Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

dinsdag 22 december 2020

Opening expositie Het Groene Woud

Zondagmiddag 13 december is de tentoonstelling Weemoed en Werkelijkheid in Het Groene Woud bescheiden en coronaproof geopend in Pennings Foundation te Eindhoven. Na het openingswoord door gastvrouw Petra Cardinaal vertelde Thijs Caspers (historisch ecoloog en redacteur Brabants Landschap) bevlogen over het ontstaan van Het Groene Woud. Na het officiële gedeelte konden de genodigden de expositie bekijken en napraten.

De opening.
© Louis van den Meijdenberg

Thijs Caspers voor het fotowerk van Marc Mulders: 
de bloemweiden rond zijn atelier op Landgoed Baest, 2016-2019.
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

Historische foto’s uit de Brabant-Collectie zijn gecombineerd met werk van hedendaagse fotografen en beeldende kunstenaars. De natuurgebieden gelegen binnen de stedendriehoek Tilburg, Den Bosch en Eindhoven zijn te zien. Het betreft o.a. opnamen in het Bossche Broek, de Kampina, de Oisterwijkse Bossen en Vennen, de Loonse en Drunense Duinen, de Mortelen en de Scheeken.
Bijna alle Brabantse fotografen uit onze collectie zijn met werk vertegenwoordigd, met een hoofdrol voor Noud Aartsen (1932-2010), Martien Coppens (1908-1986) en Nard Vogels (1900-1973).

Een impressie:

Noud Aartsen, dé fotograaf van Het Groene Woud.
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

Floradetails uit omgeving Eindhoven van Nard Vogels (eind jaren dertig tot begin jaren vijftig) 
bij het werk van L.J.A.D. Creyghton in de Kampina en de Loonse Duinen (2001-2011).
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

Op de collagewand zijn de verschillende belangen van Het Groene Woud
 te zien (zowel historische als moderne foto’s).
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

De modderpoelen van Paul Bogaers, 2010-2020 (foto met papier-maché).
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

Het werk van James van Leuven, 2017-2019. Noud Aartsen was 
zijn leermeester en Martien Coppens zijn inspiratiebron.
Ook De Beerze, landschap in transitie, is in beeld gebracht 
door Karel Tomeï, Noud Aartsen en James van Leuven.
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

Op groot formaat: de Loonse en Drunense Duinen van Karel Tomeï, 2016 (links)
en de Kampina op het wandtapijt van Margriet Luyten, 2015 (rechts).
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

Poëtische beelden van Martien Coppens.
 Paul Slot | © Brabant-Collectie, Tilburg University

In het kader van de Landschapstriënnale is deze expositie georganiseerd door de Brabant-Collectie (Tilburg University), Pennings Foundation en Brabants Landschap. Hierbij verscheen een bezoekersboekje. Volop aandacht in de pers: lees de artikelen in Brabeau, In Brabant, Brabants Landschap en Brabant Cultureel.

Exposanten:
Noud Aartsen, Jan Bijnen, Piet den Blanken, Paul Bogaers, Lore Clecx, Martien Coppens, L.J.A.D. Creyghton, Rees Diepen, Jan van Giersbergen, Hetty de Groot, Harry Guntlisbergen, Noortje Haegens, Iris Hartman, Anke van Iersel, Gerardus van Mol, James van Leuven, Margriet Luyten, Marc Mulders, Gaston Remery, Anton Schellens, Karel Tomeï, Nard Vogels.

Na de lockdown is deze fototentoonstelling nog te zien t/m 8 mei 2021.

maandag 21 december 2020

Meer te weten komen over Oosterhout? Een heerlijkheid…

Op 1 mei 1977 zag het eerste nummer van het mededelingenblad van de Heemkundekring ‘De Heerlijkheid Oosterhout’ het levenslicht. Op de eerste twee bladzijden werd secuur uitgelegd wat er onder heemkunde moest worden verstaan en hoe de Oosterhoutse kring dit in zou gaan vullen. In de artikelen die in dat nummer volgden, over schuttersgilden, Brabantse boerderijen en bloeiende planten, staat steeds Oosterhout centraal. En dat zal in de nummers die volgen zo blijven. “Uiteraard”, zou je willen zeggen, want daar gaat het om: ‘Het kennen van het ‘Heem’, het eigen erf’. Sinds dat eerste nummer passeerden heel veel onderwerpen de revue: hoogte- en dieptepunten uit de geschiedenis van Oosterhout.


In 2020 zijn we toe aan de 44ste jaargang van het periodiek en nog steeds komen de meest uiteenlopende onderwerpen over het voetlicht in een blad dat er in de loop der tijd steeds fraaier uit gaat zien. Hadden de vroegste nummers een wat primitief ogende pentekening van een Brabantse boerderij op de voorpagina en een beperkt aantal getypte pagina’s als binnenwerk, nu ligt er bij de leden vier keer per jaar een full colour blad op de mat van 36 pagina’s, gedrukt op glanzend papier.


In de huidige jaargang werd een inkijkje geboden in bijvoorbeeld de geschiedenis van de Villa Mathilda en hoe deze Johan van Beek inspireerde tot het maken van een natuurgetrouwe maquette. Aan een foto van een plekje in Oosterhout werden interessante wetenswaardigheden gekoppeld, de boeiende (schilders)familie Van der Meer de Walcheren (vader en moeder Pieter en Christine, en dochter Anne Marie) werd in woord en beeld uitgelicht. Verder komen de verklaring van straatnamen en het doen en laten van Oosterhouters die actief zijn in het verenigingsleven uitgebreid aan bod. En dan hebben we nog niet alles uit het eerste nummer van dit jaar genoemd.
Wat in het tweede nummer in het oog sprong was de indrukwekkende lijst van ruim honderd korte en lange artikelen over Oosterhout die tussen 1877 en 1963 in het veelgelezen tijdschrift De Katholieke Illustratie zijn verschenen. Wanneer je die artikelen achter elkaar zet, krijg je een goed beeld van het wel en wee van Oosterhout in de genoemde periode. Maar in De Katholieke Illustratie ligt het accent wel sterk op religieuze zaken. In De Heerlijkheid. Periodiek van Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout komen, zoals het hierboven geschrevene duidelijk maakt, veel meer aspecten aan de orde.

H. Reynier Brouerius: Het Huijs van Strijen in Oosterhout
Pentekening. Vindplaats: O 31 / 820.11 Strij (10)

In onze zoekmachine BCfinder is ook veel te vinden voor Oosterhout. Bijna duizend boeken en (tijdschrift)artikelen en ruim tweehonderd topografische afbeeldingen komen tevoorschijn wanneer je de plaatsnaam Oosterhout als zoekterm invoert. Grasduinen of onderzoek doen in deze bronnen, digitaal of – als het straks weer kan – ter plekke, moet voor de mensen die ‘het heem’ aan het hart gaat een HEERLIJKHEID zijn.

Vindplaats: T 07421

woensdag 16 december 2020

Onnozele Kinderdag

Ieder jaar wordt op 28 december de Kindermoord van Bethlehem herdacht: de dag dat alle onnozele of onschuldige kinderen jonger dan 2 jaar door de soldaten van Herodes werden vermoord. Jozef werd in een droom door een engel gewaarschuwd. Samen met Maria en hun pasgeboren kindje vluchtte hij naar Egypte. Zodoende bleef Jezus (Koning der Joden) gespaard. De gedode jongetjes werden martelaren, omdat ze voor Christus waren gestorven.

In 2020 initieerde het Verbond Volkscultuur in de Lage landen (VVLL) het project bedelzingen. De Brabant-Collectie participeert hieraan. Het zal in 2022 resulteren in een publicatie. Wist u dat er bij het feest van Onnozele Kinderen ook door de kinderen langs de deuren werd gegaan en gezongen om een gift?

Net zoals Sint-Maarten (11 november) en Driekoningen (6 januari) is deze dag een kinderfeestdag geworden. Op 28 december mocht de jeugd, als volwassenen gekleed, de ‘baas’ in huis zijn. Zij bepaalden wat er gegeten werd en ook de leraar was in dienst van de kinderen. Van dit bedelfeest in Midden-Brabant is bekend dat de kinderen verkleed als volwassen (als vader of moeder, als frater of zuster) zingend van deur tot deur trokken met onder andere het liedje 'Koosje, Koosje' om geld en snoepgoed op te halen. Daarnaast werden er ook driekoningen- en nieuwjaarsliedjes gezongen.

Deze opname van de kinderen werd door de trotse vader Janus Berkers (fotograaf en prentbriefkaartenuitgever in Asten) gemaakt. Van deze prentbriefkaart bestaan twee drukken, die uitgegeven zijn door zowel Jos Nuss in Haarlem (handelsmerk met de tulp) als Emrik & Binger in Haarlem. 

Noord-Brabant.
Fotograaf en uitgever staan niet vermeld op prentbriefkaart,
maar toegeschreven aan: Uitg. Berkers Verbunt Asten N.Br., 
ca. 1917.*
(Brabant-Collectie, Tilburg University)

* Met dank aan Jan Spoorenberg voor deze achtergrondinformatie.

In de Brabant-Collectie bevindt zich ook nog een interieurfoto met biddende meisjes voor de kerststal. Hierop zijn de meisjes van het R.K. Weeshuis in de Keizerstraat in ’s-Hertogenbosch op het feest van de Onnozele Kinderen te zien. Onlangs kwam ons een bijdrage van Theo van Herwijnen in Kring-nieuws, jg. 24, nr. 4 (1998) onder ogen. Het betreft een persoonlijk verhaal. Zijn moeder staat op deze foto en herkende alle meisjes. Van links naar rechts: Truus Rensen, Corrie van Es, Joke Rensen, Annie Hogenberg, Annie van Cruijsen (zijn moeder, die van 1929 tot 1935 in het weeshuis verbleef), Betsie Noot, Rikie Noot en Jo Burg.
R.K. Persbureau Het Zuiden,
's-Hertogenbosch,1931.
(Brabant-Collectie, Tilburg University)

Helaas is de viering van Onnozele Kinderendag in Noord-Brabant in de vergetelheid geraakt. Alleen in Valkenswaard is deze traditie nog springlevend. Sinds 1988 strooien de jarigen op 28 december vanaf de toren van de Sint-Nicolaaskerk snoepgoed voor de kinderen. Met paraplu en/of valhelm ter bescherming gaan de kinderen het snoep opvangen. Enkelen houden zelfs de paraplu of helm omgekeerd om zoveel mogelijk buit te maken.

maandag 23 november 2020

De Vierschaer van de HKV van Wouw

Ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Wouw werden in 1982 in het dorp uiteraard allerhande activiteiten georganiseerd. Hieruit ontstond ook het idee om een heemkundevereniging op te richten. Vanaf 1983 ging deze van start met het periodiek De Vierschaer dat anno 2020 nog steeds ieder kwartaal verschijnt. Er werd een logo ontworpen dat samen met de doelstellingen van de vereniging in het eerste nummer werd toegelicht. De hoofddoelstelling werd omschreven met: ‘Wouw en omgeving op elk gebied, dat onder heemkunde valt te bestuderen en te onderzoeken’. Het logo is opgebouwd uit het silhouet van de kaart van Wouw met daarin (de grenzen van) de vier kerkdorpen waaruit Wouw bestaat. Het logo en de kaart van West-Brabant met Wouw als middelpunt, sieren vanaf het eerste nummer de voorzijde van het tijdschrift. Het binnenwerk heeft sindsdien wel een moderner jasje gekregen.

Binnenwerk nr. 1 De Vierschaer
met uitleg van 'vignet'
Diverse leden van het eerste uur zijn nog steeds actief bij de vereniging en het heemkundetijdschrift betrokken. Henk Hellegers (behalve burgemeester van Uden is hij ook voorzitter van Brabants Heem) roept vanaf de eerste jaargang de veelkleurige Wouwse nieuwsmomenten van een eeuw eerder in herinnering. René Hermans verzorgt al vele jaren ieder jaar een terugblik in woord en beeld op Wouw van het voorafgaande jaar. En aan de hand van 142 geboorteaktes uit het jaar 1900 tekende Frank Schijven – nog heel recent – even zoveel Wouwse familiegeschiedenissen op met een schat aan genealogische gegevens. Van ook andere auteurs verschenen en verschijnen er interessante artikelen over een breed scala aan heemkundige onderwerpen: huizen, straatnamen, bedevaart, taal, rechtspraak, de Tweede Wereldoorlog etc., alsmede boeiende levensbeschrijvingen van historische personen. Elk kwartaal valt het in sober zwart-wit uitgevoerde tijdschrift van bijna honderd pagina’s bij de 360 leden op de mat: een prestatie van formaat. Via de website van de heemkundevereniging worden belangstellenden geïnformeerd over alle andere activiteiten. En dat zijn er heel wat.

Op de website van de Brabant-Collectie zijn momenteel ruim 500 artikelen die in De Vierschaer zijn verschenen met trefwoorden ontsloten. Voor de Wouw-liefhebbers zijn er in de databank van de Brabant-Collectie ook bijna honderd lokale topografische afbeeldingen te vinden: historische foto’s van bijvoorbeeld de Sint-Lambertuskerk, en zeventiende- en achttiende-eeuwse prenten en tekeningen van Wouw.

Vindplaats: T 07436

Wouw buijten Bergen op Zoo(m)
Maker onbekend
Pen gekleurd; penseel, gekleurd
15.9 x 20.3 cm
Vindplaats: W 87.1 / 010 (1)

maandag 9 november 2020

Randverschijnselen

Afgelopen maart verscheen het biografie-achtige boek van Bestenaar Rob Kemps, het gezicht van de Snollebollekes. Na deelname aan het televisieprogramma De Lama’s in 2007 werd Kemps bekend bij het publiek. Pas in 2013 kreeg hij grote bekendheid met de feestact Snollebollekes en de carnavalskrakers Links/Rechts en Springen Nondeju. De muziekgroep bestaat verder uit Jurjen Gofers en Maurice Huismans. Met zijn drieën produceren ze de muziek, maar alleen Kemps staat als Snollebollekes op het podium. 
Randverschijnselen gaat echter niet alleen over de Snollebollekes, maar ook over het leven van Kemps, zijn voorliefde voor Parijs, begraafplaatsen (m.n. begraafplaats Père Lachaise), Jacques Brel en Eddy Wally. In het boek probeert Kemp de vele kanten van zijn leven te vatten. Entertainen en verhalen vertellen is het liefste wat hij doet.

Vindplaats: BRA J3 KEMP 2020

donderdag 29 oktober 2020

Weemoed en werkelijkheid in Het Groene Woud

Best / Oirschot, 1991. (Foto: Noud Aartsen | Brabant-Collectie, Tilburg University)
Best / Oirschot, 1991. 
(Foto: Noud Aartsen | Brabant-Collectie, Tilburg University)

In het kader van de Landschapstriënnale organiseert de Brabant-Collectie (Tilburg University) samen met Pennings Foundation en Brabants Landschap een fototentoonstelling over Het Groene Woud. De Landschapstriënnale, gericht op heden, verleden en toekomst van het Nederlandse landschap, kiest iedere keer een ander gebied om de aandacht op te vestigen. In 2021 wordt de focus gericht op het Van Gogh Nationaal Park. Het Groene Woud, het gebied tussen de stedendriehoek Tilburg, Den Bosch en Eindhoven, maakt hiervan onderdeel uit. Hierbinnen liggen onder andere de natuurgebieden het Bossche Broek, de Kampina, de Oisterwijkse Bossen en Vennen, de Loonse en Drunense Duinen, de Mortelen en de Scheeken.

Poëtische, nostalgische beelden
De Brabant-Collectie beheert het oeuvre van fotografen als Nard Vogels (1900-1973), Martien Coppens (1908-1986) en Noud Aartsen (1932-2010), die in genoemd gebied hebben gefotografeerd.
Zij legden in de twintigste eeuw het kleinschalige agrarische cultuurlandschap vast, met keuterboeren, oude boerderijen met rieten daken, handenarbeid, begroeide sloten, weilanden met bomen erom heen en zandpaden met bermen. Met het (angstige) voorgevoel dat dit zou verdwijnen. Daarnaast hadden zij oog voor bos en ongerepte natuur, zoals moeras, heide en vennen. Veelal zijn het poëtische, nostalgische beelden.

Landschap in beweging
Het accent van de expositie ligt op de foto’s van Noud Aartsen, dé fotograaf van Het Groene Woud. Ook hij maakte prachtige poëtische foto’s van slingerende beken, sloten, oude boerderijen en houtwallen met doorkijkjes naar koeien in de wei. Maar hij zag ook dat steeds vaker de natuur werd aangetast door en opgeofferd aan economische groei en welvaart. In de jaren zestig en zeventig fotografeerde hij de komst van nieuwbouw en vervuilende industrie en midden jaren tachtig de verbreding van de A58. Als een ware milieuactivist streed hij tegen waterverontreiniging veroorzaakt door afvalwater van de industrie en overbemesting en bestrijdingsmiddelen van de landbouw.
Ook de ruilverkaveling en schaalvergroting documenteerde hij. Hij ageerde tegen het kanaliseren van beken voor een betere afwatering, het weghalen van houtwallen en het verdelgen van onkruid in wegbermen. In zijn ogen waren het onnodige ingrepen. En hij heeft gelijk gekregen. Door toedoen van milieuactivisten zoals hij vond vanaf de jaren tachtig een tegenbeweging plaats. Beken zijn weer meanderend gemaakt, nu juist om het water langer vast te houden. Om vogels terug te halen zijn houtwallen hersteld en wordt minder gif gespoten op de akkers. En om vlinders en bijen een leefgebied te gunnen, mogen in randen van akkers en wegbermen ‘onkruiden’ ontstaan of worden veldbloemen ingezaaid. Ook fotografen Karel Tomeï (1941) en James van Leuven (1961), een leerling van Noud Aartsen, fotografeerden deze transitie, de een vanuit de lucht, de ander van dichtbij.
Is nu alle leed geleden? Nee, we zijn er nog niet. Hedendaagse fotografen protesteren tegen de zogenaamde ‘verdozing’ van het landschap. Het landschap wordt ontsierd door loodsen van (internet) bedrijven, grote kassen en door megastallen, die ook nog eens voor luchtverontreiniging zorgen. De foto’s van Piet den Blanken (1951) getuigen hiervan.

Schuldig 
Er worden ook poëtische landschappen getoond waarmee ogenschijnlijk niets aan de hand is, maar waar zich een vuilnisbelt onder blijkt te bevinden, zoals verbeeld door Hetty de Groot (1950). Of waar zich in het verleden iets gruwelijks heeft afgespeeld, zoals een executie. Bert Creyghton (1954) vond zo’n desolate plek en wist een unheimliche sfeer in zijn foto te leggen. ‘Schuldige’ landschappen zou je ze kunnen noemen.

Beleving
De expositie laat ook zien hoe hedendaagse beeldend kunstenaars de natuur beleven. Marc Mulders (1958) heeft zijn atelier op Landgoed Baest, omringd door bloemenweiden, waar hij de idylle fotografeert. Hij werpt zich echter ook op als milieuactivist, omdat de rust en de idylle worden verstoord door vliegtuigen die af- en aanvliegen van Vliegveld Eindhoven.
Ook Margriet Luyten (1952) toont de schoonheid van het landschap. Haar foto’s dienen als basis voor geweven wandtapijten. Bijzonder is dat zij in de weeftechniek dezelfde lichtval weet te behouden als in de foto. Noortje Haegens (1985) zoekt de rust in de natuur, onder andere op de Kampina en de Moerputten en maakt foto’s en videowerken die onthaastend en meditatief werken op de toeschouwer. Anke van Iersel (1980) zoekt de vergankelijkheid in de natuur.
Maar er is ook plaats voor humor, zoals te zien is aan de modderpoelen van Paul Bogaers (1961), waarbij je goed moet kijken waar de (foto van de) waterplas ophoudt en de rand van modder (papier-maché) begint. 
In de expositie over Het Groene Woud wordt de nadruk gelegd op mooie, poëtische beelden, maar er is ook ruimte voor een kritische noot. Weemoed en werkelijkheid, ernst en humor wisselen elkaar af.

De ochtendzon over de net gebluste heidebrand bij Bosven op de Kampina, 2011.
(Foto: L.J.A.D. Creyghton)

De expositie ‘Weemoed en Werkelijkheid in Het Groene Woud’ is te zien t/m 8 mei 2021 bij Pennings Foundation, Geldropseweg 63 in Eindhoven. Open: wo t/m za van 12.00 tot 17.00 uur. www.penningsfoundation.com

 

maandag 26 oktober 2020

Velduil

Velduil in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01

 Strix, Ulula of Uil

Een aantal afbeeldingen in de boekenreeks Nederlandsche vogelen van Cornelis Nozeman e.a. roept vragen op over welke vogel er nu precies is afgebeeld. Het zijn ontegenzeglijk prachtige afbeeldingen die we hier zien, echter voldoen ze niet aan de maatstaven van hedendaagse vogelgidsen met hun zeer nauwkeurige weergaven van soorten en ondersoorten. Neem bijvoorbeeld de vogel die in dit blogbericht centraal staat: de Velduil. In de facsimile-uitgave uit 2014 van Uitgeverij Lannoo en de Koninklijke Bibliotheek lezen we hier meer over in de inleiding van M. van Delft, E. van Gelder en A.J.P. Raat. Zij schrijven: "De belangrijkste oorzaak van de problemen bij de identificatie is dat de vogels vaak zijn getekend naar opgezette exemplaren. De houding en de lichaamsverhoudingen van de vogels zijn vaak niet natuurlijk weergegeven. Ook de kleuring en tekening van verenkleed, staart, kop en borst leveren soms moeilijkheden op voor de herkenning. Verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke exemplaren, het zomer- en winterkleed en juveniele en volwassen vogels waren destijds ook nog onvoldoende bekend. De volgende voorbeelden illustreren dit probleem. De Velduilen op platen 34 en 35 hebben uiterlijke kenmerken van Bosuilen. De kleine kop, de staart en de witte vlekken op de vleugels wijzen er echter op dat Velduilen zijn afgebeeld. Ook het nest past bij de Velduil, want de Bosuil broedt niet op de grond."

Naast een uitgebreide beschrijving van het uiterlijk van de Velduil, lezen we in de paragraaf Aentekeningen van Nozeman het volgende: "Deeze Uilen sleepen in 't laest van Mey een weinig zagt stroo by een tusschen 't gras in 't veld, en broeden in 't begin van Juny. De man verpoost het wyf. Hun broed is gemeenlyk van 5 Eijeren, die in het gehele wit zyn. In zoogezegde Muizenjaeren verneemt men deeze Velduilen by uitstekendheid. Zy leeven van ratten, veldmuizen, kikvorschen, en allerley gevogelte welk zy Overvallen kunnen. Geen kat muist beter dan zy; waer toe hun snel gezicht by avond en nacht, wanneer zy hun aes zoeken, hen wonderlyk dienstig is. Zy gaen, even als de Katten, in 't veld te loeren zitten, en zelden loopt een rat of muis van hunne klaeuwen vry. Ik heb 'er by sommige boeren aengetroffen, die zeer tam over huis liepen, en hun voor muizenvangers dienden."
De vergelijking die Nozeman hier maakt met een kat zien we ook terug in de benaming Katuil voor deze vogelsoort. Zijn felgele ogen en het blazen als een kat dragen hier aan bij. Een volksnaam die op Ameland wordt gebruikt is Katteuul.
Nozeman besluit zijn vertoog als volgt: "Over dag zyn zy zeer weinig in beweeging, zittende of aen de slootkanten of op de knotstooven der willigen. Zy blyven 's winters over, houdende zig in dat saizoen op hooge landen en aen de Dyken. Onder 't vliegen maeken zy somtyds een diep en zuchtend geluid."

In de jaren 70 van de vorige eeuw werden in Nederland nog circa 130-185 broedparen geteld. Meer recent schommelt dat getal rond de 20, waarvan het merendeel zich op de Waddeneilanden en in Noord-Groningen bevindt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Velduil op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels staat, met als droevige status 'ernstig bedreigd'.

Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 5 oktober 2020

Pestvogel

Pestvogel in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C.Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 I 01

 

Ampelis Garrulus: Beemer, Zydestaart, Pestvogel

De herfst is voor menig vogelliefhebber een van de hoogtepunten van het jaar. Miljoenen trekvogels vliegen over ons land, op weg naar warmere oorden. De piek ligt in oktober. Zeldzame soorten kunnen zo maar opduiken, zangvogels vormen massale groepen. En als je dan heel veel geluk hebt, kun je zo maar oog in oog komen te staan met de kleurrijke pestvogel. Deze vogel bewoont de taiga's van Noord-Rusland en de Scandinavische bossen. In Nederland zie je hem dan ook uitsluitend in de wintermaanden, met name in november en december, en dan voornamelijk in het noorden van ons land. Heel soms is er sprake van een zogenaamd invasiejaar, als er in het hoge noorden te weinig bessen zijn om te eten. Dan kunnen ze zo maar met duizenden tegelijk aankomen. Je bent dan met recht een geluksvogel als je ze ziet zitten in bijvoorbeeld een meidoorn of andere vruchtdragende struik. 

De pestvogel werd in de middeleeuwen beschouwd als voorbode van de naderende pest, mede ingegeven door zijn soms invasieachtige komst. De pest oftewel "zwarte dood" bezorgde deze vogel ook de volksnaam Zwarte Mantel. Bekijk voor een uitgebreidere uitleg van deze en andere vogelnamen vooral eens de online Etymologiebank.

De pestvogel is opgenomen in deel 3 van de kloeke boekreeks Nederlandsche vogelen en hier lezen we: "Wy schroomen niet, deezen sierlyken Vogel, die in 't voorleeden Jaar in zulk een menigte hier te Lande gevangen werdt, en waar van men ook de Eyeren heeft bekomen, in dit Nederlandsche Vogelen-Werk te plaatzen. Immers, hoewel zyn Vaderland eigentlyk Boheme schynt te zyn, wordt hy ook in Engeland, ja zelfs in Sweeden, alwaar hy in de Bosschen huisvest, en tegen de Winter aankomt, gevonden; verhuizende in de Zomer, of nestelende, in de Noordelyke Landen, zo Linnaeus verhaalt."

Ook de naamgeving komt aan bod. "Niet minder verschil is 'er onder de Autheuren ten opzigt der zo oude als hedendaagsche benaamingen van deezen Vogel. Dat Aldrovandus hem met den Griekschen naam Ampelis, van het eeten der Druiven, die hy boven andere Bessen en Vrugten bemint, afleidelyk, bedoeld hebbe, is zeker. Hy noemt denzelven in 't Latyn, Garrulus Bohemicus, en hadt deezen verwonderlyken Vogel, toen die in zeker Jaar menigvuldig in Italie was komen overvliegen, en als een voorteken van Pest aangemerkt werdt, omstandig beschreeven. Uit dit denkbeeld, hoe ongegrond ook, zal buiten twyfel de thans heerschende benaaming, van Pestvogel, gesprooten zyn, en mogelyk bekragtigd door de roode Pyltjes der Wieken, of den vuurigen glans zyner Oogen; weshalven men hem Incendiaria Avis getyteld vindt en Microphoenix, of kleine Purpervogel."

Dat de pestvogel indertijd zowel levend als geserveerd op het bord gewaardeerd werd, blijkt uit het slot van het betoog: "By gelegenheid, dat, in de voorleeden Herfst van 't Jaar 1788, een menigte van deeze Pestvogels hier te Lande is overgekomen, heeft men dezelven nader leeren kennen... Zy zyn of in Lyster-Strikken, of met Slagnetten onder de Vinken gevangen, en sommigen eenigen tyd leevendig gebleeven... Zy worden dus zeer gemeenzaam, en neemen het Aas uit de hand aan, dat zy onderling elkander mededeelen. Jammer is 't, dat men by deeze gelegenheid niet meer moeite aangewend heeft, om ze in 't leven te houden. 't Geluid, dat zy maaken, zweemt naar Ziziri, met zekere klapachtigheid, gelyk de Gaaijen. Geplukt en gebraden zyn zy niet minder smaakelyk dan de Lysters en Vinken."

Vindplaats: KOD 041 I 01

maandag 14 september 2020

Het schetsboek van Deurne

Afgelopen mei verscheen Het Schetsboek van Deurne, een lijvig boekwerk met schetsen van Deurne getekend door Henry van den Berkmortel. Van den Berkmortel tekent al heel zijn leven en geschiedenis is zijn passie. In 2019 maakte hij elke dag een schets van een plek, gebouw of gebeurtenis in de gemeente Deurne. Deze schetsten waren op social media een grote hit en daarom besloot hij ze te bundelen tot een boek. Van den Berkmortel trekt er elke dag op uit om herkenbare plekken uit de hele gemeente vast te leggen in aquarel. Ter plekke maakt hij meestal een schets in een klein boekje en thuis werkt hij het dan verder uit. Daarna plaatst hij de schetsen op zijn Facebook-pagina met verhalen gebaseerd op historische feiten of eigen ervaring. Voor historische informatie raadpleegt hij vaak de website DeurneWiki

Vindplaats: TRE 090 F10

maandag 31 augustus 2020

(Bio)grafische bijzonderheden: Hultman en de Physionotrace

Op 15 april 1820 hield notaris Jan F.M. Ganderheyden (1787-1851) voor de Bossche afdeling van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen een toespraak. Deze werd gehouden ter nagedachtenis van Carl Gerard Hultman (1752-1820) die op 7 maart was overleden. Hultman was een veelzijdig man die in verschillende delen van het land en op uiteenlopende posities zijn sporen had verdiend. Hoewel zijn naam tegenwoordig weinigen bekend in de oren zal klinken, was het in zijn tijd toch een man van naam en faam. Wij kunnen een goed beeld van hem krijgen dankzij de toespraak van Ganderheyden die door de Bossche drukker en uitgever Hendrik Palier (1785-1853) in 1820 werd uitgebracht. Hultman werd in 1814 aangesteld als de eerste Commissaris van de Koning (‘Gouverneur’) van de nieuwe provincie Noord-Brabant. Dat deze niet-Brabander het hoogste ambt ging bekleden in de provincie waar katholieken en protestanten opnieuw moesten uitvinden hoe ze zich tot elkaar moesten verhouden, lijkt een ‘polder-oplossing’ avant la lettre. Hij heeft zich in die eerste jaren van Noord-Brabant vooral beziggehouden met de inrichting van het lokale en provinciale bestuur. In 1819 ging echter zijn gezondheid achteruit en in januari 1820 werd hij eervol uit zijn ambt ontslagen. Twee maanden later overleed Hultman. Bij leven was Hultman een verwoed verzamelaar van (post)incunabelen. Diverse door Hultman met de hand geschreven bronnen, maar ook gedrukte publicaties uit zijn tijd als gouverneur bevinden zich in de bibliotheek van Tilburg University.

Een postuum (fictief) portret van Hultman hangt in de zaal van Gedeputeerde Staten van het Provinciehuis in ’s-Hertogenbosch. Een eigentijds portret treffen we aan op de titelpagina van de publicatie van de toespraak van Ganderheyden. Deze pagina is, net als een geïsoleerd portret van Hultman, opgenomen in de Topografisch Historische Atlas van de Brabant-Collectie die via BCFinder te raadplegen is (vindplaatsen: P / H 91 (2) en P / H 91 (1)). Voor deze portretten is een bijzondere grafische techniek gebruikt waar de rest van dit blog over gaat: de physionotrace (= gelaatstekenaar). Hoe gaat deze techniek in zijn werk en waar komt ze vandaan?

Titelpagina van de redevoering ter nagedachtenis van C.G. Hultman.
Bij de opmaak van de titelpagina was geen rekening gehouden
met de buitenrand van de koperplaat. Vindplaats: P / H 91 (2)

De detaillering van dit tweede portret van Hultman is ten
opzichte van het eerste anders uitgewerkt. Vindplaats: P / H 91 (1)

Eeuwenlang is een geschilderd portret voor de bovenklasse een belangrijk middel geweest om zich te onderscheiden van de rest van de bevolking. De betaalbaarheid van een goed gelijkend portret komt echter in de loop van de achttiende eeuw onder druk te staan en men – ook de bourgeoisie – gaat op zoek naar goedkopere mogelijkheden. Het gegraveerde portret wordt voor veel meer mensen bereikbaar. Maar ook binnen dit genre wordt gezocht naar met name tijdbesparende methodes. De physionotrace is zo’n oplossing. Met een mechanisch hulpmiddel, de ‘profielmachine’, wordt het portret van het model – altijd en profil – overgezet op een etsplaat. De afstand van het model tot het apparaat en de positie van de stift bepalen de schaal van het uiteindelijke beeld. Als het profiel met behulp van de etstechniek eenmaal op de koperplaat staat, kunnen details als ogen, kleding etc. worden aangebracht. Ook wordt de achtergrond bewerkt, waardoor de physionotrace in eerste instantie meer de indruk van een gewassen pentekening krijgt. Het grote voordeel van deze techniek is dat één keer model zitten voldoende was.

De gedachte achter de physionotrace en de totstandkoming ervan zijn uitgedacht door Gilles-Louis Chrétien (1754-1811) in 1787. Hij was aanvankelijk muzikant in de kapel van de koning in Versailles, maar legde zich later toe op de grafische kunst. Hij werkte vanuit Parijs, wat ook staat vermeld in het randschrift van het portret van jonkheer Mr. F.X. Verheijen: ‘Dess. et. gr. p. Chretien inv. du Physionotrace rue St. honoré en face de l'Oratoire No. 152’.

Jonkheer Mr. F.X. Verheijen liet zich op jonge leeftijd (ca. 30 jaar)
in de techniek van physionotrace vastleggen. Vindplaats: P / V 39.5 (1)

Dit portret (vindplaats: P / V 39.5 (1)) is in de Brabant-Collectie aanwezig omdat Verheijen (1779-1851) van 1814 tot aan zijn dood griffier was van Provinciale Staten van Noord-Brabant. In het randschrift maakt Chrétien nadrukkelijk reclame voor zichzelf als bedenker van de physionotrace; hij noemt zelfs de straat waar je zijn zaak kunt vinden. Opvallend genoeg blijft de plaatsnaam (Parijs) achterwege. Na enkele jaren samengewerkt te hebben met Edmonde Quenedey (1756-1830) gaan beiden voor zichzelf verder. Na de dood van Gilles-Louis Chrétien wordt diens zaak voortgezet door (Etienne?) Bouchardy (werkzaam van 1808-1840). En het is Bouchardy die we in het randschrift van het portret van Hultman aantreffen.

Het is aanlokkelijk te bedenken dat Hultman en Verheijen, die in dezelfde periode actief waren voor de Provincie Noord-Brabant, met elkaar gesproken hebben over die in Frankrijk in zwang zijnde manier van portretteren. Want de techniek van de physionotrace heeft in de eerste decennia van de negentiende eeuw behoorlijk wat aanhang gekend, ook in Nederland. Het betekende voor velen toch de relatief eenvoudige en goedkopere mogelijkheid tot het verkrijgen van een eigen portret. Vanaf ongeveer 1830 werd de physionotrace ingehaald door de lithografie en niet veel later door de fotografie, een nog meer gemechaniseerde mogelijkheid om je portret vast te laten leggen.

Bronnen:

maandag 17 augustus 2020

Hop

Hop in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert
en eigenschappen beschreeven

KOD 041 H 01

Upupa, Epops, Hoppe: Hop
Deze kleurrijke vogel kun je haast niet met een andere vogel verwarren. Zijn fraaie rozebruine verenkleed, de zwart-wit gebandeerde vleugels en de zwartgepunte kuif die hij kan oprichten als een indianentooi, maken hem onmiskenbaar. In de tijd van Nozeman kwam de hop, in tegenstelling tot nu, nog regelmatig tot broeden in ons land.
"In de jaeren 1745, 46, en 47 veel verkeerende aen onze Duinkanten van de Egmondsche, Bergensche, en Schoorler landstreeke, en dikwils in de Lenten de laenen en bosschen der hoeven aldear bezoekende, zag ik 'er meermaelen, somtyds op het duin, somtyds op den platten grond der wegen, en somtyds in het geboomte, deezen anders hieromstreeks niet dagelyks voorkoomenden vogel; zonder toen ontdekt te hebben, het welk echter by my uit hoofde des saizoens voor vry waerschynelyk werdt gehouden, dat hy 'er broedde. Sedert heb ik de Hoppen niet weêr aengetroffen voor in het begin van July 1778, wanneer ik hier by Rotterdam, op de aengenaeme Buitenplaets van mynen zeer geëerden vrind, den Heere M. Viruly, aen den Hoogen Dyk onder Kralingen, dagelyks een paer derzelve uit het geboomte van dien Lusthof af en aen zag vliegen op het daer nevens geleegen weiland. Aldaer had dit paer gebroed, gelyk my de tuinlieden verzekereden."
Bovenstaande afbeelding liet Nozeman vervaardigen door N. Muis: "... en thands is my uit het quartier van Breda een broedend paer Hoppen, te gelyk met een gedeelte van hun nest, en met hunne eijeren, aengebragt geworden; waervan ik zonder uitstel, door den Konstschilder N. Muis, de nette afbeelding naer het leeven heb laeten vervaerdigen, gelyk zy hiernevens in de natuurlyke koleuren vertoond staen." Een handelswijze die in onze tijd ondenkbaar is. De hop staat nu immers op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. We mogen blij zijn met een zeer incidenteel broedgeval, zoals dit voorjaar in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Andere recente broedgevallen dateren uit 2012 en 1995. Dit jaar werden in de periode juni - half juli op ongeveer 22 locaties hoppen gemeld, hetgeen ongewoon veel is. Een mannetjes hop heeft zelfs wekenlang zitten zingen in De Brand, nabij de Loonse en Drunense Duinen. Mogelijk zal de klimaatsverandering voor meer broedgevallen in ons land gaan zorgen de komende jaren.
Nozeman vertelt het volgende over het nest van de hop. "Geene andere holte (meest der Ypenboomen) wordt hier te Land tot eene broedplaets, door deeze vogelen uitgekoozen, dan zulk eene, wier toegang door een klein gat in de schors is. De stank lokt zeer vermoedelyk sommige vliegen en schallebyters of torren naer deeze plaets, in de welke zy eene gunstige geleegenheid kunnen aentreffen om haere eijertjens te leggen; terwyl ook de drek zelf bereids, door de vliegen, aleer de Hoppe hem opneemt, bezet mag zyn geworden met haere zaeden." Verder vermeldt Nozeman dat sommigen de vogel Drekhaen noemen. Dat is niet zo verwonderlijk, want het nest van de hop stinkt behoorlijk. Zowel het vrouwtje als de jongen verdedigen zich tegen indringers door ze te besproeien met een stinkende vloeistof. Er circuleren allerlei streeknamen voor deze vogel, in Noord-Brabant onder andere Schijthop en Stinkhaan (bron: H. Blok, H. ter Stege: De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis, 2000).
De naam hop verwijst overigens naar het geluid dat de vogel maakt: een hobo-achtig, ver dragende baltsroep tijdens de broedtijd: hoep-hoep-hoep. Ook al onmiskenbaar.

Vindplaats: KOD 041 H 01

maandag 20 juli 2020

Kleine geschiedenissen van Dussen. Deel 3

Vorige maand verscheen het derde deel van de reeks ‘Kleine geschiedenissen van Dussen’ van de hand van Ton Lensvelt. In de reeks die 5 eeuwen omvat (1460-1960), vertelt hij historische verhalen over Dussen en de Dussenaren. Aan bod komen in dit deel onder andere drie eeuwen gezondheidszorg, de pest, de Spaanse griep, de Tweede Wereldoorlog en verder nog meer verhalen over het bestuur, de inwoners, hun werk, vermaak en andere gebeurtenissen. Dussen valt sinds 1 januari 2019 onder de gemeente Altena.

Vindplaats: BRA Y LENS 3
De andere delen hebben als vindplaats: 
BRA Y LENS 1 
BRA Y LENS 2

Meer plaatselijke geschiedenis is te vinden in de rubriek Y.

maandag 6 juli 2020

Tijdschriften en corona

De Brabant-Collectie ontvangt als abonnementhouder iedere maand een grote hoeveelheid heemkundige en vakinhoudelijke tijdschriften en periodieken. Wanneer je deze op een rij legt, kan een goed beeld worden verkregen hoe ze omgaan met en welke aandacht ze besteden aan grotere thema’s, in dit geval de coronacrisis. Bladen die ieder kwartaal of vaker verschijnen hebben nu – geteld vanaf het moment dat de coronapandemie begin maart uitbrak – allemaal al een nummer het licht doen zien. Voor de bladen met een lagere verschijningsfrequentie gaat waarschijnlijk hetzelfde op: niemand kan er omheen om redactionele of inhoudelijke woorden te wijden aan datgene wat ons al maanden bezighoudt en nog wel geruime tijd zal bezighouden. De twee het vaakst terugkerende, redactionele onderdelen met een relatie tot corona, met name in de heemkundige tijdschriften, zijn de volgende: een overzicht van alle activiteiten (excursies, lezingen, ledenvergaderingen, openstelling van het verenigingsgebouw etc.) die niet doorgaan of anders georganiseerd moeten worden, en – zeer verdrietig – een lijstje van namen van leden die de voorbije periode zijn overleden. In meerdere gevallen wordt met nadruk gesteld dat het een aanzienlijk aantal betreft. De vele, dramatische berichten over de impact van corona in Brabant zoals die ons via de lokale media bereikten, deden in die zin al het ergste vrezen.

Ook inhoudelijk zijn er in de voorbije periode (al) artikelen verschenen waarin referenties aan corona voorkomen. Een artikel over de Tweede Wereldoorlog en de oorlogsslachtoffers van Hooge en Lage Zwaluwe wordt, met name vanwege de vergelijkbare gevolgen voor onze vrijheid van bewegen, gekoppeld aan corona (De Bùrt, jrg. 34, nr. 101, p. 7: Voorwoord).
Het directe effect van de verschillen in aanpak van de diverse landen is waarschijnlijk nergens zo goed te merken als in Baarle-Nassau en Baarle-Hertog. De grens tussen Nederland en België ging dicht en grensverkeer was gedurende vele weken niet mogelijk. Dit levert behalve nieuwe, veelgehoorde woorden als coronatoerisme en grensvignet, ook nieuwe verhalen op waarin de grens een hoofdrol speelt. Van Wirskaante (jrg. 35, nr. 2, p. 6-13, 14-24, 26-37) van Heemkundekring Amalia van Solms gaat hier uitgebreid op in, maar ook andere crises waar de grenzen van enclaves van invloed zijn op het beloop van de geschiedenis komen aan bod.
Dat corona betekent dat veel activiteiten dit jaar niet door kunnen gaan, is vooral voor de mensen die er direct bij betrokken zijn enorm vervelend. Dat het corsoseizoen met een jaar is uitgesteld, betekent niet dat de Stichting Corsief in Zundert stilzit. Hun kleurrijke magazine Corsief besteedt in het juninummer van 2020 (jrg. 25, nr. 1) uitgebreid aandacht aan de negatieve en de positieve gevolgen van de coronabesluiten voor de corsowereld. Het landelijke tijdschrift Geografie (jrg. 29, nr. 6, p. 6-10, 18-22, 26-29) biedt artikelen over een eerder virus, de Spaanse griep, over het feit dat “samen” een kans én een bedreiging is in crisistijd, en over de bestuurlijke beperkingen die optreden als de landsgrenzen gesloten worden. Het Archievenblad (jrg. 124, nr. 3, p. 6-8) kijkt nadrukkelijk vooruit in een artikel over archiveren in crisistijd, oftewel: hoe leg je als archiefdienst de coronacrisis vast?

Twee in het oog springende artikelen ter afsluiting. In het Vlaamse tijdschrift voor heraldiek Heraldicum Disputationes (jrg. 25, nr. 2, p. 45-50) treffen we een beeldend overzicht aan van coronaverwijzingen in, al dan niet ludiek bedoelde, heraldische toepassingen.
© Cortés
Het wapen van Brabant van cartoonist Cortés, met wc-papier als banier, leeuwen met beschermende kleding en het coronavirus als wapenkroon is hierin ook opgenomen. En in Devotionalia (jrg. 39, nr. 230, p. 64-65) bespreekt Ivo de Wijs datgene wat bekend is over de heilige Corona.
Schilderij, maker onbekend
Biblioteca Apostolica Vaticana, Rome
Hij stelt dat de naam door de eeuwen heen niet aan het hoofddeksel maar aan het betaalmiddel kroon werd gekoppeld. En het was daarom dat de heilige Corona zou zijn aangeroepen door deelnemers aan loterijen, schatgravers én zakenmensen, vooral bij financiële problemen. Dit laatste werpt, voor hen die erin willen geloven, een interessant licht op de economische problemen die het coronavirus tot gevolg heeft. 

Vanwege corona zijn onze boeken en tijdschriften in de universiteitsbibliotheek onder strikte voorwaarden toegankelijk. Zodra de openstelling wordt verruimd, kunt u dit lezen op de websites van Brabant-Collectie en Tilburg University

Vindplaatsen: De Bùrt: T 07854 / Van Wirskaante: T 08913 / Corsief: T 10958 / Geografie: T 08947 / Archievenblad: T 09800 / Heraldicum Disputationes: T 11009 / Devotionalia: T 07406

donderdag 25 juni 2020

Brabants indrukwekkendste oorlogsfoto’s bij NM Kamp Vught

Foto A. van Beurden | fotoalbum Wick Bannenberg | Brabant-Collectie, Tilburg University
Eindhoven, september 1944
© A. van Beurden, fotoalbum Wick Bannenberg 
Brabant-Collectie, Tilburg University
Van de Sonse burgemeester Schoepp achter het prikkeldraad van Kamp Vught tot een polonaise door de straten van Eindhoven na de bevrijding: de 50 indrukwekkendste foto’s van de Tweede Wereldoorlog in Noord-Brabant zijn deze zomer te zien bij Nationaal Monument Kamp Vught. Directeur Jeroen van den Eijnde is in zijn nopjes met de nieuwe pop-up tentoonstelling. “Deze foto’s brengen de oorlog echt dichterbij. In deze expositie worden we geconfronteerd met 50 gebeurtenissen die de impact van de oorlogsjaren op onze provincie verbeelden én samenvatten. Daarnaast is het fijn om de bezoekers, die gelukkig ook in deze tijden ons herinneringscentrum weten te vinden, iets extra’s te kunnen bieden.”
Foto Jan van de Ven
© Jan van de Ven
De tijdelijke tentoonstelling komt voort uit het landelijke project De Tweede Wereldoorlog in 100 foto’s, dat onder meer resulteerde in een gelijknamig fotoboek. Aan de basis hiervan stonden de zoektochten op provinciaal niveau. In Noord-Brabant is de selectie gemaakt door een werkgroep bestaande uit Jan van Oudheusden (oud-provinciaal historicus), Patrick Timmermans (directeur Erfgoed Brabant) en Emy Thorissen (conservator van de Brabant-Collectie/Tilburg University). Het mondde uit in een pop-up tentoontstelling die als onderdeel van de ‘Vrijheid-express’-bus in april en mei door de gehele provincie had moeten reizen, tot het coronavirus die plannen doorkruiste. Dat de expositie nu alsnog te zien is, is een geluk bij een ongeluk, legt Van den Eijnde van NM Kamp Vught uit. “Omdat we tot 1 september geen groepsactiviteiten mogen organiseren, staat ons gloednieuwe auditorium leeg. Als je daar de stoelen uithaalt, blijkt het zeer geschikt voor een tentoonstelling zoals deze. Zo krijgt deze fraaie tentoonstelling toch nog het podium die het verdient.”
Foto Jan van de Ven
© Jan van de Ven
De 50 indrukwekkendste foto’s van de Tweede Wereldoorlog in Noord-Brabant zijn tot en met zondag 30 augustus te zien in het auditorium van NM Kamp Vught. Een regulier toegangsbewijs volstaat om de tentoonstelling te bezoeken. Bezoekers dienen in lijn met de RIVM-richtlijnen vooraf wel een ticket te reserveren via de website van NM Kamp Vught.

De Tweede Wereldoorlog in 100 foto’s is een project in het kader van 75 Jaar Vrijheid dat wordt uitgevoerd door het NIOD, in opdracht van Platform WO2, en is mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het vfonds. Het gelijknamige boek is te koop in de museumwinkel van NM Kamp Vught of te bestellen via deze link.

maandag 22 juni 2020

Koekoek

Koekoek in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 H 01

Cuculus, Canorus: Koekoek

Cornelis Nozeman roemde de koekoek als de aankondiger van de lente: "Zie hier den Uitroeper van 't saizoen, waerin de Natuur, door de koude van den Winter als verstyfd en werkeloos gemaekt, alles opnieuw verlevendigt. Naeulyks begint ons de Lieve Lente aen te lagchen, of men hoort den Koekoek zyn' ouden zang vernieuwen, bynae in alle oorden van de wereld." Als je geluk hebt, kun je de roep van de koekoek nu misschien nog horen. Vanaf een hoge zitplaats roept het mannetje zijn eigen naam om zijn territorium te claimen. Maar de kans is groot dat hij op dit moment alweer vertrokken is naar Afrika. In Nozemans tijd was overigens nog niet zoveel bekend over de verre reis die deze vogel aflegt. Hij schrijft: "Men ziet hier ten lande de vliegende Koekoeken geene groote einden wegs afleggen: schynende zy 't met vliegen niet lang achter een te kunnen uithouden. In de maend Mey passeeren (schryft de Heer Godeheu de Riville aen den Heere De Reaumur) de Koekoeken het Eiland Maltha; uit welk bericht sommigen dan besluiten, dat deeze Vogelen weezenlyk naer warmer Landen verhuizen."
Maar er is iets bijzonders aan de hand met die koekoek. Het vrouwtje broedt niet zelf haar eieren uit, maar legt deze in het nest van een zogenaamde waardvogel aan wie de verdere verzorging voor het nageslacht wordt overgelaten. Belangrijkste 'pleegouders' zijn in Nederland momenteel de kleine karekiet, heggenmus, graspieper, en witte en gele kwikstaart. De koekoek wordt in dit kader ook wel een broedparasiet genoemd. Het is niet zo verwonderlijk dat in Nozemans tijd vreemd tegen dit gedrag werd aangekeken.
Nozeman schrijft: "... een verschynsel anders, naer 't oordeel van den beroemden Heer Willughbey zo ongerymd en wandrochtelyk, dat hy de waerheid daervan niet geloofd zou hebben, indien hy de zelve niet met eigen' oogen had aenschouwd: Het was by hem eene volslagen afwyking van de zoo eindeloos wys verordende Natuurwet, volgens welke was vastgesteld, dat de Moedervogelen, is 't noodig, een Nest maeken, ten minsten haere eigenen Eijeren uitbroeden, en voorts haere uitgekoomene jongen opbrengen. - De dagelyksche ondervinding leert standvastig, dat de Koekoeken eene uitzondering op die Natuurregel maeken." 
Maar Nozeman vindt het ook een slimme zet van de koekoek: "En het is aenbiddelyk wys, en in de gadeloos heerlyke en schoone Huishoudinge der Natuur verwonderlyk welgeschikt, dat een vogel, die, om andere redenen, werdt onbekwaam gelaeten tot de Broeding, met een overleg werdt begiftigd om dat gebrek te verhelpen, en langs den zoo even gezegden weg de voortzetting van zyn geslacht door den dienst van anderen te bevorderen en geregeld te onderhouden."
Dat de tactiek van de koekoek overigens niet altijd succesvol is, constateerde Nozeman zelf:
"Op den grond, in 't gras, naest een bynae voltooid nestje van een Haverkneu, vond ik omtrent het einde van Meymaend het hier afgetekend Ey der Koekoek, en korte stonden daer nae lag ter zelfder' plaets het tweede. De Haverkneu of Gors had, denklyk, deeze Eijeren, in zyn afweezen in het nest gelegd, daer buiten geworpen. Het paer Koekoeken, welk dus vruchteloos zyn broed aen dit vogeltje had willen opdringen, hieldt zig omstreeks het nest zeer onrustig op, vliegende, onder een vreemd geluid, en onder den dreigenden aenval der Gorzen, van den eenen tak op den anderen."

Vindplaats: KOD 041 H 01