Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

woensdag 22 januari 2025

Sport in de Kempen en de Peel

De aanleiding voor dit bescheiden beeldverhaal vormt het honderdste geboortejaar van Gaston Remery (1924-2014). Zijn wieg stond in Asten. Als fotograaf legde hij Zuidoost-Brabant vast. Het vak leerde hij van buurman Sjef Simons en vanaf 1949 ging hij aan de slag. Hij werkte een aantal jaren bij Schulte en bij Princes te Helmond, maar ook in Breda en Boxmeer. Remery besloot voor zichzelf te beginnen en vestigde zich in 1957 als eerste fotograaf in Eersel. Hij legde zich vooral toe op pasfoto’s, portretten en reportages (bruidsparen, communicantjes, religieuze plechtigheden en bedrijfsfotografie). Van 1959 tot aan zijn pensioen in 1989 runde hij samen met zijn vrouw Corry Bekx de fotozaak aan de Dijk.

Op pad voor fotoreportages

De eerste tien jaar vervaardigde hij ook nieuwsfoto’s. In opdracht van de kranten Oost-Brabant en Eindhovens Dagblad trok hij op de fiets, en later op de brommer, met zijn Rolleiflex door de Kempen en de Peel om uiteenlopende gebeurtenissen vast te leggen. 

Vervolgens snelde hij zich naar zijn doka in verband met de deadline. De afdrukken gaf hij mee aan een BBA-chauffeur, die ze aan iemand van de krant op station Eindhoven afleverde. 

Zijn sportfoto’s zijn nauwelijks bekend. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig maakte Remery opnamen van kringsportdagen van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB) en de Katholieke Plattelands Jongeren (KPJ), ontstaan uit de Rooms Katholieke Jonge Boerenstand (RKJB) en de Boerinnen Jeugd Bond (BJB), in Kempische dorpen en in Sint Anthonis en Uden, gelegen aan de Peelrand. Een vast onderdeel was het groepsturnen, zoals gymnastiek met knots, hoepel en bal. Het vormen van menselijke piramides was de meest spectaculaire activiteit. Ook touwtrekken, hardlopen, hoogspringen en voetballen vonden plaats. 

Gymnastiek: menselijke piramide. Sportdag Bergeijk, 1959.
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie, Tilburg University) 
Tevens maakte hij reportages van wielerwedstrijden: van het inzegenen van de wielrenners met hun fiets voorafgaande aan de wedstrijd, het startschot, de koers zelf, de eindsprint tot de huldiging van de winnaar. Destijds organiseerde bijna ieder dorp zijn eigen wielerronde. Alle wielerclubs uit Brabant en Limburg, die aangesloten waren bij de R.K. Nederlandse Wielren Bond, namen hieraan deel met twee groepen: Nieuwelingen en Amateurs.
Wielerwedstrijd. Eersel, 1961. 
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie, Tilburg University)
In 1963 fotografeerde hij ook zogenaamde cafésporten in Eersel, die op clubniveau beoefend werden: biljartwedstrijden en handboogschietwedstrijden. Overdekte accommodaties bestonden toen nog niet. Het schieten vond vooral zomers in cafétuinen plaats.

Biljardwedstrijd. Eersel, 1963. 
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie, Tilburg University)
Gaston Remery was geen persfotograaf in hart en nieren. Desondanks wist hij toch vaak het juiste moment te vangen. Hij is vooral bekend geworden door zijn opnames van het boeren- en religieuze leven. Voorjaar 2008 droeg Remery zijn gehele fotografische oeuvre over aan de Brabant-Collectie. Momenteel is deze deels toegankelijk en online raadpleegbaar via beeldbank BCFinder.

Deze bijdrage van Emy Thorissen is eerder gepubliceerd in het tijdschrift In Brabant, jg. 15, nr. 4 (december 2024), p. 32-39. Bekijk de pdf van het beeldverhaal. 
Ook online gepubliceerd op 22 januari 2025 in de rubriek ‘Sprekend Verleden’ van Univers

maandag 13 januari 2025

Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan

 
Rechtestraat. Eindhoven. Prentbriefkaart. Links in beeld Boekhandel M.F. van Piere.
Maker onbekend. Datering: 1920-1923. Uitgever: Gebr. Rieter. Formaat: 9 x 14 cm.
Vindplaats: pbk-E 21 / 121 Rech (1)
Boekhandel Van Piere is in Eindhoven en wijde omtrek een begrip. Begonnen als een kleine kantoorboekhandel groeide de zaak uit tot een van de grootste boekwinkels van Nederland. Niet verwonderlijk dat er in de voorbije jaren drie uitgaves verschenen die de historie van deze winkel belichten.

27 mei 1848 moet een heuglijke dag geweest zijn voor kamerbehanger Martinus Franciscus van Piere en Catharina van den Broek, dochter van een winkelier. Niet alleen trouwen ze op die dag, ze openen ook hun kleine winkel met kantoorartikelen en boeken in hartje Eindhoven. Van Piere is een ondernemend man; in de daaropvolgende jaren opent hij tevens een drukkerij en start een uitgeverij die onder andere de Meierijsche Courant uitbrengt. In 1856 betrekt hij een pand op de hoek Rechtestraat – Kerkstraat: hier zal de winkel gaan floreren en uitgroeien tot een boekhandel van formaat en aanzien.
Portret van M.F. van Piere in: Antoon Coolen: Van en over en rond
de honderdjarige
. Pag. 6. Eindhoven: Van Piere, 1948. Vindplaats: CBM B 20963
Bij het eeuwfeest van de boekwinkel wordt Antoon Coolen gevraagd “een klein geschriftje samen te stellen”, waarvoor hij “allerlei jaartallen en data [heeft] gekregen”, zo is te lezen in zijn boekwerkje Van en over en rond de honderdjarige (pag. 7). Maar Coolen wil geen opsomming van dorre feitjes en jaartallen geven. Veeleer schetst hij een beeld van de tijd, waarin de winkel werd opgericht: “Het valt in die moeder-de-Ganstijd van het lang geleden zijn, in de tijd toen onze vaders nog niet waren geboren. Het was in de tijd van de snuitlamp en de postkoets, de Hildebrandse figuur van leven in het kleine betrek, en men moet de verbeelding te hulp roepen, om zich in te denken in het Eindhoven van die dagen.” (pag. 11). Ook deelt hij zijn persoonlijke herinneringen met de lezer: “Voor diezelfde ramen heb ik als kind gestaan, vol ongeduld naast de droom van mijn vader, en vóór alles niet bevroedend, dat ik in dat raam nog eens een boek zou zien liggen, tussen al de broederen in, dat, in die stemming van lente en knoppen, mij zou doen zeggen: Kijk, mijn boek is uit…” (pag. 19).
Omslag van: Antoon Coolen: Van en over en rond een honderdjarige.
Eindhoven: Van Piere, 1948. Vindplaats: CBM B 20963
Het is niet enkel voorspoed en groei bij Boekhandel Van Piere. Op 19 september 1944 wordt de dan vrij recente nieuwbouw volledig verwoest door het Duitse bombardement. De gehele boekencollectie, de schilderijen uit de kunsthandel en ook het bedrijfsarchief gaan verloren. Coolen schrijft: “Gelukkig had ik in handschrift een boek samengesteld bij gelegenheid van het veertigjarig jubileum van de heer B. Kessels als boekverkoper en voor dit geschrift had ik uit het archief geput.” (pag.34). Al snel worden plannen gemaakt voor wederopbouw, maar ten tijden van het boekje van Coolen was er enkel nog sprake van een kleine noodwinkel waar klanten op afspraak moesten worden geholpen.

In 1954 kan het nieuwe pand betrokken worden, zo is te lezen in 125 jaar VAN PIEREmenten om de cultuur en om de krenten, 1848-1973 van F.J.M. van Puijenbroek: “Na een geslaagde, goed voorbereide verhuizing, een nachtelijke oversteek van ruim 90.000 boeken, luidde op 11 november 1954 de triomfantelijke aankondiging: “Nu IS er een boekhandel gebouwd”. Onder overweldigende belangstelling vond dezelfde dag de opening plaats. Het gebouw, naar ontwerp van architekt C.H. de Bever, met uiteraard vele ideeën van de eigenaar, bevatte een verkoopruimte van 250 m2, waarin de boeken overzichtelijk in rubrieken gerangschikt stonden gesorteerd.” (pag. 63). Sociaal-historicus Van Puijenbroek werd “bereid [gevonden] de aktiviteiten van M.F. van Piere in het kader te plaatsen van de dynamische ontwikkeling van onze stad en in de belichting van de veranderende betekenis van het boek sinds 1848.” (pag. 5), aldus toenmalig directeur J.W.M. Kessels. In dit boekwerk geen literaire volzinnen, maar eerder 125 jaar bedrijfsgeschiedenis in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen in de periode 1848-1973.

Van Puijenbroek besluit zijn boek met de zin: “Wel áán de kerk, niet ín de kerk is daarbij een zakelijke gedragslijn geweest, door de openheid waarvan steeds meer mensen naar oud-Eindhovense zede zijn gaan zeggen: „’k zal morgen ’s naar Van Piere gaan”. (pag. 71). En dat sluit mooi aan bij de oproep die neerlandicus en heemkundige Hein Mandos april 1973 deed in het Mededelingen- en Contactblad van de Heemkundige studiekring “Kempenland” te Eindhoven: “Naar Van Piere gaan? Vele jaren geleden kreeg ik van de heer Kakebeke, destijds chef bij Boekhandel van Piere, een merkwaardig gegeven voor mijn verzameling van Brabantse spreekwoorden. Het luidde: Ik zal morgen is naar van Piere gaan. Dat zou in Eindhoven spreekwoordelijk zijn (geweest), zoals hem verzekerd was. Maar de betekenis ervan was hem niet duidelijk geworden. Moet het zo iets betekenen als een morgen-wandeling gaan maken? Wie kan hier uitkomst bieden? Dan gaarne een berichtje naar ondergetekende. Drs. H. Mandos.”
Mandos kreeg welgeteld één reactie op zijn vraag, en wel van Jan Kessels, de directeur van de boekwinkel. In nr. 14 van Mededelingen Kempenland schrijft hij: “Volgens de Heer J. Kessels kan de zin ervan niet veel meer geweest zijn dan: algemene informatie inwinnen bij moeilijkheden, waar men zo direct geen weg mee wist. En dat sloeg aanvankelijk niet zozeer op boeken als wel op zaken van farmaceutische aard, want het assortiment in allerlei zaken bij de firma was zo’n 125 jaar geleden heel wat uitgebreider dan nu. Hij [lees: J. Kessels] schrijft: In mijn jonge tijd moesten wij zondagsmorgens tussen 10 en 12 uur open zijn, omdat de dorpelingen naar de stad kwamen om Urbanuspillen te halen. Want voelde men zich niet zo goed, zodat men behoefte kreeg aan deze medicamenten, dan werd daarover gesproken. En degene die al gebruiker was, gaf als advies: bij van Piere aan de kerk kun je die dingen krijgen, waarop het antwoord geweest moet zijn: “Dan zal ik morgen ’s naar van Piere gaan.” (pag. 7-8). Mandos trekt hierop de conclusie: “Met de verdwijning van de Urbanuspillen uit de zaak sleet de uitdrukking natuurlijk af: ze werd zinloos.” (pag. 8). De Urbanuspil kende een grote populariteit in de 19e eeuw en werd door velen gezien als een soort wondermiddel.

Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan is tevens de titel van het in 2024 verschenen boek van Thom Aussems. Op verzoek van directeur Jan Verhagen schreef hij dit boek over 175 jaar Van Piere. Verhagen zegt in het voorwoord dat het geen omvangrijk boekwerk hoefde te worden, maar meer een ode aan de geschiedenis van de boekhandel en Eindhoven. En daarin is Aussems goed geslaagd. 
Het boek is verdeeld in vier perioden, die alle beginnen met een schets van de context: wat gebeurt er in Eindhoven, wat zijn de maatschappelijke ontwikkelingen en hoe ziet het culturele landschap eruit? Vervolgens bespreekt Aussems de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis van Van Piere.
Omslag van: Thom Aussems: Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan;
175 jaar geworteld in Eindhoven
. Eindhoven: Lecturis, 2024.
Vindplaats: BRA R3 AUSS 2024
Gesteund door de twee eerder verschenen publicaties en eigen aanvullend onderzoek geeft Aussems een goed beeld van de voorbije 175 jaar. Zijn gesprekken met (oud-)medewerkers vormen daarnaast een aanvulling op met name de afgelopen veertig jaar, die we gerust turbulent kunnen noemen. Eind jaren 1990 gaat het nog goed, als Bernard Kessels (vierde generatie na Martinus Franciscus van Piere) het familiebedrijf verkoopt aan Boekhandelsgroep Nederland (BGN). Van Piere verhuist naar de nieuwe Heuvelgalerij en wordt een megastore. BGN wordt Selexyz, een holding met in totaal 15 boekhandels verspreid over Nederland. Maar in 2012 gaat Selexyz failliet, en opvolger Polare twee jaar later ook. En dus moet de Eindhovense vestiging, inmiddels gehuisvest in het oude Philips-hoofdkantoor aan de Nieuwe Emmasingel, in februari 2014 van de ene dag op de andere de deuren sluiten. Maar opnieuw herrijst Van Piere uit de as, dankzij een investeerder én de veerkracht en inzet van de medewerkers in de winkel. Op 8 maart 2014 gaat de winkel onder haar eigen, vertrouwde naam weer open. En dan kan iedere Eindhovenaar weer zeggen: Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan.

Verder lezen:
  • Thom Aussems: Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan: 175 jaar geworteld in Eindhoven. Eindhoven: Lecturis, 2024. Vindplaats: BRA R3 AUSS 2024
  • Antoon Coolen: Van en over en rond de honderdjarige. Eindhoven: Van Piere, 1948. Vindplaats: CBM B 20963
  • H. Mandos: Wat betekent: Naar Van Piere gaan? In: Mededelingen Kempenland, 1973, nr. 14, pag. 7-8. Vindplaats: T 07410
  • F.J.M. van Puijenbroek: 125 jaar VAN PIEREmenten om de cultuur en om de krenten, 1848-1973. Eindhoven: Van Piere. Vindplaats: CBM 323 E 08

dinsdag 17 december 2024

De nar in het gilde: kleurrijk spel

De Brabantse gilden spreken het publiek onder meer aan door de kleurrijkheid van het vertoon. Binnen de toch al bonte wereld van het gilde is er soms een rol weggelegd voor een wel heel kleurrijke figuur in letterlijke en figuurlijke zin: de nar.

Vier narren op een rij tijdens het Landjuweel in Oirschot, 1980.
Uiterst links: Ron Vugts van het Gilde Sint Sebastiaan in Diessen.
Derde van links: Jos Snepscheut van het Gilde St. Sebastiaan en Barbara uit Moergestel.
(Foto: Hans-Joachim Schröter. Brabant-Collectie, Tilburg University)
Kleurrijk

Kleuren hadden volgens de neerlandicus Herman Pleij in de middeleeuwen een rol als tekens van macht en status of juist het gebrek daaraan. In weerwil van het kleurrijke imago van de middeleeuwen in het heden was de lange en diverse periode (500-1500) voor veel mensen in de tijd zelf eerder grauw. Volgens Pleij hadden kleuren in de middeleeuwen een destabiliserende werking op de samenleving, hadden ze deels een provocatief karakter in de visie van de minder machtigen. 

Hoewel kleurrijkheid dus niet per se representatief was voor de middeleeuwse samenleving als geheel, verwijst het gebruik van bonte kleuren tegenwoordig naar ‘de’ middeleeuwen toen men de dingen anders deed. Het gebruik van kleuren is binnen de hedendaagse gilden zeker niet destabiliserend zoals in de middeleeuwen, maar eerder een vrolijke verwijzing naar vroeger tijden. Men drukt hier een verbondenheid met de geschiedenis uit die voor de toeschouwers en de gildebroeders en -zusters zelf aantrekkelijk is. Het is deze verbondenheid met ‘de’ middeleeuwen en de vroegmoderne tijd die men wil uitdrukken, eerder dan continuïteit. De dracht van de hedendaagse gilden is deels kleurrijker dan ze tot voor enkele decennia was. Het gaat om een viering van andersheid, escapisme ook, de wens om te ontsnappen naar een mooiere wereld.

Kleuren zorgen voor een gevoel van overdaad en contrast met het alledaagse leven en zijn levensbevestigend in hun uitbundigheid. Overdaad, contrast en levensbevestiging zijn drie aspecten van een festiviteit volgens de theoloog Harvey Cox. Ook de gilden kunnen in dat licht worden gezien.

Hofnar versus gildenar

De koninklijke hoven van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd waren kleurrijker dan het straatleven van de gewone man of vrouw en dat gold ook voor riddertoernooien met hun bonte blazoenen. In hun bontheid verwijzen de gilden in zekere zin naar die kleurcultuur.

Aan de hoven hadden narren een rol om de hovelingen te vermaken. De nar mocht zaken doen die verder niemand mocht, zoals spotten met hooggeplaatsten of algeheel dwaas gedrag vertonen. Tegelijkertijd had hij een onderdanige rol. De kleuren van zijn dracht drukten die ondergeschikte rol uit. De nar droeg een kostuum in bonte kleurencombinaties. In de middeleeuwen zelf plaatsten die kleuren hem buiten de maatschappij. De combinatie groen-geel is volgens Pleij de meest voorkomende kleurencombinatie in de uitrusting van zotten en narren. Bij de hedendaagse gildenarren komt bijvoorbeeld ook rood-groen voor: ‘rood en groen is boerenfatsoen.’

De rol van de nar 

Met het gegeven van een gebrek aan status van de nar wordt gespeeld in de gilden. De nar heeft daar vaak een rol als schoenenpoetser. Hij poetst de schoenen van het publiek in ruil voor wat geld dat bestemd is voor de gildekas, soms gaat een deel ook naar hemzelf. Bijvoorbeeld bij het Gilde St. Antonius – St. Sebastiaan in Udenhout gaat 10 procent naar de nar, aldus Martijn van Uden. Het is een geritualiseerde rol die de nar aanneemt en die hem in zekere zin buiten de rest van het gilde plaatst. De nar is niet altijd lid van het gilde zelf. Martijn van Uden is dat wel. Hij vond de rol van nar bevredigender dan het schieten. Als enige van het gilde mag hij de koning en de keizer tegenspreken, een voorrecht waar hij overigens geen gebruik van maakt. Ook De Bond van Schuttersgilden Kring Maasland kent nog een paar gilden met een nar in een mooi kostuum, maar volgens Van Uden is zijn kostuum het mooist, vooral door het schoeisel: halfhoge laarzen met flappen. Verder draagt een nar een kap met twee of drie punten en veelal belletjes. Wat alle kostuums gemeenschappelijk hebben is dat er sprake is van bonte kleurcombinaties, horend bij de desbetreffende gilden.

In een door een gildelid aangeleverde brochure van het Oisterwijkse Gilde Sint Sebastiaan uit 1961 staat over de rol van de nar te lezen:

De nar, zijne taak was eertijds de koning te vermaken, zoals vroeger het gebruik aan het hof was. 

In later tijden poetste hij de schoenen der kijklustigen voor een drinkgeld. 

Op heden doet de nar zulks nog, maar de door hem bijeen gebrachte gelden worden, afgezien van enige onkosten zijnerzijds, afgedragen aan het gilde tot instandhouding van de attributen.

In het verleden werd de rol van nar vooral met mannen geassocieerd, maar in de personen van Melissa de Pinth van Gilde Sint Joris van Onsenoort en Nieuwkuijk en Mandy van Brunschot van Gilde Sint Sebastiaan in Oisterwijk zijn er tegenwoordig ook vrouwelijke narren.

Gilden en de daarbij voorkomende narren horen bij de Brabantse identiteit, maar ze komen natuurlijk ook elders voor. In Gelderland lopen de ‘piassen’ (een ander woord voor narren) soms voor de schutterij uit. Ze gaan zich dan te buiten aan grappen en grollen. Soms dragen ze ook zwepen om het publiek speels op afstand te houden.
De schoenen poetsende nar van het Sint Barbaragilde Oisterwijk bij het Landjuweel in Vught, 1949.
(Fotograaf onbekend. Brabant-Collectie, Tilburg University)

De nar ontvangt een beloning van de hoofdman na het schoenen poetsen in Eersel, 1960.
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie. Tilburg University)
Een belangrijk verschil met de middeleeuwse en vroegmoderne hofnar is dat de nar van het gilde deze rol slechts voor korte duur aanneemt, bijvoorbeeld tijdens een landjuweel of statiedag. Het gilde is een tijdelijke bonte wereld waarin men even, op van tevoren aangekondigde momenten, kan ontsnappen aan de saaiheid van het gewone leven. De nar is binnen die bonte wereld, die al buiten de gewone maatschappij gesitueerd is, nog eens een buitenbeentje. Vroeger was de nar aan het hof in heel zijn wezen iemand ter vermaak, terwijl het bij de nar in het gilde gaat om het spel, een kortstondige omkering van de sociale verhoudingen. Het gaat bij de gildenar hooguit om een deelidentiteit. Op andere momenten hoeft de gildenar niet ook zijn rol te spelen, terwijl de hofnar nooit kon ontsnappen aan zijn rol.

De socioloog A.C. Zijderveld heeft het in een studie over de zotheid over overblijfselen uit het verleden van rollengedrag dat weliswaar niet authentiek was, maar wel als authentiek werd ervaren. Het gaat bij de nar in het gilde om een kunstmatige rol, die echter aanvoelt als horend bij het echte verleden, een verleden waarnaar in de gildecultuur wordt verwezen.

Gildenar versus nar van carnaval

De nar van het gilde verschilt van de nar van carnaval. Carnaval is een feest van de omkering en de nar heeft hier in zekere zin een overbodige rol, omdat hij zijn meester, prins carnaval, een spiegel voorhoudt. Deze prins is echter zelf in feite ook een nar, zodat de rol van de nar in zijn hofhouding onduidelijk is.

Carnaval is scherts, het gilde niet. Daarom heeft de nar bij het gilde een andere functie, omdat hij binnen het meer serieuze gildevertoon voor een vrolijke noot zorgt, terwijl carnaval louter plezier is. De nar vergezelt de koning van het gilde, maar valt verder deels buiten het protocol.

Verdwijnende traditie?

Tegenwoordig komt de nar niet veel meer voor bij de Brabantse gilden, mogelijk omdat men eerder de rollen ambieert die meer waardigheid zouden hebben. Dat is eigenlijk jammer, want deze past goed bij het geritualiseerde rollenspel dat de gildecultuur in zekere zin is.

Deze bijdrage van Olivier Rieter is onlangs gepubliceerd in nummer 4 van het tijdschrift De Gildetrom (2024).

Bronnen
  • Harvey Cox, The feast of fools. A theological essay on festivity and fantasy (Cambridge  1969)
  • J.M. Oomen, ‘Narren bij de Noordbrabantse gilden: ze zijn er nog’, in: De Gildetrom, jg. 42, nr. 2 (1995), p. 25-27
  • Herman Pleij, Kleuren van de middeleeuwen (Bloemendaal 1994)
  • A.C. Zijderveld, Sociologie van de zotheid. De humor als sociaal verschijnsel (Meppel 1971)
  • Nieuwsbrief Sint Antonius - Sint Sebastiaan Udenhout, 2013

woensdag 4 december 2024

Brabant-Collectie op TV

In de aflevering van 3 december van TV-programma 'Kluizen van Brabant' speelt de Brabant-Collectie een rol! 

In dit programma van Omroep Brabant gaat historicus Patrick Timmermans op zoek naar verhalen achter bijzondere stukken uit erfgoedcollecties. Iedere aflevering staat een ander historisch bekend of minder bekend object in de spotlight. 

Presentator Patrick Timmermans met fotograaf Paul Slot
Foto: Omroep Brabant

Deze aflevering draait om een bijzondere foto van gevangenen in Kamp Vught. Alles wijst er op dat één van de gevangenen op de foto dokter David Slager is, maar is dat te bewijzen? In deze speurtocht roept 'Kluizen van Brabant' de hulp in van de Brabant-Collectie in de persoon van fotograaf Paul Slot.

Na afloop is het programma terug te zien via omroepbrabant.nl

Alle afleveringen zijn ook te streamen via de (gratis) Brabant+ app.

maandag 2 december 2024

1944-2024: Tachtig jaar na de bevrijding

We zijn aan het eind gekomen van 2024. Dit betekent onder andere dat er een overzicht gemaakt kan worden van boeken en artikelen die naar aanleiding van de herdenking van tachtig jaar bevrijding zijn verschenen. Veel heemkundeverenigingen en ook individuele auteurs hebben hier op allerhande manieren aandacht aan besteed. Het resultaat is divers; veel tot hier onbekende foto’s en nog niet vertelde verhalen zijn nu in gedrukte vorm voor iedereen beschikbaar. Voor de vele tientallen artikelen verwijzen we naar BCfinder waar deze kunnen worden teruggevonden. Voor dit blogbericht laten we enkele van de verschenen boeken de revue passeren.

In ‘Helmond herinnert’ zijn de verhalen opgetekend van veertien inwoners die destijds tieners waren. Een van hen vertelt bijvoorbeeld over de inzet van duiven om op de hoogte te blijven van de gebeurtenissen elders. Ad Hermens doet in meer dan 250 pagina’s verslag van de betekenis en de gevolgen van Operatie Market Garden voor het oostelijk deel van Noord-Brabant. De aantekeningen die hij in september 1944 als twaalfjarige Rosmalenaar maakte, opgeteld bij andere bronnen en aanvullend onderzoek, vormen een uitgangspunt voor ‘Zo zag ik operatie Market Garden, september 1944, en speurde later verder’. Henk van der Linden schreef over een ander aspect van de Tweede Wereldoorlog, de Arbeitseinsatz, en de gevolgen hiervan voor mannen uit ’s-Hertogenbosch. In ‘Dwangarbeid voor de nazi’s. Bossche mannen 1940-1945’ is het resultaat opgenomen van een oproep onder Bosschenaren mee te werken aan het onderzoek naar het arbeidsverleden van hun familielid in Duitsland. Van uiteindelijk 27 jongens en mannen die door de Arbeitseinsatz in Duitsland zijn terechtgekomen, is de levensloop opgetekend. Het is slechts een fractie van het totaal aantal weggevoerde Bosschenaren. Ook de tot hier bekende mannen die de tewerkstelling niet overleefden, krijgen in het boek van 475 pagina’s een naam. In ‘De Tweede Wereldoorlog in Schijndel en Wijbosch door ooggetuigen. Lest we forget. Opdat wij niet vergeten’ zijn oorlogs- en bevrijdingsverhalen met portretfoto’s van de 42 vertellers opgenomen. Ook hier is de kleine, persoonlijke getuigenis dat wat de lezer het meest bijblijft. Over het boek ‘Beeldverslag van de oorlog’ met foto’s van Johan Prinsen in Aarle-Rixtel is reeds eerder op deze plaats een blog verschenen.

Dit korte overzicht bevat enkel publicaties die over het oostelijk deel van Noord-Brabant gaan. Voor tips over uitgaven over het westelijk deel van de provincie houdt de Brabant-Collectie, als organisatie die de gehele provincie bestrijkt, zich van harte aanbevolen.

maandag 28 oktober 2024

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Vlijmen naar Lith

Etappe 10 Zuiderwaterlinie Wandelpad (25,7 km)

De vorige keer zijn we gestopt bij knooppunt 30. Zowel de website van het Zuiderwaterlinie Wandelpad als het bijbehorende wandelgidsje laten je beginnen bij knooppunt 22, zo’n anderhalve kilometer verder oostwaarts. Dat kan uiteraard, maar voor degenen die strikt alle kilometers van het pad willen lopen, beginnen we bij knooppunt 30, aan het Engelermeer. Hoe dit meer is ontstaan, is niet duidelijk. Mogelijk is het een stuk van een oude stroomgeul van de Maas, daterend van vóór de 13e eeuw. Het meer heeft ook andere namen gehad. Zo kun je op 18e-eeuwse kaarten de naam Graaflijkheidsmeer tegenkomen. Dit is mogelijk een verwijzing naar de tijd dat het gebied onder het gezag van de Graven van Holland viel. In de 19e eeuw wordt deze waterpartij ook simpelweg ‘De Meer’ genoemd.
Uitsnede van: Kaart dienende tot het Project van den Heer M: van Barneveld etc.
Manuscriptkaart; pen, gekleurd. Maker: P.A. Ketelaar. Datering: 1754. Formaat gehele kaart:
55 x 136 cm. Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / Oost / Land van Heusden / 1754 (1) 
Uitsnede van: Kaart der Algemeene Omkading onder de Gemeenten Vlijmen, Engelen,
Bokhoven, Well en Hedikhuizen
. Maker: A.J. Bogaerts. Datering: 1865. Formaat gehele kaart:
59,5 x 82 cm. Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / Oost / Vlijmen / 1865 (1) 
Vanaf 1952 vond op uitgebreide schaal zandwinning plaats en na 1980 werd het meer in westelijke richting uitgebreid. Momenteel is het een recreatieplas, waarvan een klein gedeelte een natuurbestemming heeft.
Na het Engelermeer volgt een wat saaier stukje langs een drukke weg en industrieterrein De Vutter. Dan slaan we linksaf naar de Graaf van Solmsweg en lopen langs de Dieze richting Engelen.

Links van de weg laat een lichte verhoging in het weiland de contouren zien van waar eens de Engeler Schans lag. De Spaanse legerleider Claudius van Berlaymont liet deze in 1579 aanleggen om de monding van de Dieze bij de Maas te controleren. Het verdedigingswerk speelde een rol tijdens het Beleg van ’s-Hertogenbosch (1629). Van het oorspronkelijke fort en het omringende terrein is helaas niets meer over.
Kaart van het Dorp en Fort Engelen. Manuscriptkaart; pen, gekleurd. Maker onbekend.
Datering: 18e eeuw. Formaat: 35,9 x 52,2 cm. Vindplaats: E 30 / 020 (1)
We volgen de Graaf van Solmsweg en passeren enkele historische panden, zoals het voormalig meisjespensionaat O.L. Vrouw van Lourdes en bijbehorend klooster. Aan overkant van het water ligt kasteel Meerwijk.
Kasteel Meerwijk. Foto. Maker en datering onbekend.
Formaat: 16 x 12 cm. Vindplaats: E 29.1 / 820.11 Meer (2)
Met een bocht naar links lopen we langs het Diezekanaal en steken de brug over bij Sluis Engelen oftewel de Henriëttesluis. Lopend op de andere oever van de gekanaliseerde Dieze hebben we mooi zicht op Engelen.

We lopen de Henriëttewaard in, bereiken spuisluis Crèvecoeur en niet veel later het gelijknamige fort. Bij de monding van de Dieze in de Maas bouwde het Staatse leger in 1587 een schans. Twaalf jaar later gaven de Spanjaarden het de vorm van een echt fort. Het speelde op diverse momenten in de geschiedenis een strategische rol in de verdediging van ’s-Hertogenbosch en wisselde vaak van eigenaar: Hollanders, Fransen, Spanjaarden en Duitsers namen het in bezit. En dat ging uiteraard niet zonder slag of stoot. Zo werd het fort in 1673 door de Fransen bij hun aftocht opgeblazen, maar werd het later ook weer herbouwd. Het fort heeft momenteel een militaire functie. Alleen op Open Monumentendag in september geeft beheerder Natuurmonumenten hier wel eens rondleidingen.
Plan et Project du Fort Crevecoeur. Mansucriptkaart; pen, gekleurd. Maker:G. van Amelsvoort.
Datering: 1735. Formaat: 50,2 x 71,2 cm. Vindplaats: C 42 / 020 (10) 
Crevecoeur. Ets. Makers: G. Bouttats en J. Peeters. Datering: 1673-1674.
Formaat: 18,4 x 28,3 cm. Vindplaats: C 42 / 1673 (1)
Nadat we onder het spoor zijn doorgelopen, volgen we ongeveer twee kilometer de Maasboulevard. We lopen langs enkele historische panden in Oud-Empel, fraai gelegen aan de Maas. De in de verte opdoemende gifgroene geluidsschermen van de A2 steken hier nogal schril bij af. De wandelroute gaat verder over de Empelsedijk. In de akkers rechts van ons stond van ongeveer 100 tot 250 na Chr. een grote Gallo-Romeinse tempel. Deze zogenaamde Tempel van Empel was gewijd aan Hercules Magusanus.
Hercules Magusanus in cortenstaal aan de Empelsedijk (maart 2024).
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
We lopen door Gewande en niet veel later langs het Archeologisch & Paleontologisch Museum Hertogsgemaal.
Museum Hertogsgemaal (maart 2024).
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Op onderstaande kaart van de Brabant-Collectie zie je hoe het traject dat we tot nu toe gelopen hebben er rond 1680 uitzag.
Caerte ende afteyckeninge van de kade opden Koorn-weerdt. Manuscriptkaart;
pen, gekleurd. Maker: J. Esser. Datering: 1680. Formaat: 31 x 40 cm.
Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / Oost / Korenweerd / 1680 (1)
Bij knooppunt 99 laten we de dijk achter ons en volgen het onverharde pad door de Maasuiterwaarden. Een prachtig natuurgebied, waar je soms je creativiteit moet gebruiken om de weg te vinden, zeker bij hogere waterstanden. In het uiterste geval, als het gebied echt onbegaanbaar is, kun je kiezen voor de verharde Wildse Dijk tot voorbij Maren-Kessel, maar dan mis je wel veel moois.
Maasuiterwaarden (maart 2024). © Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Uiteindelijk bereiken we weer de bewoonde wereld, maken nog even een ommetje langs het Soldatenwiel en komen uit bij knooppunt 43 aan de Lithse Dijk. Dit meest westelijke puntje van Lith is het eindpunt van vandaag. De volgende keer lopen we verder naar Megen.

Bronnen:
  • J. Biemans e.a.: Engelen: grensdorp aan de Dieze. Engelen: Werkgroep Engelenboek & Angrisa Heemkundekring Engelen, 2011. Vindplaats: BRA Y BIEM 2011
  • H. Bruggeman: Rond Crèvecoeur: de geschiedenis van een vergeten fort. 's-Hertogenbosch: uitgave in eigen beheer, 1992. Vindplaats: BRA J BRUG 1992
  • T. van der Lee e.a.: De kindercanon van Engelen: van de oudste tot de nieuwste nederzetting in ons Uniek Diezedorp. Engelen: Angrisa Heemkundekring Engelen, 2015. Vindplaats: BRA Y LEE 2015
  • B. van Opzeeland: Het Engelermeer: historie en avifauna. In: Met gansen trou, 2001, nr. 10, pag. 114-119. Vindplaats: T 07445
  • B. van Opzeeland: Het Engelermeer: historie en avifauna (2). In: Met gansen trou, 2001, nr. 11, pag. 130-141. Vindplaats: T 07445
  • N. Roymans en T. Derks: De tempel van Empel: een Hercules-heiligdom in het woongebied van de Bataven. 's-Hertogenbosch: St. Brabantse Regionale Geschiedbeoefening & St. Archeologie en Bouwhistorie 's-Hertogenbosch e.o., 1994. Vindplaats: BRA Z3 GBV 2
  • A. Verhagen en D. Mol: De Groote Wielen: er was eens...: wie woonden er in de Groote Wielen in de ijstijd? Norg: DrukWare, 2009. Vindplaats: BRA Z3 VERH 2009
  • G. van Wijk: Het Land van Heusden in kaart en beeld gezet: 700 jaar geschiedenis van het Land van Heusden in kaart en beeld gebracht. Nieuwkuijk: Heemkundekring Onsenoort, 2021. Vindplaats: BRA Z4 WIJK 2021

vrijdag 18 oktober 2024

Johan Prinsen fotografeert Aarle-Rixtel tijdens WO II

Op 25 september 2024, precies tachtig jaar na de bevrijding van Aarle-Rixtel, overhandigden heemkundige Jeroen Arts, historicus Arnoud-Jan Bijsterveld en schrijfster Jola Prinsen, het eerste exemplaar van hun boek ‘Beeldverslag van de oorlog. Johan Prinsen fotografeert Aarle-Rixtel, 1939-1944’ aan Wim van de Donk, rector magnificus en voorzitter van het College van Bestuur van Tilburg University en voorzitter Nationaal Comité 4 en 5 mei. Jola is tevens onze collega bij de Tilburgse Universiteitsbibliotheek en ter gelegenheid van het verschijnen van het boek is ze vandaag onze gastschrijfster.

Het boek bevat en beschrijft een unieke collectie oorlogsfoto’s van mijn opa, de niet onverdienstelijke amateurfotograaf Johan Prinsen (1896-1973), eigenaar van puddingpoederfabriek Thermos in Aarle-Rixtel. Door te letten op visuele en technische details en allerlei bronnen te raadplegen, brachten de schrijvers nieuwe feiten uit de Aarlese oorlogsgeschiedenis aan het licht.
Johan Prinsen en zijn vrouw Bep. © Collectie: Familie Prinsen
Vijf jaar geleden werd ik benaderd door Jeroen Arts, die vermoedde dat mijn familie bijzondere foto’s en negatieven had van gebeurtenissen in Aarle-Rixtel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Inderdaad bleken er tientallen, grotendeels onbekende foto’s in ons familiearchief te zitten. Met grote zorgvuldigheid scande Jeroen de foto’s en negatieven. Samen met historicus Arnoud-Jan Bijsterveld onderzocht hij de afbeeldingen en behandelden ze als historische bron: wat en wie staat erop? Wat vertellen de technische details van de foto’s? Wat is de chronologische volgorde en welk verhaal vertellen ze dan? Uit alle oorlogsjaren bleken er foto’s te zijn, zoals van de mobilisatie (1939), de opgeblazen bruggen, de vordering van de auto (1941), de klokkenroof (1942), de radiovordering (1943) en de bevrijding (1944).
2 december 1942: Schoolkinderen uit Aarle-Rixtel verzamelen zich rond de
uit de kerktoren getakelde kerkklok. Foto: Johan Prinsen. © Collectie: Familie Prinsen
Daarbij kwamen verschillende nieuwe feiten aan het licht. Zo bleek dat de bekende fotograaf Martien Coppens de foto’s heeft ontwikkeld. Mogelijk heeft hij zelfs mijn opa adviezen gegeven voor een meer artistieke belichting of invalshoek. Vooral de serie over de bevrijding van Aarle-Rixtel is bijzonder: we ontdekten dat mijn opa de aankomst van het eerste Britse verkenningsvoertuig in de Dorpsstraat op 22 september 1944 fotografeerde. Ook de dagen erna, toen het dorp dagenlang in het schemergebied tussen bezet en bevrijd verkeerde, bleef hij de gebeurtenissen vastleggen. Tot slot fotografeerde hij het oppakken van een vermeende collaborateur en de viering van de bevrijding voor het gemeentehuis op 25 september.

Jeroen Arts, Arnoud-Jan Bijsterveld en Jola Prinsen. Beeldverslag van de oorlog: Johan Prinsen fotografeert Aarle-Rixtel, 1939-1944
Tilburg, Uitgeverij De Zwaan, 2024. 144 blz., ill., ISBN 9789082442861
Vindplaats bij de Brabant-Collectie: BRA N3 ARTS 2024
Het boek is voor € 29,95 verkrijgbaar via dit bestelformulier.