Omdat aan beroemde
architecten vaak al één of meer monografieën zijn gewijd, is het interessanter om
ook onbekendere bouwmeesters eens onder de loep te nemen. Want in iedere
gemeente, groot of klein, staan opvallende gebouwen (woningen, maar net zo vaak
kerken en gebouwen van instellingen), waarbij je je soms afvraagt wie er voor
het ontwerp heeft getekend. Als je al hun namen op een rij zet, kom je tot een
keur aan onbekende architecten. Het is daarom dat hier aandacht wordt besteed
aan de monografie uit 2024 over architect en aannemer Jacques van Groenendael
(1864-1932), van de hand van Mart J.M. Franken.
In het voorwoord
verklaart Franken hoe hij tot dit onderwerp is gekomen. Veel van de informatie
die in het boek is verwerkt, is bijeengebracht door Gerrit Louwe, die er
vanwege een hersenbloeding zelf geen publicatie van kan maken. Wanneer je het
leven van Jacques van Groenendael bestudeert, ontkom je er niet aan om de hele
familie aan een nadere inspectie te onderwerpen. In het hoofdstuk waarin de
levensloop wordt geschetst, worden de verschillende generaties over het
voetlicht gebracht. Ook wordt hier duidelijk gemaakt dat toeschrijvingen van
bepaalde bouwwerken aan ‘Van Groenendael’ soms (deels) onjuist zijn, wat mede wordt
veroorzaakt door de overeenkomst van de voorletter J. (Jan, Jacques, Jean
junior én Jean senior).
Jacques van
Groenendael is geboren in het Limburgse Nunhem. De resultaten van zijn bouwwerkzaamheden
staan verspreid over het hele land. Een groot deel van zijn carrière was hij
ook actief als aannemer, onder andere bij religieuze bouwwerken van bekende
architecten als Jan Stuyt, Joseph en ook Pierre Cuypers. Het kolossale grootseminarie Bovendonk in Hoeven (1903-1905, kerk 1922), een ontwerp van laatstgenoemde, is
hiervan waarschijnlijk het meest in het oog springende voorbeeld. In het Bisdom
Breda werd hiermee zijn naam gevestigd en dit deed hem waarschijnlijk besluiten
zich in Breda te vestigen. Hier kreeg hij het grootste deel van zijn
opdrachten.
Om zijn plaats
binnen de Nederlandse architectuur te kunnen bepalen, is een hoofdstuk over de
architectuurhistorische context aan het eind van de negentiende en het begin
van de twintigste eeuw van belang. De neogotiek, zoals die met name tot uiting
komt in de kerkenbouw, is voor Van Groenendael een belangrijk aanknopingspunt.
Maar hij past ook andere stijlvormen toe, zo bewijzen een flink aantal
voorbeelden die in de publicatie de revue passeren. Naast kerken komen ook
‘chalet’-villa’s, pastorieën, onderwijzerswoningen, scholen en kloosters - vooral
in het bisdom Breda - aan bod. Boeiend is de uitstap naar zijn sociale
woningbouwproject in de wijk Sint Anneke in Breda uit 1919. Het laatste
hoofdstuk biedt een oeuvre-overzicht van 107 projecten waarbij Van Groenendael
als architect betrokken was (of zijn naam genoemd is). Het boek wordt
afgesloten met een degelijk personen- en plaatsnamenregister.
Mede door het
vele beeldmateriaal (bouwtekeningen, oude en nieuwe foto’s) is een heel
levendig boek tot stand gekomen, waarin we een goed beeld krijgen van een
architect die misschien met naam niet zo bekend is, maar wiens (ook vele
Brabantse) bouwwerken tot op de dag van vandaag aansprekend en beeldbepalend zijn.
Het boek bevindt zich in de open opstelling van de Brabant-Collectie (nivo 0) en heeft de signatuur BRA J3 FRAN 2024
Geen opmerkingen:
Een reactie posten