Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 29 mei 2023

Het Zuid-Nederlandse bierwandelboek

Vorig jaar verscheen een leuk boek met mooie foto’s voor bierliefhebbers die van wandelen houden en wat van Zuid-Nederland willen zien. Het boek bevat 15 wandelroutes van ongeveer 5 tot 15 km, waarvan er 7 door Noord-Brabant gaan. De wandelingen eindigen allemaal bij een gelegenheid waar men een speciaal-, lokaal of regionaal biertje kan drinken. Ook beginnen en eindigen de wandelingen in de buurt van een OV-punt, een treinstation of een bushalte. De wandelingen worden gelopen aan de hand van een QR-code, die de routelijn en alle bezienswaardigheden onderweg in Google-maps geeft. Verder krijg je informatie over de brouwerij en het speciaalbier dat bij het eindpunt geschonken wordt. Op deze manier krijg je een goede kijk op de veelzijdigheid van de biercultuur in het zuiden van Nederland. Het boek begint met de uitleg over de QR-code. Daarna komen de wandelingen: 4 in Zeeland, 7 in Noord-Brabant en 4 in Limburg. Het boek eindigt met een brouwerijenregister.

Vindplaats BRA H4 DERK 2022

maandag 8 mei 2023

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Bergen op Zoom naar Welberg

Etappe 1 Zuiderwaterlinie Wandelpad (ca. 18 km)

Vandaag is de aftrap van de nieuwe blogreeks over het Zuiderwaterlinie Wandelpad. We starten de wandeling bij knooppunt 20, Stationsstraat 5 te Bergen op Zoom. Het historische stadshart, met onder andere de Grote Markt en het Markiezenhof, laten we letterlijk links liggen, want wij lopen verder noordwaarts. Maar de liefhebber kan uiteraard een extra ommetje aan de route toevoegen.
Onderstaande prentbriefkaart uit de Brabant-Collectie laat zien hoe onze startplek er eind 19e, begin 20e eeuw uitzag. Het pand met het torentje aan de linkerzijde, Stationsstraat 12, stamt uit 1884 en is een rijksmonument. Ontwerper én bewoner hiervan was C.P. van Genk, een architect uit Bergen op Zoom.
Bengen (sic) op Zoom. Stationsstraat. Prentbriefkaart. Maker onbekend. Uitgever: A.I.A. de Kok,
Bergen op Zoom. Datering: periode 1884-1903. Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: pbk-B 46.2 / 121 Stat (1) 
Bij onze eerste halteplaats, Ravelijn Op den Zoom, gaan we verder terug in de tijd. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kreeg Bergen op Zoom de status van vesting- en garnizoensstad en werden bestaande verdedigingswerken uitgebreid. Men doorstond maar liefst twee belegeringen: die van de hertog van Parma in 1588 en die van Spinola in 1622. Eind 17e eeuw moesten de vestingwerken vernieuwd worden en Menno van Coehoorn kwam met een uitgebreid plan dat gezien kan worden als zijn meesterwerk. De stad kreeg de bijnaam La Pucelle (= De Maagd), omdat ze onoverwinnelijk leek. Maar in 1747 liep het mis en viel Bergen op Zoom in Franse handen.
Het ravelijn diende ter verdediging van de erachter gelegen vestingwal. Na de opheffing van de vestingstatus van Bergen op Zoom in 1867 werd veel afgebroken, maar dit ravelijn bleef gespaard. Belangrijkste reden hiervoor was dat de omliggende gracht van belang was voor de drinkwatervoorziening. Die gracht heet De Vest, maar wordt in de volksmond Pielekeswater genoemd. Deze naam voert terug naar het Antwerpse woord pilleken (uitgesproken als pieleke) voor eend. Een staande opmerking onder Bergenaren voor iemand die een erg omslachtig betoog houdt is: Hij gaat langs het Pielekeswater.
Ravelijn op den Zoom. Pillekenswater. Prentbriefkaart. Maker onbekend. Uitgever: A.I.A. de Kok,
Bergen op Zoom. Datering: 1907. Formaat: 8,8 x 13,7 cm. Eigendom Brabant-Collectie
Van 1927 tot 1977 bevond zich een gemeentekwekerij op dit ravelijn, daarna werd het een openbaar plantsoen. In de jaren dertig van de vorige eeuw vond een eerste restauratie plaats. In 2017-2018 gebeurde dat opnieuw, in nauw overleg met Stichting Menno van Coehoorn. Als de toegangspoort open is, kun je de binnenplaats bekijken. Een bezoek van het gehele bouwwerk kan alleen o.l.v. de Stadsgidsen Bergen op Zoom.

We laten de stad achter ons en volgen de West-Brabantse Waterlinie, het oudste gedeelte van de Zuiderwaterlinie en vanaf 1628 de vervanger van de Linie van Eendracht. Landbouwgronden en moerassige gebieden tussen Bergen op Zoom en Steenbergen stonden tussen 1628 en 1830 maar liefst zes keer onder water om diverse vijanden tegen te houden. Op de hogere delen lagen de volgende vier forten (gezien vanaf Bergen op Zoom in noordelijke richting): Moermont (verdwenen en een woonwijk geworden), Pinssen, De Roovere en Henricus. De eerste drie waren in een recordtijd van 23 weken gebouwd en werden opgeleverd in november 1628.
Tabvla Bergarum ad Zomam Stenbergae et novorum ibi opaerum etc. Gekleurde kopergravure.
Maker: Franciscus van Schoten. Amsterdam: Johannus Janssonius, 1638. Formaat: 22,5 x 53,5 cm.
Vindplaats: Hertogdom Brabant / West / Bergen op Zoom / 1638
Bovenstaande kaart uit 1638 toont deze vier forten en het tussenliggende, geïnundeerde gebied. Rechtsonder is een inzetkaartje te zien, getiteld Castra Pinssi. Dit is Fort Pinssen, dat zijn naam dankt aan kolonel Willem Pijnssen van der Aa, de bevelhebber over het legerkamp en de eenheden die werkten aan de linie. Het fort ging in 1816 dicht en raakte in de loop der jaren overwoekerd. Het is nu niet meer toegankelijk, maar de omgeving leent zich prima om er heerlijk te wandelen.

We lopen verder noordwaarts over de laatste restanten van een liniewal, gerealiseerd in 1727 naar een ontwerp van Menno van Coehoorn. Deze liniewal verbond de drie zuidelijke forten met elkaar. Van de oorspronkelijk 5,5 km lange linie is 1 km bewaard gebleven. Natuurfilmer en documentairemaker Roel Diepstraten liep dit traject ook en maakte filmbeelden voor de tv-serie Op Pad van Omroep Brabant.

We komen aan bij Fort De Roovere, het grootste fort van de West-Brabantse Waterlinie. De naamgeving gaat terug naar Pompejus de Roovere, de staatsman die verantwoordelijk was voor de bouw van fortificaties. Naar hem is ook de Pompejus-toren genoemd, een 25 meter hoge uitkijktoren. Sinds maart 2018 kun je, na het overwinnen van 129 traptreden, genieten van een fraai uitzicht over het fort en de omgeving. De toren, ontworpen door RO&AD Architecten, is tevens een openluchttheater en biedt plaats aan 225 personen. Dezelfde architecten ontwierpen de zogenaamde Mozesbrug. Deze brug ligt als een sleuf ín de gracht en is van veraf niet te zien. Eenmaal op de brug loop je op ooghoogte met het water, een bijzondere ervaring.
Zicht vanaf de Mozesbrug op de Pompejus-toren bij Fort De Roovere (augustus 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Jacob Vleugels was de oorspronkelijke ontwerper van De Roovere, en ook de forten Pinssen en Moermont kwamen van zijn hand. De Roovere werd gebouwd naar Oudnederlands model met een bastion op elk van de vier hoeken. In plaats van gemetselde muren - die niet bestand bleken tegen gietijzeren kogels – bestond het fort uit dikke aarden wallen. In 1727 en rond 1784 werden verbeteringen en wijzigingen doorgevoerd aan het fort. Naast enkele barakken en magazijnen bevond zich midden 18e eeuw op het eenvoudige binnenterrein ook een kerk. En dat is mooi te zien op onderstaande kaart uit onze collectie. In 1816 werd het fort als vestingwerk opgeheven en het van oorsprong kale gebied eromheen raakte in de daaropvolgende jaren steeds meer begroeid. De grootschalige restauratie in 2010 heeft van De Roovere een historische en recreatieve trekpleister gemaakt.
Aftekening van t Rovers Fort met desselfs Belegering door de France Generaal Louwendaal
met de Aantekening van de Attaque van weerskante, en de Lienie
. Kopergravure. Datering: 1747.
Formaat: 30,1 x 22,5 cm. Vindplaats: B 46.2 / 1747 (62)
We gaan weer verder met onze wandeling en lopen door natuurgebied Het Laag, ook bekend als Halsters en Oudlands Laag. Dit gebied ligt anderhalve meter onder NAP, mede door de vervening die hier vanaf 1263 plaatsvond. De turfwinning in West-Brabant is een vaak vergeten geschiedenis. In 2005 staken enkele heemkundigen de koppen bij elkaar om dit onderwerp meer publieke aandacht te geven, wat resulteerde in Projectgroep Herleving Turfgeschiedenis West-Brabant. Ook het aangrenzende Belgische land kent een lange verveningsgeschiedenis, een mooie aanleiding dus voor een grensoverschrijdend project. Aldus geschiedde in 2018 met Beleef de verdwenen venen. Wandel- en fietsroutes werden uitgezet en verzameld in een ‘turfbelevingsbox’. Op de route werden zogenaamde veenpalen van cortenstaal geplaatst met gedichten van Geert de Kockere. De hoogte van de palen laat zien hoe ver het land is afgegraven. Ben je op zoek naar een gedegen studie over deze vergeten geschiedenis, lees dan Verdwenen venen van Karel Leenders.
Veenpaal met een gedicht van Geert de Kockere (augustus 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
De lage ligging maakte dit gebied generaties lang uitermate geschikt voor inundatie. Als gevolg hiervan stond het land soms jaren achter elkaar onder water, met als gevolg een permanente ‘plas-dras-situatie’ die agrarisch gebruik onmogelijk maakte. Nadat inundatie niet langer werd ingezet als militair verdedigingsmiddel werd in de jaren 1930 het waterpeil omlaag gebracht en het gebied omgevormd tot grasland. Maar nu voert de natuur de boventoon: in 2009 is de voedselrijke bovenlaag afgegraven en krijgen zeldzame planten weer een kans.

En zo bereiken we Welberg, het eindpunt van deze etappe. Wil je verder lezen over de streek waar we vandaag doorheen zijn gelopen, dan heeft de Brabant-Collectie heel wat te bieden. Te veel om op te noemen, en onderstaande lijst met bronnen is dan ook slechts bedoeld als startpunt. Bekijk daarom zeker onze zoekinterface BCfinder en ontdek wat wij nog meer in huis hebben aan boeken en tijdschriftartikelen, maar natuurlijk ook aan afbeeldingen en historische kaarten.

Bronnen:
  • E. Adriaansen e.a.: Canon van Bergen op Zoom: 55 hoogtepunten verteld voor jong én oud. Bergen op Zoom: De Geschiedkundige Kring van Stad en Land van Bergen op Zoom, 2022. Vindplaats: BRA Y ADR 2022
  • A.M. Bosters: Fort De Roovere: enige nadere gegevens uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. In: Jaarboek "De Ghulden roos". Roosendaal: Oudheidkundige Kring 'De Ghulden roos', 2001. Pag. 22-37. Vindplaats: BRA Y GHUL 2001
  • A. van den Bulck en R. Hermans: Weg van de turf: fietsrouteboek. Roosendaal: Werkgroep Herleving Turfhistorie West-Brabant, 2012. Vindplaats: BRA H4 BULC 2012
  • K.A.H.W. Leenders: Verdwenen venen: een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad 1250-1750 (Actualisering 2013). Woudrichem: Pictures Publishers, 2013. Vindplaats: BRA W LEEN 2013
  • Zuiderwaterlinie Noord-Brabant: een open boek. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant, 2018. Vindplaats: BRA N ZUID 2018

woensdag 26 april 2023

Terugblik op het symposium Bedelfeesten – Verslag van een inspirerende middag

Op woensdag 19 april jl. kwamen in de Black Box van Tilburg University ruim zestig professionals en geïnteresseerden bijeen voor een studiedag over bedelfeesten. Op het symposium, een initiatief van de Brabant-Collectie en het Verbond Volkscultuur in de Lage Landen (VVLL), werden de eerste resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar heden en verleden van plaatselijke bedelfeesttradities. In een in Nederland en Vlaanderen uitgezette enquête is onderzoek gedaan naar de status: is er nog sprake van een levende traditie, welke ontwikkelingen zijn merkbaar, welke aanpassingen zijn er gepleegd en welke specifieke gebruiken (liedjes, dansen, eten etc.) horen er bij.

De deelnemers werden met een aantal karakteristieke bedelliedjes muzikaal verwelkomd door de (groot)ouders van jeugdkoor Cantabile. De voorzitter van VVLL, Tony Vaessen, sprak een welkomstwoord. Dagvoorzitter Jos Swanenberg, bijzonder hoogleraar Taal en Cultuur aan Tilburg University, nam het programma door en vertelde over zijn eigen bedelfeestervaringen, waarbij hem vooral de grote plaatselijke verschillen waren opgevallen. De terugloop van deelname aan bedelfeesten, een van de rode draden tijdens het symposium, koppelde hij aan andere ontwikkelingen, zoals de teruggang van kerkbezoek en verenigingsleven, en ook de verminderde aandacht voor taal en dialect. Omdat het bij bedelfeesten over immaterieel erfgoed gaat, kun je er geen fysiek resultaat van tonen. Wat volgens Swanenberg daarom van belang is, is aandacht besteden aan kennisopbouw en ook de feesten vooral te blijven vieren.

Koor Cantabile, Merksplas
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University

Jos Swanenberg en Tony Vaessen
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University
Ineke Strouken, de voormalig directeur van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN), schetste het historisch kader van de bedelfeesten en het belang dat in de voorbije eeuwen aan de feesten werd toegekend. Het betreft een reeks van momenten in de winterperiode die – mede ingegeven door de Kerk – structuur geven aan die periode, vanuit de gedachte: ‘Hoe kom je de winter door?’. Uiteraard passeerde de hele reeks de revue: Sint-Maarten (11 november), Sint-Nicolaas (6 december), Kerstmis (25-26 december), Onnozele Kinderen (28 december), Sint-Silvester (31 december), Nieuwjaar (1 januari), Driekoningen (6 januari), Vastenavond en Palmpasen. Met Sint-Maarten moest de kelder ‘winterklaar’ zijn en gedurende de winter werd deze vervolgens langzaam leeggegeten. In de lezing werd ingegaan op de betekenis van elk feest en op de kenmerken: het vieren op een vaste dag, het geven en krijgen van snoep en/of geld, verkleed gaan en (bedel)zingen, en het uitgangspunt van het feest: een heus verhaal. Belangrijke historische ontwikkelingen vonden plaats in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de feesten transformeerden van een volwassenenfeest naar een kinderfeest, en in de loop van de twintigste eeuw toen het spontane karakter deels werd ingewisseld voor een strakker georganiseerde activiteit. Uit de enquête kwam volgens Strouken naar voren dat er wel degelijk nog veel bedelfeesttradities levend zijn, maar soms wel “eilandjes” zijn geworden. Ook merkte ze een aantal nieuwe ontwikkelingen op: Halloween, Kerkbalans en de Goede Doelen Week. De bedreigingen die op de loer liggen, bestaan eruit dat mensen de achterliggende verhalen niet meer kennen en nieuwe bewoners er niet mee zijn opgegroeid. Het speelt bovendien een rol dat kinderen ’s avonds niet meer alleen over straat mogen. Én… ouders hebben het te druk. Er worden echter ook kansen gesignaleerd: kinderen vinden het echt leuk en spannend om te doen, we leven nadrukkelijk in een geef-cultuur en zijn creatief in het geld ophalen voor een goed doel. Aan het slot van haar verhaal pleitte Strouken voor een andere naam: in plaats van bedelfeesten is het beter om te spreken van geeffeesten.

Paul Spapens, publicist over volkscultuur, gaf een uiteenzetting over de vervaardiging en het gebruik van het in zijn ogen “meest democratische instrument van de wereld”: de rommelpot of de foekepot. Emy Thorissen, conservator bij de Brabant-Collectie, vertelde aansluitend over enkele ervaringen die door mensen zijn ingestuurd naar aanleiding van een artikel over bedelfeesten in het tijdschrift Brabeau. Een verkeersbord in het dorp Essen waarop tijdens Oudjaar wordt gewaarschuwd voor zingende kinderen, is een fraai voorbeeld van lokale aandacht die voor het bedelzingen wordt gevraagd. Op een vraag schetste Tony Vaessen enkele ervaringen uit zijn eigen jeugd: ouders stonden niet altijd te springen als er weer een bedelfeest gevierd werd en het Sint-Maartensvuur in Dommelen en Waalre was een belevenis waar beide dorpen voor uitliepen en nog steeds voor uitlopen.

Paul Spapens met de rommelpot 
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University
Tijdens het symposium werden op twee momenten filmcompilaties vertoond uit documentaires die Tony Vaessen en Emy Thorissen maakten voor KempenTV, waarin de hedendaagse praktijk van diverse bedelfeesten in beeld is gebracht. De reacties van deelnemers aan het bedelzingen en de mensen bij wie wordt aangebeld, zijn belangrijke graadmeters hoe het ervoor staat met de traditie. In Luyksgestel en Soerendonk kunnen we spreken van springlevende tradities, terwijl elders heuse bedreigingen op de loer liggen. De filmfragmenten geven aanknopingspunten voor hoe de traditie in leven gehouden kan/moet worden.

Ton Meijers, kerkjurist en lid van het Sint Maarten Utrecht Beraad, ging vervolgens in op de tekst van het bedellied Sinter Mertes Veugelke uit onder andere zijn geboorteplaats Venlo, ook een Martinusstad. Hij maakte aan de hand van heldere voorbeelden duidelijk dat de tekst zeker geen nonsens bevatte, zoals in de zangliteratuur wel is beweerd. Het gaat volgens Meijers om de stapeling van een aantal volksliedjes. Dat het als nonsensliedje is getypeerd, komt mede door de vele tekstvarianten en bijvoorbeeld de aan carnaval te koppelen strofen ‘Mieke de woep zoot op de stoep, en leet der eine vleege’. Historisch filmmateriaal en enkele audio-uitvoeringen van het liedje completeerden Meijers’ verhaal.

De bijdrage uit Vlaanderen werd verzorgd door Jeroen Janssens van de Erfgoedcel Kempens Karakter. De traditie van het Nieuwjaarszingen is er springlevend. Sinds het taboe van de armoe er in de jaren ’60 vanaf is gegaan, is het steeds nadrukkelijker een kinderfeest geworden. Op 31 december wordt in de ochtenduren van deur tot deur getrokken en krijgen kinderen geld of snoep in hun speciaal hiervoor genaaide ‘zangzak’. Een klein washandje maakt ook deel uit van deze uitrusting; dat is voor het geld. Diverse liedjes, ook voor hen die niets willen geven ("Hoog huis, laag huis, hier woont een gierige pin in huis”), maken deel uit van het zangrepertoire. In goede samenwerking tussen gemeenten, scholen en erfgoedcellen wordt veel aandacht gegenereerd voor het Nieuwjaarszingen: er is een herkenbaar logo ontwikkeld, de zangzakken worden bedrukt en verspreid, en er worden affiches verspreid die mensen achter het raam hangen om aan te geven dat ze thuis zijn.

Hennie van Schooten lichtte namens de Stichting Het Vierde Geschenk de vernieuwing toe die de Driekoningenstoet in Tilburg doormaakt. Op zondag 8 januari 2023 werd voor de eerste maal de Sterrentocht gelopen. Deze is gebaseerd op de intocht van de Driekoningen, maar het uitgangspunt is nu een interculturele optocht waarbij het licht centraal staat. Het licht wordt door de deelnemers in diverse vormen meegevoerd. Het verhaal rond Driekoningen heeft in de Sterrentocht nieuwe accenten gekregen; het christelijke verhaal is min of meer losgelaten. Het meebrengen van speelgoed voor hen die het minder goed hebben, is belangrijk en sluit aan bij het solidaire karakter en de ‘iedereen doet mee’-gedachte. De Sterrentocht heeft voor deze vernieuwde traditie speciaal liedjes laten schrijven, houdt workshops op scholen en heeft als alternatieve folder een papieren kroon waarop verleden en heden van het feest staan uitgelegd. De multiculturele idealen die er bij de stichting zijn, hadden dit jaar een beperkte invulling, met deelname aan de Sterrentocht van een Poolse en een Afrikaanse groep. Gehoopt wordt dat de inclusieve deelname de komende jaren gaat groeien.

Na de pauze ging Paul Spapens in gesprek met Maria Castro. Afkomstig uit Mexico besprak zij hoe in haar geboorteland met zijn sterke katholieke traditie diverse BEDELfeesten feitelijk ook het karakter van een DEELfeest hebben: op 6 januari worden door de drie koningen cadeaus uitgedeeld en ontvangen. Er wordt taart gegeten en degene die hierin een bedeltje vindt, is de pineut en moet trakteren op Maria Lichtmis (2 februari). In de dagen vóór Kerstmis tonen mensen hun gastvrijheid (net als Jozef en Maria die op zoek gingen naar een slaapplaats) en wordt met anderen de maaltijd gedeeld. Maria Castro zong het daarbij behorende Mexicaans bedelliedje ‘Las Posadas’, waarin Jozef langs deuren gaat om te vragen naar onderdak.

Paul Spapens en Maria Castro
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University
Het symposium werd afgesloten met een paneldiscussie onder leiding van de dagvoorzitter. Deelnemers waren Frea Vancraeynest (Histories), Ludwig Caluwé (Algemeen Nederlands Verbond), Marco van Baalen (KIEN) en Paul Spapens. Vancraeynest benadrukte dat de “overdracht op nieuwe generaties belangrijk (is) voor het duurzaam overleven van de bedelfeesten”. Ook vroeg zij aandacht voor het aanwezige verschil tussen stad en platteland in de huidige uitvoering van de feesten. Caluwé vertegenwoordigt een organisatie die vooral ondersteuning biedt. Hij riep op om de “kennis over het onderwerp te bundelen en deze vast te leggen in een publicatie”. Over de vraag of bedelfeesten kunnen voortbestaan zonder steun van de gemeente is hij duidelijk: “Steun is onontbeerlijk! Er is geen sprake van een commercieel karakter, dus de feesten zouden het zeer lastig kunnen krijgen”. Van Baalen bracht de bedelfeesten in verband met de Omgevingswet die in 2024 in Nederland zal ingaan. Tradities hoeven volgens hem niet per se onveranderd te blijven bestaan. Mensen moeten zich er bij thuis voelen, ook ‘nieuwe’ mensen die de traditie niet kennen. De gebruiken moeten een zekere mate van relevantie hebben en als onderdeel van de “biografie van een plek” spelen bedelfeesten nadrukkelijk een rol en hebben daarmee zeker kansen. Spapens vroeg aandacht voor het probleem van het vinden van aansluiting bij andere culturele groepen. In het kader van de Tilburgse Sterrentocht is er veel energie in gestoken, maar met nog een beperkt succes. “We leven wel bij elkaar, maar we kennen elkaar niet” is een belangrijke constatering. Om tot meer resultaat te komen moet deze barrière worden geslecht. Vanuit het publiek werden aan het slot nog enkele interessante vragen en invalshoeken ingebracht, zoals: om jongeren beter te bereiken moet je niet over, maar met ze praten en waarom lukt het met het ene feest wel en met het andere niet. Ook werd aandacht gevraagd voor de vermoeidheid bij de kartrekkers in de verschillende organisaties en de hieruit voortkomende bedreiging voor het voortleven van de traditie.

Discussiepanel v.l.n.r. Paul Spapens, Marco van Baalen, Ludwig Caluwé en Frea Vancraeynest
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University

Op dit afwisselende symposium met lezingen, muziek, bewegend beeld en interactie met het publiek werd stilgestaan bij de huidige praktijk van de bedelfeesten en de kansen en bedreigingen die ermee gepaard gaan. Als optimistische afsluiting kon worden vastgesteld dat geeffeesten ván en vóór iedereen zijn en dat, wanneer er aandacht is voor het door-ontwikkelen en vernieuwen van de tradities en ingespeeld wordt op veranderde waarden en behoeften, er zeker een toekomst voor is.

dinsdag 25 april 2023

Collectie prentbriefkaarten Albert Pennings geschonken aan de Brabant-Collectie

Een leven dat in het teken stond van het met veel kennis verzamelen van prentbriefkaarten. Dat typeerde de in november 2022 overleden Albert Pennings. Zijn verzameling prentbriefkaarten van het Brabants Dorpsleven is dan ook van hoge kwaliteit te noemen. Tijdens zijn leven heeft Albert bepaald dat hij zijn collectie wilde overdragen aan de Brabant-Collectie, gehuisvest in de Tilburgse Universiteitsbibliotheek. Op 2 april 2023 heeft de familie Pennings tijdens een feestelijke bijeenkomst zijn wens uitgevoerd.

De bijeenkomst startte met een optreden van het Mertvrouwtje, de personificering van het bronzen beeldje uit Den Dungen waar de grootmoeder van Albert Pennings model voor heeft gestaan. Ze memoreerde hoe de verzameling met veel aandacht was bijeengebracht en bewaard. Samen met twee kleinkinderen van Albert bracht zij vervolgens de 18 mappen met circa 3.060 prentbriefkaarten binnen en stalde deze uit op een tafel.
Het Mertvrouwtje samen met de kleinkinderen van Albert Pennings
 © Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University

Noordbrabantsche boerin. Stien Sleutjes-van Hedel uit Den Dungen
op boerenerf. Prentbriefkaart. Fotograaf: Herman de Ruiter. 
Uitg. J.J.N. Loretz, Firma Wed. J. Loretz, Den Bosch. Datering: ca. 1905
Vervolgens werd in een presentatie uitleg gegeven over de Brabant-Collectie en haar werkterrein, waarna de conservator aan de hand van foto’s en prentbriefkaarten toonde hoe deze verzameling past bij het werk van Brabantse fotografen en andere items uit de Topografisch-Historische Atlas. Want ook hier zien we het thema Brabants Dorpsleven veelvuldig terug. Tenslotte haalde de dochter van Albert Pennings jeugdherinneringen op en vertelde ze over de toewijding van haar vader bij het verzamelen, waarna het overdrachtsdocument werd ondertekend en de albums met prentbriefkaarten voor de aanwezigen ter inzage lagen.

De prentbriefkaartencollectie van Albert Pennings is een mooie aanwinst voor de Brabant-Collectie. Met behulp van alle informatie die Albert heeft bijgehouden zal deze verzameling ontsloten worden en na digitalisering via onze database BCfinder beschikbaar komen. De prentbriefkaarten zullen duurzaam worden verpakt en geconserveerd, zodat het levenswerk van Albert Pennings blijft voortbestaan en bereikbaar wordt voor iedereen.
Groeten uit Noord-Brabant. Kinderen van Janus Berkers op Onnozele
Kinderendag in Asten. Prentbriefkaart. Fotograaf: Janus Berkers. 
Uitg. Berkers Verbunt, Asten N.Br. Datering: ca. 1906-1917

Bergen op Zoom. Schapenwagen. Familie Nuyten uit de Molstraat in
Bergen op Zoom. Prentbriefkaart. Fotograaf onbekend. Uitg. J. Roozenboom,
Bergen op Zoom. Datering: 1905-1909

Aankondiging nieuwe blogreeks: Zuiderwaterlinie Wandelpad

Op 19 december 2022 is de blogreeks Wandelen door de Brabant-Collectie afgesloten met de laatste etappe van het Brabants Vennenpad. Na een korte winterstop is het tijd om de wandelschoenen aan te trekken en opnieuw het Brabantse land én onze collectie te verkennen.
Op 8 mei a.s. start onze collega Jolanda van den Akker met haar verslag van het 290 kilometer lange Zuiderwaterlinie Wandelpad. Hiervoor doorkruist ze de provincie van west naar oost, van Bergen op Zoom naar Grave, en komt langs elf historische vestingsteden en hun ommeland. De route is uitgezet via het bestaande netwerk van wandelknooppunten in Brabant en gemarkeerd middels een groen-met-gele bewegwijzering en het Zuiderwaterlinie-symbool.
Nederland is niet alleen bekend om de strijd tegen het water, maar ook om het gebruik van water als verdedigingsmiddel. Door onderwaterzetting oftewel inundatie kon men de vijand verdrijven of verhinderen het land binnen te treden. Een laag water van 40 tot 50 centimeter maakte het voor een leger onmogelijk om te manoeuvreren en was voor schepen te ondiep om te bevaren. Dit militaire middel werd vanaf de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) steeds vaker gebruikt. Na deze oorlog bevond ons land zich nog in een kwetsbare positie. De dreiging vanuit het zuiden was niet volledig geweken en veel verdedigingswerken waren in verval geraakt. De Friese vestingbouwer, strateeg en belegeraar Menno van Coehoorn (1641-1704) kwam met een uitgekiend plan. Hij koppelde vestingsteden, verdedigingswerken en inundatiegebieden aan elkaar tot één linie. In 1698 werd begonnen met de aanleg van de Zuiderfrontier die liep van Sluis tot Nijmegen. Hierbij maakte Van Coehoorn gebruik van al bestaande kleinere linies zoals Linie 1629 rond ’s-Hertogenbosch en de Linie van Eendracht, een van de oudste linies van Nederland. In Nijmegen sloot de Zuiderfrontier, de langste linie die ons land ooit gekend heeft, mooi aan op de Oosterfrontier die liep tot Nieuweschans.

Gedurende de Franse Tijd (1794-1814) verviel de noodzaak van een verdedigingslinie voor een vijand uit het zuiden. Willemstad en Bergen op Zoom behielden nog wel hun functie als verdedigingsbolwerk tegen de Engelsen. Tijdens de Belgische Opstand in 1830 werden de verdedigingswerken van de Zuiderfrontier opgenomen in de Noord-Brabantse Waterlinie die functioneerde tot na de Eerste Wereldoorlog. Het Brabantse deel van de Zuiderfrontier wordt tegenwoordig vaak de Zuiderwaterlinie genoemd.

In 2016 kwamen de initiatieven om de Zuiderwaterlinie nationaal en internationaal meer zichtbaar te maken goed op gang. 25 partners - waaronder provincie Noord-Brabant, natuur-en erfgoedorganisaties en 15 gemeenten - tekenden een intentieovereenkomst en vormden het samenwerkingsverband Zuiderwaterlinie. Ze lanceerden een website met informatie over de linie en de vestingsteden en met ideeën voor een dagje uit. Er kwam een inspiratieatlas uit in boekvorm, getiteld Zuiderwaterlinie Noord-Brabant: een open boek. De tweede, herziene druk hiervan kun je hier downloaden.
Henri Swinkels, de toenmalige Gedeputeerde Leefbaarheid en Cultuur bij provincie Noord-Brabant, liep als eerste het Zuiderwaterlinie Wandelpad. Op 5 april 2018 startte hij in Bergen op Zoom en de vlogs hiervan zijn online te bekijken. De laatste etappe in en rond Grave liep hij, samen met 30 wandelaars die eerder meewandelden, op 16 september 2018. Dit was tevens de officiële opening van het pad.
De bijbehorende wandelgids is een compact boekje met achtergrondinformatie en uitneembare wandelkaartjes. De route kun je ook lopen via je mobiel door het bijbehorende GPX-bestand te downloaden. Ga hiervoor naar de homepage van het wandelpad en klik op de etappe die je wilt lopen.

Net als in de vorige blogreeks wordt gekeken hoe heden en verleden zich tot elkaar verhouden. Onderweg fotografeert Jolanda interessante plekken en terug bij de Brabant-Collectie zoekt ze naar bijpassende historische objecten, variërend van 17e-eeuwse kaarten tot 20e-eeuwse prentbriefkaarten. In de eerste etappe, die 8 mei a.s. online staat, lopen we van Bergen op Zoom naar Welberg.

maandag 24 april 2023

Een eeuw Heemschut: hulde aan een honderdjarige!

In deze blogreeks belichten we regelmatig een van de vele tijdschriften die bij de Brabant-Collectie kunnen worden geraadpleegd. We maken enerzijds de lezer attent op het bestaan en de (Brabantse) inhoud van een tijdschrift; anderzijds wijzen we op de onderzoeksmogelijkheden bij de Brabant-Collectie met betrekking tot de in het tijdschrift behandelde regio of plaats.

In de Volkskrant verschijnt ter opluistering van het jubileumjaar van de krant elke week een interview met een honderdjarige inwoner van ons land. In zo’n bijdrage krijgt de lezer een goed beeld van de persoon in kwestie, maar - door wat hij of zij heeft meegemaakt - ook van de voorbije eeuw. Nu is bij de bovengenoemde tijdschriften ook een honderdste verjaardag te vieren. En ook daaraan kun je de ontwikkelingen van de voorbije eeuw aflezen.
Heemschut, het kwartaalblad van ‘de vereniging tot behoud en instandhouding van cultuurmonumenten in Nederland’, is juist begonnen aan zijn honderdste jaargang. Hoe is het deze jubilaris in die eeuw vergaan? Het is interessant te weten dat vooraanstaande architecten als K.P.C. de Bazel en A.W. Weissman aan de basis stonden van de Bond Heemschut en dat de uitgangspunten van de bond in de eeuw van zijn bestaan eigenlijk niet fundamenteel veranderd zijn. Deze hebben vanaf 1924 in het tijdschrift Heemschut hun schriftelijke neerslag gekregen. Opkomen voor de (gebouwde) omgeving en het bestrijden van "lelijkheid” hebben al honderd jaar de aandacht.

Wat kenmerkend is voor Heemschut is de aandacht die bij de Bond bestaat voor gebouwen en bouwstijlen die nog geen eeuw oud zijn, maar in hun ogen al wel bescherming nodig hebben. Zo werd de neogotiek door het bouwhistorici en – in het spoor hiervan – het zichzelf deskundig noemende publiek lange tijd als bouwstijl verguisd of op zijn minst genegeerd, maar mede door acties van de Bond Heemschut en artikelen in het tijdschrift wordt er nu met heel andere ogen naar gekeken. Hetzelfde gaat nu op voor de naoorlogse architectuur.

In al die jaren zijn in het tijdschrift veel artikelen verschenen die over Noord-Brabant handelen. In onze zoekdatabase BCfinder zijn over de laatste circa dertig jaargangen al meer dan 200 Heemschutartikelen met een Brabantse link geregistreerd. In het jongste nummer wordt aandacht besteed aan de inventarisatie van woningen die in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant gebouwd zijn, direct na de Watersnoodramp van 1953. Ze kwamen als geschenk vanuit Oostenrijk en Scandinavië en waren in de meeste gevallen bestemd voor evacués. De cultuurhistorische achtergrond van deze woningen zorgt voor een bepaalde waardering, maar toch is zeventig jaar na dato al bijna een kwart van die woningen gesloopt. Heemschut brengt, als een van de deelnemende partijen, de geschenkwoningen in kaart en spant zich in voor behoud en bescherming.
De afweging ‘wel-of-niet-slopen’: Heemschut speelt met informatie en advies vaak een belangrijke rol in dit soort kwesties. En heeft met die vinger-aan-de-pols al veel (niet alle!) ongelukken weten te voorkomen. Betrokkenheid bij de nieuwe Omgevingswet maakt duidelijk dat de Bond Heemschut én het tijdschrift in 2023 nog springlevend zijn en dat voorlopig nog wel zullen blijven.
En dat is maar goed ook, want op lelijkheid – zo is de mening van schrijver dezes – zit niemand te wachten.

Vindplaats: T 07326

maandag 17 april 2023

Hoe eeuwenoude tradities ook nu nog van waarde zijn

Op Tilburg University wordt op woensdagmiddag 19 april een symposium gehouden over bedelfeesten in Nederland en Vlaanderen. Het doel van deze bijeenkomst is onder meer te bekijken hoe deze eeuwenoude tradities een plaats kunnen hebben in de huidige samenleving. Het symposium begint om 12.45 uur en is gratis toegankelijk. Deelname is interessant voor een breed publiek: heemkunde, toerisme, armoedebestrijding, sociale initiatieven, en voor iedereen die is geïnteresseerd in cultuur.

Eieren bedelen op het platteland in Helvoirt, woensdag 8 april 1936.
© Moussault & Moussault ’s Bosch / R.K. Foto-Persbureau ‘Het Zuiden’, ’s-Hertogenbosch-Maastricht.
Brabant-Collectie, Tilburg University
Bedelfeesten zijn tradities als Driekoningenzingen, Sint Maarten, Vastenavond en Nieuwjaarzingen. Al deze tradities waren erop gericht om voedsel, brandstof en eventueel geld te delen met de armen. Er kan een vergelijking worden gemaakt met hedendaagse vormen van delen, zoals voedsel-, kleding- en speelgoedbanken. Hier raken traditie en actualiteit elkaar.

Bovendien kennen vrijwel alle culturen soortgelijke tradities. Tijdens het symposium wordt niet alleen door deskundigen ingegaan op de autochtone tradities, maar is er ook aandacht voor bedeltradities in verschillende andere culturen. Bedeltradities blijken een universele cultuur te zijn. Door hierover informatie te delen kunnen culturele drempels worden geslecht.

Het congres op Tilburg University is een eerste presentatie van een onderzoek naar bedeltradities in Vlaanderen en Nederland. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Verbond Volkscultuur in de Lage Landen (VVLL) en de aan Tilburg University verbonden Brabant-Collectie. De VVLL is een van de weinige grensoverschrijdende organisaties op het gebied van cultuur. Op de wat langere termijn worden de resultaten van het onderzoek samengebracht in een boek. Ook wordt ernaar gestreefd om de bedeltradities geplaatst te krijgen op de erfgoedlijst van de UNESCO.

Het programma van het symposium is een mix van muziek, films en lezingen. De lezingen worden gegeven door bekende deskundigen als Ineke Strouken, Paul Spapens, Ton Meijers en Jeroen Janssens. Een van de sprekers is Hennie van Schooten. Onder haar leiding is het Driekoningenzingen in Tilburg doorontwikkeld tot een Speelgoedbank en de Tilburgse Sterrentocht. De dagvoorzitter is prof. dr. Jos Swanenberg, hoogleraar Diversiteit in Taal en Cultuur aan Tilburg University. 

Ook verschenen in de pers artikelen in Brabant-Cultureel, Brabants Dagblad en Stadsnieuws Tilburg (p. 15).