Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 29 oktober 2018

Tijdschrift: Sprokkelingen

Sprokkelingen is het tijdschrift van Heemkundekring Uden. De kring is september 1958 opgericht en bestaat dit jaar dus 60 jaar. Tot de gemeente Uden behoren de kernen Uden, Volkel en Odiliapeel. Het doel van deze heemkundekring is het bevorderen van belangstelling voor de eigen leefomgeving en het vergroten van kennis over die omgeving in het verleden en heden. In 1941 bestond al een Bond voor Heemkunde in Uden, opgericht op voorstel van de pastoor van Alphen, Willem Binck, om zo te voorkomen dat de NSB de geschiedenis van Nederland zou manipuleren en misbruiken voor hun eigen ideologie. Deze heemkundige bond moest daarom de echte geschiedenis van Uden gaan belichten. Door de Duitse bezetter werd de vereniging echter snel verboden. In 1958 werd de Kring Uden als onderdeel van de koepelorganisatie Brabants Heem opgericht. In 1961 werd geprobeerd een eenvoudig clubblad onder de naam Sprokkelingen samen te stellen. Dit lukte echter niet en een tweede poging in de jaren 70 van de vorige eeuw mislukte eveneens. In 1987 werd uiteindelijk onder die naam een kwartaalblad opgericht, dat wel levensvatbaar bleek. Het blad onderging in 1990 een facelift en het eenvoudige uiterlijk werd veel professioneler en daardoor aantrekkelijker.
Het periodiek verschijnt 4 keer per jaar. In het septembernummer van 2018 staat een artikel van Adriaan Sanders over de oprichting van de heemkundekring 60 jaar geleden. Ook verscheen in dit nummer deel 34 van de serie ‘”Bijdrage tot een geschiedenis van Uden” door Piet de Groot (1890-1968), een Udens amateurhistoricus. Verder worden er in het blad regelmatig artikelen gepubliceerd over bijzondere personen en gebeurtenissen uit Uden in heden en verleden. De serie “Jeugdvermaak op de Mullehei” van Luciën Bressers sr., gepubliceerd in het blad van 2010 tot 2012, geeft een goed beeld van hoe de jeugd zich vermaakte in Uden op de Molenheide (tegenwoordig een natuurgebied) begin jaren 30 van de twintigste eeuw. De familie Bressers woont al sinds 1698 in Uden. Nadat Luciën Bressers sr. (1917-1991) de eerste ansichtkaarten van Uden kocht, werd de geschiedenis van Uden zijn grote passie. Zijn verzameling groeide snel en zijn zoon Luciën Bresser jr. besloot in overleg met de andere leden van de familie Bressers in 1983 hiervoor de Stichting Het Uden-Archief van Bressers op te richten. Zo zou de collectie als eenheid bewaard blijven. Deze stichting werkt nauw samen met de Heemkundekring Uden en heeft dezelfde doelen. Uit dit archief zijn tal van artikelen over de geschiedenis van Uden van de hand van Luciën Bressers sr. in Sprokkelingen gepubliceerd, vaak met foto’s uit het Uden-Archief van Bressers.

Sprokkelingen is aanwezig en raadpleegbaar op niveau 0 van de universiteitsbibliotheek.
Vindplaats: T 08804

donderdag 25 oktober 2018

Mini-expositie ‘Menno van Coehoorn en de Zuiderwaterlinie’

 In de Maand van de Geschiedenis met het thema ‘Opstand’ presenteert de Brabant-Collectie een mini-expositie in de universiteitsbibliotheek. In tijden van oorlog en opstand diende de Republiek der Verenigde Nederlanden goed verdedigd te worden.
Door inundatie van laaggelegen delen en bestaande vestingwerken te versterken en te verbinden door linies, werd de oudste, langste (150 km) en meest benutte aaneengesloten militaire verdedigingslinie van Nederland gemaakt.

Bedenker van dit innovatieve systeem was de Friese vestingbouwer, belegeraar en infanterist Menno van Coehoorn (1641-1704). Hij ontwierp een Oosterfrontier (van Nieuweschans tot Nijmegen) en Zuiderfrontier (van Sluis tot Grave) met de Spaanse Linies in Zeeuws-Vlaanderen. Het Brabantse deel van het Zuiderfrontier wordt tegenwoordig de Zuiderwaterlinie genoemd. Bergen op Zoom, Steenbergen, Willemstad, Klundert, Breda, Geertruidenberg, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Megen, Ravenstein en Grave zijn de vestingsteden die met forten, schansen en linies hiervan deel uitmaken.

Zijn ideeën over vestingbouw, later bekend geworden als het Nieuw-Nederlandse stelsel, legde Menno van Coehoorn in 1685 vast in het werk Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont.
Titelpagina
Minno Baron van Koehoorn, Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont..,
Leeuwarden: by de erfgen. van de wed. wijl. Hendrik Rintjens, 1702
Vindplaats: TRE 020 G 16
Hierin bespreekt hij drie manieren waarop zijn bouwconcept kan worden uitgevoerd bij een regelmatige zes-, zeven- en achthoek. Hij maakt een vergelijking met het Franse stelsel van Vauban. Voor beide methoden beschrijft hij het verloop van een aanval. Dit nieuwe systeem maakt het makkelijker aanvallen op bastions af te slaan en vestingen als geheel te verdedigen. Voordeel is ook dat het geschikt is voor de Nederlandse terreingesteldheid. Afhankelijk daarvan kunnen ingenieurs een van de drie manieren kiezen voor een vestingontwerp. Met dit belangrijke werk verwierf Van Coehoorn ook in het buitenland bekendheid. In 1695 werd hij benoemd tot ‘Ingenieur-Generaal der fortificatiewerken deser landen’.

Menno van Coehoorn maakte gebruik van al bestaande kleinere linies, zoals de Linie 1629 rond ’s-Hertogenbosch en de Linie van Eendracht uit 1582. Deze laatste is de eerste echte waterlinie in Nederland en is later vervangen door de West-Brabantse Waterlinie. Op de onderstaande kaart is deze linie met de vesting Steenbergen, een aantal hoger gelegen forten, de vesting Bergen op Zoom en de lager gelegen inundatiegebieden te zien.
TABVLA | Bergarum ad Zomam | Stenbergae | et novorum ibi operum
getekend door Franciscus van Schooten en gedrukt door Willem Blaeu
in: Hugo Grotius, Grollae obsidio cvm annexis, Amsterdam: Willem Blaeu, 1629
Vindplaats: KOD 025 C 13
Onder invloed van dreiging van de legers van Lodewijk XIV vanuit het zuiden krijgt Van Coehoorn de opdracht van de Raad van State het grondgebied beter te beveiligen. Hij voert hiertoe in 1698 een inspectiereis uit en bedenkt een bouwprogramma om de vestingen in een goed verdedigbare staat te brengen. Dit programma gaat nog datzelfde jaar van start. Van de meeste vestingsteden wordt de helft tot een derde vernieuwd. Onmisbare onderdelen waren de Linie van Den Hout, Linie van de Munnikenhof en het retranchement bij Waspik, omdat deze de niet te inunderen gebieden afsloten.

Grave en Bergen op Zoom zijn voorbeelden van vestingsteden die volgens zijn Nieuw-Nederlands Stelsel zijn ontworpen. Hieronder is een plattegrond van Grave te zien uit ca. 1751. De bastions met hol gebogen flanken, de ravelijnen en het Kroonwerk Coehoorn aan de overzijde van de Maas kunnen worden onderscheiden. Rond 1700 ontwierp Menno van Coehoorn dit buitenwerk met twee halve bastions en een hele in het midden.
Grondtekening | der Stad | GRAAVE
In: Jan Wagenaar, Hedendaagse historie, of tegenwoordige staat van alle volkeren (XII deel),  
Amsterdam: by Isaak Tirion, 1751
Vindplaats: TRE 051 G 01/12
De grootste verandering vond plaats aan de verdedigingswerken van Bergen op Zoom, dat als het meesterwerk van Van Coehoorn wordt gezien. Bastions werden gewijzigd volgens zijn concept. De vesting werd van een groot aantal ravelijnen en lunetten voorzien. Ook werd een droge gracht aan de zuid- en oostkant aangelegd. De voltooiing van de werken in 1744 heeft hij niet meer meegemaakt.
Nouveau Plan de Bergen op Zoom & de ses Environs / Plan van Bergen op den Zoom, met desselfs Forten Linie van Communicatie en environs
D. Zijnen, 1757
Vindplaats: B 46.2 / 1747 (45)
T/m vrijdag 14 december 2018 is in de vitrine op niveau 0 en 1 de mini-expositie ‘Menno van Coehoorn en de Zuiderwaterlinie’ te zien.

Literatuur:
  • H. van den Eeden, 'De Zuiderwaterlinie: veldtocht van de verbeelding', in: Brabeau (2017) nr. 2, p. 36-39
  • J. van Hoof, Menno van Coehoorn, 1641-1704: vestingbouwer, belegeraar, infanterist, Utrecht: Matrijs, 2004

dinsdag 23 oktober 2018

Een luxe en uniek Officie van Onze Lieve Vrouw

Van het Officie van Onze Lieve Vrouw, gedrukt in Antwerpen (Officina Plantiniana) in 1622, bezit de Universiteitsbibliotheek Tilburg als enige Nederlandse bibliotheek een compleet exemplaar: Officivm Beatæ Mariæ Virginis. Het is een prachtig en echt luxe 17e-eeuws gebedenboek, volledig gedrukt in rood en zwart en het bevat 94 schitterende, ongesigneerde, grote en kleine kopergravures. Ze zijn van de Zuid-Nederlandse graveur Karel van Mallery (1571-na 1635). Mallery woonde in Antwerpen in de Keyserstraet en was een leerling – en vanaf 1598 ook schoonzoon - van de befaamde Philip Galle (1537-1612).


Officivm Beatæ Mariæ Virginis [...]. Antverpiæ, 1622
Vindplaats: CBC TFH B 6888
De grote gravures meten 170 x 115 mm, de kleine 74 x 114 mm. De kleine gravures plaatsen Maria in een opmerkelijk huiselijke, bijna ontroerende sfeer. Van de grote gravures zijn in het bijzonder die van Maria’s dood en ten hemelopneming van een uitzonderlijke schoonheid.




Het voorwerk bevat drie kleine gravures, waarvan de tweede en de derde herhaald worden op p. 153 respectievelijk p. 341. De gravure op p. 22 is overgeplakt met het frontispice (166 x 117 mm) uit Anton Ginthers Currus Israel (Augsburg 1726). Dat is jammer en ook tamelijk onbegrijpelijk, omdat het frontispice van G.H. Schifflin lang niet zo mooi is als de onderliggende gravure van Karel van Mallery. Overigens bezit de UB Tilburg twee exemplaren van Currus Israel en het zou wel heel bijzonder zijn als in één van beide exemplaren het frontispice ontbreekt.
In het Officie is niet alleen de tekst gedrukt in twee kleuren, ook veel van de initialen zijn gedrukt in rood en zwart. Zij zijn dus, net als de tweekleurige bladzijden, twee keer door de drukpers gegaan. Meerkleurige tekst kon immers niet in één drukgang op papier gezet worden. Veel bladen zijn zelfs drie keer door de drukpers gegaan, aangezien veel van de kopergravures te vinden zijn op bladzijden met tekst. Tekst, hoogdruk, en gravures, diepdruk, konden alleen in aparte drukgangen worden geproduceerd. Voor de boekdrukker is dit fraaie Officie dus een bijzonder arbeidsintensieve klus geweest.


Een latere bezitter van dit gebedenboek heeft teksten uit andere werken in de kneep van enkele katernen geplakt, zoals het gedicht ‘Zij is Onze Moeder’ uit 1875 van de in vergetelheid geraakte B.H. Pierson en p. 265-272 uit L. Neesens, Supplementum Theologiæ, dl. 2 (Mechelen 1758). Van Neesens boek bezit de UB Tilburg twee exemplaren en ook hier zou het opmerkelijk zijn als in een van de twee exemplaren nou net die pp. 265-272 ontbreken.
Dit Officie is in 1629 gebonden in geitenleer over houten platten met vergulde sneden en één forse messing sluiting. De letters die de eigenaar van de boekband aanduiden, konden nog niet worden verklaard: I.P.A. BIK: D.IN.H. De laatste eigenaar, voor het Officie in de UB Tilburg belandde, was het Grootseminarie Haaren. Hoewel platten en het boekblok tamelijk aangetast zijn door boekwurmen, blijft het hoe dan ook een prachtig, luxe gebedenboek. De UB Tilburg bezit overigens vijf Officiën van Maria, drie gedrukt in Antwerpen (1622, 1662 en 1700), één gedrukt in Keulen (1674) en één gedrukt in Maastricht (1731).

donderdag 18 oktober 2018

Leo Belgicus en de Tachtigjarige Oorlog

Al vroeg in de geschiedenis van de cartografie zijn symbolische voorstellingen gebruikt. De representatie van de Nederlanden in de vorm van een leeuw, de zogenaamde 'Leo Belgicus', past geheel in deze traditie. Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog maakte dit kaarttype een grote opmars. In het kader van de Maand van de Geschiedenis met als thema Opstand tonen we in onze vitrine op niveau 0 van de universiteitsbibliotheek enkele van deze kaarten.

De Oostenrijkse diplomaat en schrijver Michael von Aitsinger (Obereitzing ca. 1530 – Bonn 1598) kan de ‘uitvinder’ van de leeuwenkaart genoemd worden. In zijn boek De Leone Belgico (Keulen, 1583) prees hij de moed van de opstandige Nederlandse gewesten tegen Filips II. Het boek bevat een kaart van graveur Frans Hogenberg van de Zeventien Provinciën, afgebeeld als een brullende, zich oprichtende leeuw: een symbool van kracht en zelfbewustzijn, zonder agressieve of vijandige bedoelingen. Deze leeuwenkaart kreeg in de loop van de tijd veel navolgingen.


In 1632 publiceerde jezuïet Famiano Strada (Rome 1572 – aldaar 1649) het eerste deel (= ‘Decas Prima’) van De Bello Belgico, een in Rome uitgegeven boek over de Nederlandse opstand, geschreven vanuit de katholieke, pro-Spaanse hoek. Op de gegraveerde titelpagina staat deze Leo Belgicus, die qua model lijkt op de eerste leeuwenkaart van Von Aitsinger.
Leo Belgicus
Graveur onbekend, 1632
Kopergravure (eerste staat), 31 x 22.1 cm
Schaal ca. 1 : 1.650.000
VdH 093 / LB 07.1
Op de kaart met het noorden naar boven zien we een staande leeuw, kijkend naar rechts. Zijn klauw rust op een schild met de tekst De Bello Belgico Decas Prima Famiani Stradae Rom. Soc. Iesv. In de zee zijn links drie schepen te zien en in de staart van de leeuw zwemt een zeemonster. Strada publiceerde in 1647 het tweede deel (= ‘Decas Secunda’) en in 1651 verschenen beide delen in één band. Er waren edities in het Italiaans, Nederlands, Frans, Spaans en Pools, maar alleen de Latijnse en Nederlandse edities bevatten de leeuwenkaart.
De Brabant-Collectie bezit ook een vierde staat van deze kaart uit 1645, waarin enkele wijzigingen ten opzichte van de eerste staat zijn aangebracht. Zo is de marge aan de onderkant verdwenen en de schaal en afmetingen zijn veranderd. Op het schild rechtsonder staat: "Famianus Strada Verduytscht Door Gvilliam Van Aelst Den I. Druck". Aan de staart van de leeuw hangt een kompasroos, daaronder zwemt een zeemonster. Er vaart één schip in de Noordzee. De staande, naar rechts kijkende leeuw is omgeven door een allegorische sierrand met militaire attributen, zoals een musket, hellebaard, schilden en een trommel.


Leo Belgicus
Graveur onbekend, 1645
Kopergravure (vierde staat), 15.4 x 9.5 cm (met sierrand 27.3 x 17 cm)
Schaal ca. 1 : 3.800.000
VdH 101 / LB 08.4 (2)
Het is niet verwonderlijk dat gedurende de Tachtigjarige Oorlog de leeuw in de cartografie een steeds grimmiger uiterlijk ontwikkelde: de Leo Belgicus kreeg een politieke lading. En hij draaide zich om! Aanvankelijk brulde de leeuw naar het oosten, maar aangezien de dreiging vooral uit het zuiden kwam (eerst Spanje, spoedig daarna Frankrijk), kwam een ander type leeuw in opmars: een agressieve, in zuidelijke richting sluipende en brullende leeuw, met zijn kop in het westen van de Zuidelijke Nederlanden.


Leo Belgicus
Claes Jansz. Visscher, 1630
Kopergravure (vierde staat), 43.5 x 56.5 cm
Schaal ca. 1 : 930.000
VdH 066.4 / LB 16.4
De maker Claes Jansz. Visscher (Amsterdam ca. 1587 - aldaar, 1652) heeft een lopende, naar links kijkende leeuw afgebeeld. Hij had de originele koperplaten verworven van Hessel Gerritsz (Assum ca. 1581 - Amsterdam 1632). In de rechterbovenhoek staat de tweede titel in een rijkversierde cartouche met figuren: 'Nova XVII Provinciarum Germaniae Inferioris tabula, Leonis effigie, accurate delineata. A Nicolao Ioannis Piscatore'. Hieronder staat in een ovaal het monogram van de maker 'CJV'.  Links staat een versierde cartouche met de legenda en daaronder de tekst: "Tot Amstelredam Bij Claes Ianss. Vis:scher in der Kalver:straet Ao 1630". De kaart heeft een kompasroos en in de Noordzee varen vele schepen. Linksonder zijn schaalstokken aangebracht. Middenonder staat op een tegel een vers met de titel Leo Loquitur: De leeuw spreekt. De Latijnse tekst laat zich als volgt vertalen:


Net zoals u in mijn lichaam de sterke ledematen ziet
Zo ziet u in deze kaart de machtige provinciën
Welk een weldaad zou het zijn
Indien deze provinciën in vrede zouden leven
En elkaar hulp zouden bieden

De moraal hiervan is duidelijk. De leeuw kan dan wel sterk zijn, maar als de onderlinge partijen niet eensgezind en saamhorig zijn, dan zal de Republiek het niet redden.

De laatste leeuwenkaart dateert van 1815. Inmiddels zijn 'Leo Belgicus'-kaarten verzamelaarsobjecten geworden.


(Bovenstaand blogbericht is in bewerkte vorm op de site Brabants Erfgoed verschenen.)

maandag 1 oktober 2018

De archeologie van het handschrift

De Brabant-Collectie bevat een voor onderzoek en onderwijs interessante verzameling handschriften en fragmenten, waaronder ook een aantal fraaie exemplaren uit de middeleeuwen. Het oudste document bestaat uit twee perkamenten fragmenten uit de Spieghel Historiael van de Vlaamse dichter Jacob van Maerlant. Ze dateren uit ca. 1325-1350 en zijn in 1858 ontdekt bij een restauratie; ze fungeerden toen als scharnieren in de boekband om twee incunabelen.
Fragment van de Spiegel Historiael
Jacob van Maerlant
[Brugge of Damme], ca. 1325-1350
Brabant-Collectie / Tilburg University, KHS FRAG 1a-b
De Brabant-Collectie draagt ook zorg voor beheer en behoud van de handschriften van de Universiteitsbibliotheek van Tilburg University. Deze zijn afkomstig uit de collecties van het Grootseminarie Haaren en de minderbroeders Kapucijnen uit ’s-Hertogenbosch. In de jaren negentig zijn de collecties handschriften voor het eerst wetenschappelijk beschreven volgens de toen geldende normen.
Het lag daarom voor de hand dat een medewerker van de Brabant-Collectie dit jaar de meerdaagse cursus van de Summerschool aan de Universiteit van Amsterdam ging volgen. Jos Biemans, emeritus hoogleraar Boekwetenschap en Handschriftenkunde van de middeleeuwen aan de UvA, besteedde hierin aandacht aan de ‘Archeologie van het middeleeuwse met de hand geschreven boek’. Enthousiast loodste hij de deelnemers (conservatoren, informatiespecialisten, masterstudenten, maar ook een boekrestaurator en een vormgever) gedurende vijf dagen langs de geschiedenis, productie en vormgeving van het handgeschreven boek. De kern van zijn betoog was dat het onderzoek naar middeleeuwse handschriften multidisciplinair moet zijn. Specialisten van verschillende disciplines verrichten onderzoek naar uiteenlopende aspecten van het handschrift: materiaal, schrift, decoratie, watermerk, miniaturen, boekband, herkomst en tekst. De resultaten kunnen ons meer vertellen over het belang van een handschrift. Biemans verschafte eveneens inzicht in de huidige stand van het onderzoek binnen de boekwetenschap. Ter illustratie van zijn verhaal gebruikte hij unieke stukken uit de collectie van de UvA.
Op handschriftelijk gebied hebben de Brabant-Collectie en de Universiteitsbibliotheek zonder meer heel veel te bieden: ongeveer zeshonderd handschriften en archivalische bronnen van de middeleeuwen tot heden. Daarnaast bevat de collectie heraldische bronnen, kronieken, theologische geschriften, plaats- en reisbeschrijvingen, afschriften (kopieën) van zowel manuscripten als oorkonden én maar liefst tweeduizend brieven. Een formidabele bron voor multidisciplinair onderzoek en onderwijs.

Meditatie- en Gebedenboek
's-Hertogenbosch, Tertiarissenklooster Bloemenkamp, ca. 1512
Brabant-Collectie / Tilburg University, KHS 14
Getijdenboek
Arnhem, Bethaniëklooster, na 1450
Brabant-Collectie / Tilburg University, KHS 10
Literatuur:

  • J. van de Ven, Handschriften en handschriftfragmenten in het bezit van de Theologische Faculteit Tilburg (Tilburg, 1990)
  • C. Baarda en J. Hermans, Brabantse handschriften. Gerrit van Orden (1774-1854) en zijn schenking van handschriften aan het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant (Tilburg, 1992)
  • J.M.M. van de Ven, Over Brabant geschreven. Handschriften en archivalische bronnen in de Tilburgse universiteitsbibliotheek. Deel 1. Middeleeuwse handschriften en fragmenten. Miscellanea Neerlandica VIII (Leuven, 1994)
  •  L.S. Wierda, Catalogus van de handschriften, incunabelen en postincunabelen uit het bezit van de orde der minderbroeders-Kapucijnen in Nederland, nu aanwezig in de Bibliotheek van de Theologische Faculteit Tilburg. Miscellanea Neerlandica XXXVI (Leuven, 2006)