Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 30 augustus 2021

De Oranjeboom: het veelkleurige jaarboek over Breda en omstreken



Recent verscheen het 73ste jaarboek (2020) van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda ‘De Oranjeboom’. Voor Breda-watchers bijna een must, maar ook voor degenen die algemener geïnteresseerd zijn, is er in het jaarboek weer een rijke schakering aan lezenswaardige artikelen te vinden. Het aanbod in dit jaarboek waaiert uit van toerisme naar Kwatta, van (kunst)onderwijs naar carnaval, en van stedenbouw naar militaire muziek. Vijftien boeiende artikelen, veelal gebaseerd op nieuw onderzoek en voor degene die meer wil weten, goed onderbouwd met noten. Het jaarboek wordt gekenmerkt door een rustige vormgeving en de bijdragen zijn geïllustreerd met vaak onbekende afbeeldingen. Zonder de andere bijdragen te kort te willen doen, lichten we er hier een aantal uit.

Dat Kwatta veel meer was dan alleen de cacao- en chocoladefabriek bewijst het artikel over het triptiekschrijn (’n drieluik) dat ten geschenke werd gegeven aan directeur Van Iersel bij zijn 25-jarig werkjubileum. In een goed opgebouwd verhaal wordt uit de doeken gedaan hoe de ontwikkeling van het bedrijf in 1930 tot uitdrukking komt in een fraai stuk edelsmeedkunst. Internationale groei enerzijds en discussies over werknemersbelangen anderzijds resulteerden in een beeldtaal waarin de nadruk ligt op katholieke barmhartigheid. Een heel andere invalshoek over ditzelfde bedrijf Kwatta, komt naar voren in de bijdrage over de door de nazi’s beoogde verdrijving van joden uit het bedrijfsleven en de gevolgen daarvan voor de Bredase fabriek. De joodse familie Stokvis had een meerderheidsbelang in het bedrijf dat ook een vestiging had in Keulen. Onder leiding van directeur Van Iersel werden tijdens de oorlogsjaren zo goed en zo kwaad de nodige hindernissen genomen, maar de fabriek is de oorlog uiteindelijk ongeschonden doorgekomen.

Het leven van Louis de Morée (1882-1966) en zijn belang voor de muziek in Breda (en ’s-Hertogenbosch) zijn helder op een rij gezet. Dat zijn naam ook terugkeert in de bijdragen in dit jaarboek over het toerisme en carnaval zegt genoeg over het belang van deze kapelmeester/dirigent/componist.

Bijzonder en boeiend is de bijdrage over de geschiedenis van het onderwijs aan woonwagenkinderen in West-Brabant. Bijzonder en boeiend, omdat naar dit onderwerp weinig onderzoek is gedaan. Vóór de woonwagenwet van 1918 was er geen schoolplicht voor kinderen van woonwagenbewoners. Met het inrichten van een standplaats voor woonwagens door elke gemeente kwam ook de verplichting voor woonwagenbewoners om hun kinderen onderwijs te laten volgen. Uiteindelijk resulteerde dit in integratie van de woonwagenkinderen in regulier onderwijs.

Dat in de periode 1917-1939 in Breda geen straatcarnaval is gevierd, is voor velen waarschijnlijk onbekend. De motieven die tot dit besluit leidden en het krachtenspel in de gemeenteraad en bij met name katholieke verenigingen geven een interessant inkijkje in het Breda van het interbellum. Het vertrek van burgemeester Van Sonsbeeck in 1936 zorgde voor een tegenbeweging, maar het duurde nog tot 1939 eer er weer een optocht gehouden werd. En dan nog zonder scholieren van het katholiek en protestant onderwijs langs de kant, want die kregen geen vrij.

Hier moeten ook nog de bijdragen over het onderwijs in de heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe (inclusief biografische notities over de schoolmeesters) en de geschiedenis rond het eerste orgel in de protestantse kerk van Hooge en Lage Zwaluwe worden genoemd. Want het is in ‘De Oranjeboom’ niet alleen Breda wat de klok slaat.

Op de website van ‘De Oranjeboom’ wordt uitgebreid stilgestaan bij de presentatie van dit jaarboek en geven enkele auteurs in beeld en geluid een korte toelichting op hun bijdrage.

Vindplaats: BRA Y ORAN 73

maandag 16 augustus 2021

De geschiedenis van de 3 natuurbaden in de gemeente Vlijmen en de jarenlange strijd van Janus van Engelen

Afgelopen mei verscheen een boek met veel beeldmateriaal over de geschiedenis van de drie natuurzwembaden in de gemeente Vlijmen: het Haarsteegse Wiel, het Nieuwkuijkse Wiel en het Vlijmense natuurbad. Dat er drie zwembaden waren in Vlijmen kwam doordat er onderlinge concurrentie was tussen de dorpen. Een zwembad stelde ook niet veel voor. Het waren wielen met amper voorzieningen. Maar zwemmen was populair, ondanks dat men niet gezamelijk mocht zwemmen: mannen, vrouwen, jongens en meisjes moesten apart. Om en om en aan een vlag kon je zien wie er op die dag aan de beurt was. Er was ook niet veel te beleven in de jaren dertig en daarna. In 1934 werd de Vlijmense zwemvereniging opgericht die het natuurbad op de grens van Vlijmen en ‘s-Hertogenbosch mocht gaan exploiteren. Rond dit natuurbad ontstond eind jaren dertig een conflict met gemeente ‘s-Hertogenbosch, die daar vlakbij een vuilstort opende. Juridische procedures volgden en uiteindelijk verloor gemeente ‘s-Hertogenbosch de procedure en moest de vuilstort dicht. In Haarsteeg werd het natuurbad ook gerund door de plaatselijke zwemvereniging. De drie baden zijn allang geen officieel zwembad meer, maar er wordt nog steeds gezwommen op zonnige dagen. Het boek gaat niet alleen over de natuurbaden, maar voor de helft ook over Janus van Engelen (1908-1989), de boerenzoon uit Haarsteeg, die belangrijk was voor de geschiedenis van de baden. Hij speelde een grote rol in de verwikkelingen rond het Nieuwkuijkse en Haarsteegse Wiel. De strijd met gemeente Vlijmen was een dusdanig zware mentale belasting dat hij opgenomen moest worden in Voorburg, een psychiatrische ziekenhuis te Vught waar hij vaker verbleef. Hij leed aan vervolgingswaanzin. Van Engelen was gek van zwemmen, tonproaten, schaken, betrokken bij veel verenigingen, schrijver van ingezonden brieven en vol van plannen die hij zelf niet kon uitvoeren.

Vindplaats: BRA H3 MEIJ 2021

maandag 2 augustus 2021

Purperreiger

Purperreiger in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 J 01
Ardea Purpurea. Purpere Reiger

In deel 4 van Nederlandsche vogelen vinden we een fraaie afbeelding en uitvoerige beschrijving van de purperreiger. Over de afbeelding lezen we het volgende: "De Vogel, waar van wy hier de afbeelding geeven, is geschoten in het jaar 1798 aan den oever van het Haarlemmer Meer, by den mon dvan [sic] het Spaarne, en is geplaatst in het Naturaliën Cabinet van de Bataafsche Maatschappy der Weetenschappen te Haarlem. De Directeur van dit Nat. Cabinet, Doctor van Marum, heeft ons vergund dezen Vogel door den beroemden Tekenaar W. Hendriks te laaten aftekenen." 
Tegenwoordig heeft de purperreiger in ons land gelukkig een beschermde status op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De Doctor van Marum uit bovenstaand citaat is Martinus van Marum (1750-1837), een Nederlands arts, natuuronderzoeker en chemicus. Op 21 mei 1777 werd hij door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen aangesteld als directeur van hun Naturaliën Kabinet, dat een collectie opgezette dieren bevatte. Wybrand Hendriks (1744-1831) was gastheer bij het Teylers Museum en als kunstschilder vooral bekend om zijn portretten.

De auteurs van Nederlandsche Vogelen zijn diep onder de indruk van de pracht van de purperreiger. "Het Reiger-Geslacht mag te regt voor een der schoonste en opmerkingwaardigste Vogel-Geslachten gerekend worden. Daar wy hier van alle die soorten, die hier te Lande, zo verre het ons bekend is, hunne Nesten maaken, in dit Werk afgebeeld en beschreeven hebben, zyn wy aangemoedigd hier by te voegen de afbeelding en beschryving van den zoo fraaijen, en door zyne veelvuldige veeren zich zoo zeer van anderen onderscheidende Purperen Reiger; wel ligt de schoonste van het gansche Reiger-Geslacht, schoon deeze, zo verre men heeft waargenomen, niet hier te Lande zyne Nesten maakt, maar slechts nu en dan, van elders over gevlogen, by ons gezien wordt. [...] Deze Vogel wordt meest gevonden in het Oosten, byzonderlyk aan de Zwarte en Caspische Zeeën, en komt nu en dan tot ons overvliegen."
Tegenwoordig gaat het goed met de purperreiger in ons land en zijn in de laagveengebieden zo'n 30 kolonies van deze vogel te vinden. Ze broeden van april tot juni in moerassen met veel riet en struikgewas. In de grootste kolonies zitten 100 tot 200 paartjes. Nederland vormt momenteel de uiterste noordwestgrens van het verspreidingsgebied van de purperreiger. In augustus-september trekt deze vogel naar Afrika om te overwinteren.
De Nederlandse populatie heeft een dip gehad tussen 1970 en 1990. Dit is vooral toe te schrijven aan de jarenlange droogtes in de overwinteringsgebieden, de Sahelregio in Afrika. En ook enigszins aan de niet-optimale omstandigheden in de Nederlandse broedgebieden. Gelukkig ging het daarna in beide gebieden beter, waardoor de populatie zich kon herstellen. In Nederland zijn nu zelfs verschillende broedgebieden aangewezen en beschermd op basis van de Wet Natuurbescherming.

Vindplaats: KOD 041 J 01