Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

donderdag 23 februari 2012

Groene specht

Groene specht in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Picus Viridis, of Groen-Specht

Nozeman opent zijn relaas over de groene specht als volgt:

“Deeze is by de Romeinen aen den Krygsgod Mars geheiligde Vogel, de Picus Martius. Hy heeft bynae de grootte van een Kauw, en wordt meer dan de Bont-Spechten van tyd tot tyd op den platten grond der bosschen aezende gevonden; daer hy op Pissebedden, Mieren en Mieren-eijeren, Ruspen en Torren jaght maekt.”
Tot in detail beschrijft hij deze prachtige gekleurde vogel:
“… Achter deeze zwarte streek volgt, over de achterwangen en ooren eene flaeuwgroene plek, die, ongevoelig, nederwaerts overgaet in donkerer groen. Midden op de gezegde zwarte streek, terstond achter de onder-nebbe, staet een Karmyn of Bloedroode streep die in zwarte vedertjens eindigt. Van den grond der Boven-nebbe af, over den hersenpan en tot over den halven Nek, loopt een spits uiteindigende Bloedroode en met zwart afgezette Kalot… De benedennek en Rug zyn groen; doch de Stuitvederen blinken van eene uit den groenen schitterende geele koleur.”

De groene specht is in Nederland een standvogel en komt voor in open loofbossen, parken en oude houtsingels. Nozeman schrijft:

“Deeze Groen Spechten verhuizen tegen den winter niet. Men ziet ze in dat jaergety zoowel als in den zomer… In den winter vindt men hen zeer zelden op den grond; ’T is in dat saizoen, dat zy nergens dan op de boomen en onder derzelver schorsen hun aes van Insekten kunnen vinden.”
In tegenstelling tot veel andere spechten roffelt de groene specht nauwelijks op bomen. Hij heeft een opvallende, lachende roep waarmee hij zijn territorium afbakent. Vooral in het buitenland wordt de groene specht als ‘regenvogelgezien, want zijn roep klinkt voor een regenbui helderder dan gebruikelijk. Daarom heet hij in Vlaanderen ook waterspecht en zegt men: “Als de specht roept giet-giet-giet bedriegt hij u niet”. Een Nederlands gezegde luidt: “Als de specht lacht, regen verwacht”.
Het nest bouwt de groene specht in een zelf uitgehakte holte in een oude boom.

Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 13 februari 2012

50 jaar samen: historisch fotoboek over 50 jaar Molukkers in Nistelrode

Vijftig jaar samen vertelt het verhaal van de Zuidoost-Molukse gemeenschap in Nistelrode. Een geschiedenis die begon in Indonesië, het voormalig Nederlands-Indië. Het boek gaat over de komst naar Nederland, de bootreis, de afscheiding Terselatan gemeenschap (Zuidoost-Molukkers) en Ambonezen (Zuid-Molukkers) en het leven in de woonwijk en in woonoord Donzel. Verder aan bod komen de deelname aan de Nederlandse samenleving op het gebied van onder andere onderwijs, wonen, werken,sport en cultuur. De rol van de lokale en landelijke Zuidoost-Molukse organisaties met betrekking tot belangenbehartiging wordt eveneens belicht. Diverse Zuidoost-Molukkers en Nistelrodenaren hebben hun verhaal gedaan. Door deze levendige verhalen, indrukken en belevenissen is een deel van de geschiedenis van de Zuidoost-Molukkers in Nistelrode vastgelegd.
Zoals Burgemeester Heijmans van de gemeente Bernheze in zijn voorwoord treffend verwoord: "Voor degenen die geen deel uitmaken van de Molukse gemeenschap geeft het boek een scherp beeld van wat dit gedeelte van onze samenleving in de afgelopen 50 jaar heeft meegemaakt".

Vindplaats: BRA S3 AMUK 2008

donderdag 9 februari 2012

Grote bonte specht

Grote bonte specht in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Picus, Albo Nigroque Varius, Major, of Grooter Bont Specht

De grote bonte specht is in Nederland een algemeen voorkomende standvogel die we aantreffen in bossen, parken en tuinen. Hij is goed aangepast op een leven in de bomen, waar hij zijn voedsel (insecten) vindt onder boomschors. Nozeman schrijft:

"De geheele Staert staet aen het achterlyf des vogels nederwaerts of naer binnen geboogen, om hem des te beter te helpen ondersteunen en draegen in het beklimmen van de rechtopstaende stammen en takken der boomen op welken hy zyn aes zoekt. Hiertoe dienen hem ook, door eene wyze en goedertierene verordeninge van den Schepper, zyne 2 voor- en 2 achter-vingers, die sterk, scherp en krom genageld, des te gemaklyker op de oneffene oppervlakten van de boomschorsen zig klemmen, en met de puntige staertpennen, den Vogel draegen kunnen.”

Zijn Latijnse naam, Dendrocopos major, betekent Grotere boomhakker. In Nozeman’s tijd was de naam Picus gangbaar. Picus refereert naar de zoon van Saturnus, die werd veranderd in een specht toen hij de liefde van tovenares Circe afwees.

Over het zoeken naar voedsel schrijft Nozeman:

“De Spechten kloppen sterk met hunne bekken, onder het opklimmen, op de schorssen van het geboomte. Zy beproeven hier door, of ’er eenige holligheid onder dezelven zy? En in dit geval gaen zy met kloppen en breeken voort tot dat zy door de bast heen zyn. Dan steeken zy hunne zeer lange en van vooren gewaepende Tongen in die holligheden, en haelen met dezelven de Pissebedden en andere daer opgescholene Insekten weg… Men heeft opgemerkt, dat de Spechten met hunne bekken eenige slagen op de schors gedaen hebbende zig schielyk nae de tegen over gestelde zyde des booms zwenken, en kyken. De menschen waren dom genoeg om te vertellen, dat de Vogel dit deedt, om te zien, of hy al door den boom heen gewerkt hadde? Maer het verstandig Dier, zeer schuuw en ongerust van aert zynde, en onder het geklop niet hebbende kunnen hooren of ‘er eenig onraed genaderd ware, komt van tyd tot tyd (de boomstam hem belettende voor uit te zien) verneemen, of hy eenig gevaer van menschen of dieren te vreeze hebbe? Terwyl hy ook metéén ziet, of ‘er door de dreuning van zyn geklop eenig Insekt uit zyne schuilhoeken naer buiten zy uitgekoomen?”

Al vroeg in het voorjaar roffelt de grote bonte specht op dood hout, een geluid dat over grote afstanden te horen is. Dit geroffel is bedoeld als territoriumafbakening en om de aandacht van vrouwtjes te lokken. Dat ze van al dit gehak en geklop geen hoofdpijn krijgen is te danken aan het feit dat de hersenen zijn ingekleed in een soort schokdempers.

Vindplaats: KOD 041 01