

Vindplaats: BRA Z6 LOOT 2011

maandag 2 januari 2012

Boekband meditatie- en gebedenboek

Ter bescherming van de diverse katernen waaruit handschriften en gedrukte werken bestaan, werden deze boeken voorzien van een omslag. Tevens diende de band voor het bijeen houden van het boekblok. De boekbanden, die ook een esthetische functie vervulden, werden in de Middeleeuwen vooral vervaardigd in kloosters. Vanaf de vijftiende eeuw werden zij ook gemaakt door ambachtslieden in de steden.

De omslag van de boeken was vaak van perkament of leer. Veel gebruiksboeken bevatten weinig of geen versieringen. Eenvoudige boekjes kregen vaak alleen een papieren omslag. Soms werden aan voor- en achterzijde van een leren of perkamenten boekblok enkele filetlijnen aangebracht en in het midden een stempel.

Belangrijkere werken werden vaak van een reliëf voorzien door het gebruik van paneelstempels (blindstempeling), het gebruik van bladgoud tijdens het aanbrengen van hoek-, midden- en rugstempels. De boeken werden veelal dichtgehouden door eenvoudige linten of door fraai sluitwerk van koper of brons. Een mooi voorbeeld hiervan is de boekband van onderstaand meditatie- en gebedenboek.


Plaats van uitgave: Tertiarissenklooster Bloemenkamp te 's-Hertogenbosch
Jaar van uitgave: ca. 1500.
Papier, 290 fol. (17 r.)
Afmeting: 139 x 99 (87 x 60) mm.
Vindplaats: KHS 9

Het boek is hoogstwaarschijnlijk vervaardigd door de Broeders van het Gemene Leven te 's-Hertogenbosch (Gregoriushuis). De vrijwel identieke banden van KHS 14 en KHS 16 zijn afkomstig uit dezelfde boekbinderij.

Getoond wordt het voorplat.
Bandvlak: kaders met filetlijnen. Tussen en over de driedubbele horizontale en verticale lijnen diverse blindstempeltjes: bloeiende roos, zes blaadjes, in een cirkel, fors. Diameter: 23 mm; vierbladige bloem in een ruit, 23 x 17 mm. Het blinde roosstempel ook op KHS 14. Middenveld van voor- en achterplat versierd met een paneelstempel (99 x 65 mm): Christus als Man van Smarten, met gekruiste armen staand in een graftombe, met de Arma Christi (dwarshout van het Kruis, Kruisopschrift [midden], ladder, speer, hyssopstengel met spons, trektang, twee balsemvaten [links], geselkolom met gesel en roede, balsemvat, dobbelsteen [rechts], drie spijkers), op het dwarshout van het Kruis loopt een haan, op de voorgrond onder de tombe drie opschietende struiken, afbeelding in een venster. Spreukband: O vos omnes qui transitis per viam attendite et videte si est dolor similis sicut dolor meus.
Klampsluitingen: twee pijlvormige penmuiters, met ciseleerwerk, twee schildvormige borgplaatjes, resten van leren sluitlippen.

Vergelijkbare banden zijn ook te vinden in Utrecht, Brussel, Leuven en Berlijn.

Vindplaats: KHS 9

Literatuur:
  • Baarda, Carleen & Jos M.M. Hermans: Brabantse handschriften: Gerrit van Orden (1774-1854) en zijn schenking van handschriften aan het Provinciaal Genootschap van Noord-Brabant. Tilburg, 1992, p. 40, afb. 14.
  • Verheyden, P.: Boekbanden uit 's-Hertogenbosch. In: Het Boek,  21 (1933), p. 209-239.
  • Ven, Jeroen van de: 'Het boekbedrijf van de Broeders van het gemene leven te 's-Hertogenbosch in de zestiende eeuw'. In: Bijsterveld, Arnoud-Jan A., Jan A.F.M. van Oudheusden & Herman Pleij: Cultuur in het laatmiddeleeuwse Noord-Brabant: literatuur, boekproductie, historiografie. 's-Hertogenbosch, 1998, p. 55-63.
  • Ven, Jeroen M.M. van de: Over Brabant geschreven: handschriften en archivalische bronnen in de Tilburgse Universiteitsbibliotheek. Dl. I. Middeleeuwse handschriften en fragmenten. Leuven, 1994. (Miscellanea Neerlandica ; 9), p. 39-44; 62-68.
  • Storm van Leeuwen, Jan: De achttiende-eeuwse Haagse boekband in de Koninklijke Bibliotheek en het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum. 's-Gravenhage, 1976, p. 76-80 (m.n. p. 78), p. 254-257, p. 397 (rol VII), p. 398 (rol X), p. 429.
  • Spoelder, Jan: Prijsboeken op de Latijnse school. Amsterdam/Maarsen, 2000, p. 512, p. 515, plaat xv (voorplat) en p. 516, plaat xvi (achterplat).