Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 20 december 2021

Tydingen die belang hebben. 250 jaar Brabants Dagblad 1771-2021

Vorige maand verscheen het boek 'Tydingen die belang hebben' ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van het Brabants Dagblad. Op 2 juli 1771 begint, met de 's Hertogenbossche Dingsdagse en Vrydagse Courant, de 250 jaar geschiedenis van het Brabants Dagblad toen in ’s-Hertogenbosch de eerste Brabantse krant verscheen. De oudste kranten waren nog saai, hadden een kleine oplage en waren bedoeld voor de notabelen. Aan het eind van de 19e eeuw werden de oplages hoger en richtte men zich ook meer tot het volk. In de afgelopen eeuwen veranderde de krant van vorm en naam. Vaste rubrieken, sport-, regionaal- en plaatselijk nieuws, foto’s en puzzels. Meer en meer werd het een ‘moderne’ krant. Kranten volgden elkaar snel op en werden samengevoegd. In 1910 is er de eerste grote dagbladfusie in Brabant. Het Huisgezin gaat samen met de Noord-Brabanter-Noordbrabants Dagblad. In 1941 werd door de Duitsers een fusie afgedwongen tussen de twee grote Brabantse Nieuwsbladen: Het Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche Courant en Het Noordbrabants Dagblad-Het Huisgezin. De krant blijft katholiek, maar wordt meer een spreekbuis van de Duitsers. Opstandige redacteuren verzetten zich tegen de overheid en kerk. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de kranten niets meer te maken met de katholieke censor die alles schrapt wat de katholieke kerk niet aanstaat, maar de invloed van de kerk op de inhoud blijft. Vanaf 1959 gaat de krant verder als Brabants Dagblad en is het officieel geen katholieke krant meer.
De Brabant-Collectie bezit de originele Bossche kranten vanaf 1771. Deze zijn vanwege de kwetsbaarheid helaas niet raadpleegbaar. Wel zijn de kranten grotendeels gedigitaliseerd en te vinden op Delpher, met een 
alfabetisch overzicht van alle beschikbare kranten via deze link.

Vindplaats: BRA R ZUIJ 2021

maandag 6 december 2021

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Balsvoort naar station Boxtel

Etappe 2 Brabants Vennenpad (ong. 10 km)

We pakken de draad op waar we de vorige keer gebleven zijn, bij de voormalige landbouwenclave Balsvoort.
Informatiebord Balsvoort
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Op het informatiebord van Natuurmonumenten staat dat de oude naam voor deze plek, Baensffoert, is terug te vinden in geschriften uit 1312. Gerald van Berkel heeft in “Noord-Brabantse plaatsnamen verklaard” een lemma opgenomen over deze plaats: “Balsvoort (Oisterwijk) 1312 kopie 17e eeuw Baensffoert, Baentsffoert, 1393 Balstvoert, 1453 aen die belversvoert, 1604 Balsvoert, 1679 Balfort bij der Brugge, 1840 BALVOORT of Balsfoort, ook wel Belveren; Samenstelling van voort, →voorde ‘doorwaadbare plaats’, en een onduidelijk eerste deel. Zie ook →Belvert.” Nog meer informatie is te vinden in de uitgebreide studie “Kampina en Oisterwijkse Bossen en Vennen” van Jan Neefjes en Hans Bleuming. Het begon met één boerderij, die mogelijk als herberg diende. In 1442 is de vermelding ‘die Hove tot Batsfoirt’ te vinden en in 1487 komen we de naam Boutsvoert tegen. De hoeve werd verpacht en de daaropvolgende jaren diverse malen gekocht en verkocht. Een kadasterkaart van rond 1832 toont vier boerderijen; er is dan sprake van een landbouwenclave. Waarom die daar ligt, op anderhalf uur lopen van de omliggende dorpen, is onduidelijk. Wellicht speelde de aanwezigheid van een voorde bij rivier de Beerze een rol. Maar ook de vrij gunstige vestigingsomstandigheden, met droge grond voor de akkers en broekgebieden voor beweiding en hooiwinning, kunnen bepalend zijn geweest aldus Neefjes en Bleuming.
Vanaf 1834 koopt Candidus ten Brink (1795-1860), een Rotterdamse rentenier en grondeigenaar, een groot aantal percelen op de Kampinase heide, waaronder landgoed Balsvoort. Hij zorgt voor de ontginning van de woeste heidegronden en de aanplant van productiebos. In 1887 verkoopt familie Ten Brink het landgoed en daarna komt het in verschillende handen terecht, met Natuurmonumenten als uiteindelijke eigenaar in 1928. In 1931 pacht familie Schut een boerderij op Balsvoort. Als vader binnen enkele jaren sterft, zet moeder Schut samen met haar negen kinderen de pacht voort. De weduwe vangt in de oorlogsjaren regelmatig kinderen uit grote steden op die vanwege bombardementen op het platteland worden ondergebracht. Zo ook het 13-jarige Rotterdamse meisje Annie Remken. Haar broertje is ondergebracht bij een boerderij in de buurt. Op de dag dat de ouders hun kinderen komen halen, voltrekt zich een tragedie. Het meisje fietst een stukje vooruit, maar verdwijnt spoorloos. Niet veel later wordt ze dood, door verwurging omgebracht, aangetroffen in de Oisterwijkse bossen. Vrij snel wordt een verdachte gearresteerd, Theo van Berkel, die eerder al verdacht werd van de moord op het Tilburgse meisje Ria Pagie. Van Berkel wordt veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf, maar na zijn vrijlating in 1959 wordt opnieuw een kind zijn slachtoffer, nu in Limburg. Oud-hoofdcommissaris J.A. Blaauw vertelt in zijn boek “Plaats delict: Nederland” over zijn onderzoek naar deze seriemoordenaar, die ook in de Verenigde Staten zijn sporen heeft nagelaten.
Oktober 1944 slaat het noodlot wederom toe bij familie Schut. De broers Hein, Theo en Bernard helpen onderduikers en doen mee aan voedseltransporten. Het Oisterwijks verzet houdt in een stal op Balsvoort zeven Duitse militairen gevangen, maar laat hen op 4 oktober 1944 vrij, zonder dat familie Schut dit weet. Represailles kunnen niet uitblijven en op 6 oktober worden Hein en Bernard Schut door een Duits peloton aangehouden. Bernard wordt bij een vluchtpoging doodgeschoten. Hein wordt meegenomen naar Oisterwijk, verhoord en een dag later geëxecuteerd bij Klein Aderven. Moeder Schut is na dit voorval nooit meer teruggekeerd naar de boerderij. Deze filmbeelden op YouTube vertellen over de tragedie en tonen daarnaast interessant historisch fotomateriaal van Balsvoort, de gebroeders Schut en hun boerderij. De laatste boerderij op Balsvoort is bewoond tot 1984; deze wordt in 1986 door Natuurmonumenten afgebroken. In 2015 blaast deze vereniging het gebied nieuw leven in: akkers, poelen, weilanden en houtwallen worden hersteld. Een stukje van de muren is opnieuw opgetrokken, zodat de contouren van de laatste boerderij weer zichtbaar zijn. Een paneel van Iris Hofland maakt de geschiedenis van de plek inzichtelijk.
Balsvoort anno 2021
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
De Brabant-Collectie bezit enkele historische kaarten waarop de enclave Balsvoort is te vinden. Op onderstaande kaart (periode 1775-1800) staat de plaats vlak boven de schaalstok, rechtsonder in beeld.
Kaartje van Boxtel met deszelfs gehuchten
Formaat: 33 x 41.5 cm. Schaal: 9.6 cm = Schaal van 1000 Roeden Rijnlands
Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / Oost / Baronie van Boxtel / XVIII d (2)
Op deze kaart uit 1789 wordt de plaats geschreven als Balsfoort en is eveneens te vinden rechtsonder in beeld, links van de legenda.
Caart figuratief vande Baronie van Boxtel en Heerlykheyt Liempde, met de
Steenweg van de Stadt 's-Hertogenbosch tot Best etc.
Formaat: 19 x 29 cm. Schaal: 14 cm = Schaal van 3000 Roeden Reynlandse maat,
zynde twee Uuren gaans. Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / Oost / Baronie van Boxtel / XVIII d (3)
We vervolgen onze route en komen al snel uit bij Banisveld. Een veldnamenboek uit 1471 vermeldt de naam Barentsvelt en in 1832 duikt de naam Banisveld op. Heb je interesse in kadasterkaarten van die tijd, kijk dan zeker op de website van Heemkunde Boxtel. Met een tool die voor iedereen toegankelijk is, kun je die kaarten van Boxtel (en Liempde) als overlay op de huidige kaart van Google Earth leggen. Rond 1860 is het gebied verkaveld in een dubbel sterpatroon met bos, oftewel een sterrenbos. Mogelijk is er sprake van een warande, aldus Neefjes en Bleuming. In de jaren 50 van de twintigste eeuw wordt het gebied gebruikt voor intensieve landbouw en veeteelt. De Brabant-Collectie bezit onderstaande kaart uit 1949. Rechtsonder in beeld is Banisveld, en ook Balsvoort, te zien.
No. 51 A Oirschot. Verkend in 1949
Formaat: 23 x 40 cm. Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / Oost / Oisterwijk / 1949 (1)
Het gebied is ook in gebruik geweest als vuilstortplaats van gemeente Boxtel (tot maart 1978) en als vliegplaats van Modelvliegtuigclub Boxtel (tot januari 1998). Natuurmonumenten koopt het terrein op in 1996 en laat het een transformatie ondergaan. De vuilnisbelt wordt afgedekt en omgevormd tot een heuvel inclusief een in 2019 nieuw opgeleverde uitkijktoren als eerbetoon aan oud-boswachter Frans Kapteijns. De voedselrijke, bemeste bovenlaag van Banisveld is afgevoerd en door verschraling van de grond komen bijzondere planten uit de onderliggende zaadbodem weer tot ontwikkeling. Bekijk hier de filmbeelden van Banisveld deel 1 en deel 2, waarin Frans Kapteijns je meeneemt in dit gebied.
Uitkijktoren Banisveld
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Na Banisveld volgt een prachtig stukje natuur langs de meanderende Beerze. Dat dit riviertje zijn oorspronkelijke loop behouden heeft, is te danken aan Pieter van Tienhoven, medeoprichter van Natuurmonumenten. Bekijk hier enkele foto’s die Noud Aartsen maakte van dit gebied in de jaren 1970-80. Via het Kerkpad, een pad dat door de eeuwen heen ook door de bewoners van Balsvoort is gebruikt, en De Roond lopen we naar station Boxtel, het eindpunt van vandaag. De volgende keer gaan we vanaf hier naar Groot Duijfhuis.

Bronnen:
  • Gerald van Berkel: Noord-Brabantse plaatsnamen verklaard. Rotterdam: mijnbestseller.nl, 2017
  • J.H.A.M. van Nimwegen: Van vuilnisbelt tot modelvliegveld; Boxtelse luchtvaartenthousiasten en hun geschiedenis. Boxtel: Modelvliegtuigclub, 1998. Vindplaats: BRA V3 NIMW 1998
  • Jan Neefjes & Hans Bleumink: Kampina en Oisterwijkse Bossen en Vennen; Historisch-landschappelijke inventarisatie. Boxtel: Overland, oktober 2015. Vindplaats: BRA Z4 NEEF 2015

maandag 22 november 2021

Het Brabants Kasteel

Het tijdschrift met deze titel is uniek voor Nederland, want Noord-Brabant is de enige provincie met een ‘specialistisch tijdschrift op kastelengebied’, zo vertelt ons de vereniging Vrienden van Brabantse Kastelen op haar website. Ze streeft ernaar driemaal per jaar een nummer te laten verschijnen. In 2021 zijn we toe aan jaargang 42. In het tijdschrift is verenigingsnieuws opgenomen en worden actuele ontwikkelingen rond Brabantse kastelen beschreven. De hoofdmoot beslaat echter wetenschappelijk verantwoorde artikelen over kastelen, ook in het gebied dat vroeger tot het hertogdom Brabant behoorde. Uiteraard staan de bouw- en bewoningsgeschiedenis van een kasteel vaak centraal in het gepubliceerde onderzoek. Hierbij passeren veel namen met een lokale betekenis de revue, maar het kan ook zijn dat de kasteelheer meer grond in eigendom heeft en verhalen over verschillende kastelen aan elkaar geknoopt kunnen worden. Auteurs koppelen deze informatie aan toponymie, cartografische documenten uit uiteenlopende tijden, kadastergegevens en topografische tekeningen en verwerken dit alles in leesbare artikelen die echt niet alleen interessant zijn voor ‘kasteelfreaks’.

In het jongste nummer gaat ir. Jan Timmers op zoek naar het oudste kasteel van (Aarle-)Rixtel. De historische context gaat terug tot in de twaalfde eeuw; eigenaren en familierelaties (van de Van Rixtels) worden nauwgezet uit de doeken gedaan. De werkelijke positie van de – verdwenen – kerk van Rixtel is een belangrijk aspect van de geschiedenis van het kasteel. Wat opvalt is de verhoogde ligging van de kerk en een hoeve. Deze ligging wordt in het begin van de negentiende eeuw nog door Stephanus Hanewinckel opgemerkt. Ook het artikel van Peter Seinen en Guus Braun gaat over bouwgeschiedenis. In dit geval betreft het kasteel Heeze en wel de periode tussen 1300 en 1662. Dit laatste jaar staat voor de rigoureuze verbouwing die architect Pieter Post toen in gang zette. De oorspronkelijke plannen zouden niets heel hebben gelaten van het oude kasteel, maar (gelukkig) vond een groot deel van de verbouwing, door geldgebrek bij de opdrachtgever, geen doorgang. Exacte projectie van oude tekeningen op de huidige situatie en bouwhistorisch- en bronnenonderzoek worden gecombineerd met archeologische waarnemingen. Dat de auteurs geen absoluut verhaal wensen te presenteren, bewijst de laatste zin van hun artikel: ‘Het beste dat we kunnen bieden is de meest logische interpretatie van de gegevens die we hebben en die moeten met reserve worden benaderd’. En zo hoort het met onderzoek, omdat het altijd weer anders kan worden, te zijn.

De Brabant-Collectie herbergt ook veel documentatie over Brabantse kastelen, in woord (boeken en tijdschriftartikelen) en beeld. Je kunt dit natuurlijk raadplegen via BCfinder, maar je kunt ook – op afspraak via brabant@tilburguniversity.edu – een bezoek brengen aan de collecties.

woensdag 17 november 2021

Mini-expositie 'Made in Brabant: bijzondere banden en boeken'

Op 6 november jl. vond het Festival ‘Boeken in Brabant’ van de Stichting De Brabantse Hoeders in de LocHal in Tilburg plaats: een drukbezocht evenement voor jong en oud. Het thema ‘Boeken in Brabant’ vormde een goede aanleiding om juist eens het in Brabant met de hand gebonden en industrieel vervaardigde boek in de schijnwerpers te zetten. Niet de inhoud van het boek, maar de uiterlijke vorm - de boekband dus - staat centraal.

Cover tentoonstellingscatalogus

Bij de mini-exposite Made in Brabant: bijzondere banden en boeken in de Universiteitsbibliotheek Tilburg is een gelijknamige catalogus verschenen. Hierin wordt de ontwikkeling van de Brabantse boekband ‘met zevenmijlslaarzen’ in woord en beeld gebracht. Uit alle erfgoedcollecties in de universiteitsbibliotheek is geput: o.a. uit de kloostercollecties, de kinderboekencollectie Buijnsters-Smets en de voormalige wetenschappelijke bibliotheek van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, nu de Brabant-Collectie genaamd.

Centraal in de expositie staan de handboekbanden uit de Middeleeuwen tot en met de eenentwintigste eeuw, net als de fraaie sierpapieren omslagen uit de zeventiende tot de twintigste eeuw. De opkomst van de uitgeversband wordt getoond, evenals de machinaal vervaardigde boekbanden met als hoogtepunt de prachtige Art Nouveau en Art Deco banden. Verder is er speciale aandacht voor negentiende- en twintigste-eeuwse kinderboeken, en ook voor enkele bijzondere uitgaven en private presses tussen 1930-2000. De Brabantse drukkers, schrijvers en kunstenaars passeren eveneens de revue. 

Wat de opbouw van de tentoonstelling betreft, die is zoveel mogelijk chronologisch gehouden. De insteek is van meet af aan Brabants geweest, maar dat bleek helaas niet in alle gevallen mogelijk. Met betrekking tot de materialiteit van het boek gaat het niet altijd om Brabantse boeken of banden, maar deze zijn wel degelijk afkomstig uit Brabantse verzamelingen. Soms is het boek niet in het huidige Noord-Brabant gedrukt, maar in het Hertogdom Brabant. Of heeft het alleen maar een Brabants onderwerp. Kijk met verwondering naar deze ‘schone slaapsters’ uit de magazijnen van de Brabant-Collectie en Universiteitsbibliotheek Tilburg.

Lees artikelen in de pers in In Brabant, Brabant Cultureel, Stadsnieuws en Devotionalia

Locatie: Universiteitsbibliotheek Tilburg op niveau 0 (handboekbanden) en 1 (uitgeversbanden).
Te zien: t/m 21 februari 2022. 
Catalogus gratis verkrijgbaar bij de balies.

maandag 8 november 2021

Lotus: Jermain de Rozario, van vuilnisman tot sterrenchef

Eind juli verscheen een boek over de opmerkelijke carrière van Jermaine de Rozario uit Helmond. Jermaine, afkomstig uit een groot gezin, stopte op zijn 15de met school, ging het huis uit en had veel verschillende baantjes. Hij leidde een zwervend bestaan, kreeg verkeerde vrienden, kwam op illegale feesten, raakte aan de drugs en kreeg hoge schulden. Vier jaar later krijgt hij er genoeg van, stopt met de drugs, gaat op zichzelf wonen en vindt een baan als vuilnisman. Dit houdt hij een jaar vol. Dan kiest hij voor de horeca, met aanvankelijk diverse baantjes in de bediening. Dan komt hij, via een baan als eerstejaars leerling kok en zelfstandig werkende kok bij ‘t Parlement in Helmond, terecht bij Soenil Bahadoer van De Lindehof in Nuenen. Daar heeft hij het zwaar, maar hij leert er wel de kneepjes van het vak. Na als chef-kok bij ’t Parlement in Helmond en als chef de partie bij De Lindehof in Nuenen gewerkt te hebben, opent hij in 2016 met hulp van een investeerder zijn eigen restaurant De Rozario in Helmond. In het boek vertelt hij niet alleen over zijn successen en angsten, maar ook over zijn harde regime in de keuken, de vervelende gasten en de manier waarop zijn gerechten tot stand komen. De Rozario kookt met zijn hart en op zijn gevoel. Regels lapt hij aan zijn laars.

Vindplaats: BRA H3 HOFF 2021

donderdag 4 november 2021

Vrijheid en Verwarring: kloosterleven in de jaren zestig

MUSEUM KRONA, UDEN 

6 november 2021 t/m 15 mei 2022

Ruim zestig jaar geleden begon het decennium dat het religieuze leven in Brabant grondig zou veranderen. Van binnenuit (Vaticanum II) en van buitenaf kwam een ongekende vernieuwingsbeweging opgang. De expositie Vrijheid en Verwarring verbeeldt de drastische omwenteling in de kerk, en in de kloosters in het bijzonder, gedurende dit bewogen decennium. Vrijheid en Verwarring is tot stand gekomen dankzij een samenwerking van Museum Krona met de Brabant-Collectie (Tilburg University) en Berne Media.

In korte tijd werd het (bijna) monopolie van de reguliere geestelijkheid op zorg en onderwijs opgegeven en veranderde de visie op de missie radicaal. Contemplatieve vrouwenkloosters openden de poorten en lieten de tralies in de bezoekkamers verwijderen. Gehoorzaamheid wordt ingeruild voor eigen verantwoordelijkheid, de hiërarchische kerk maakt plaats voor een kerk van de armen. Deze ontwikkelingen krijgen een expliciete vertaling in het habijt, dat aan de tijd wordt aangepast of zelfs geheel wordt afgelegd.  De veranderingen werden door sommigen met vreugde ontvangen, anderen vonden het te snel gaan. Maar voor velen in de buitenwereld gingen de omwentelingen achter de kloostermuren nog niet snel genoeg. Het resulteerde naar het einde van het decennium toe in verwarring, verdeeldheid en verdriet. Massale uittredingen gingen gepaard met een moeizaam proces van heroriëntatie.

Verdeeld over tien luiken en met uniek bronmateriaal wordt getoond hoe snel en dramatisch deze revolutie zich voltrok. Een revolutie die bepalend zou blijken te zijn voor de topografie van de kloosters en situatie binnen de gemeenschappen anno 2021. De expositie sluit daarmee nauw aan bij het ‘Jaar van kloosterleven 2021 in Brabant’.

De Clarissen van Megen 1961.
Foto door Guus Bekooy, collectie Museum Krona
GRUTS: Twintigers nu en toen
Popmuziek en hippies, demonstraties en bezettingen: het waren de jongere generaties die nadrukkelijk hun stempel op de jaren zestig hebben gedrukt.  Hoe hebben de twintigers van toen die tijd ervaren en hoe kijken de twintigers van nu terug op de ‘sixties’? Deze vraag heeft Museum Krona voorgelegd aan vier studenten die deelnemen aan GRUTS, een programma van de provincie Noord-Brabant waarin studenten (mbo, hbo en wo) betrokken worden om mee te denken over vraagstukken m.b.t. erfgoed om zo een verbinding te maken tussen erfgoed en de eigen generatie. Voor de expositie ontwikkelen de studenten ‘Jouw Kloosup’. Met deze webapp kan de gebruiker zijn of haar kloosterlogo samenstellen door antwoorden te geven op vragen en ‘challenges’ aan te gaan. In deze ‘challlenges’ worden de waarden van het kloosterleven verbonden met trends die relevant zijn voor jongeren (care (zorg)), footprint (duurzaamheid/groen), mind (meditatie) en bubble (groep, gemeenschap). Tevens wordt een kritische parallel getrokken tussen de verzuiling – ontzuiling toen en de nieuwe ‘verzuiling’ via social communities nu. 

Publicatie
Ter gelegenheid van de expositie verschijnt een publicatie uitgegeven door Berne Media, met bijdragen van kloosterlingen en deskundigen en uniek beeldmateriaal uit de collecties van Museum Krona en de Brabant-Collectie (Tilburg University) e.a.

Partners
Het project is een samenwerking tussen Berne Media (Abdij van Berne), Brabant-Collectie (Tilburg University), Museum Krona en de Provincie Noord-Brabant.
Met medewerking van: Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen; Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven Sint-Agatha; Landpark Assisi, Biezenmortel; Regina Coeli, Vught; andere orden en congregaties.

maandag 25 oktober 2021

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Groot Speijck naar Balsvoort

Etappe 1 Brabants Vennenpad (ong. 13 km)

De start van de wandeling bij Natuurpoort Bezoekerscentrum Oisterwijk is meteen een mooie gelegenheid de historie in te duiken. Al ruim honderd jaar staat hier een horecagelegenheid genaamd Groot Speijck, zij het dat de originele gebouwen in 2008 gesloopt zijn en in 2015 plaats hebben gemaakt voor nieuwbouw. Oud-boswachter Frans Kapteijns gaat in een interview terug in de tijd naar 1612, toen Hendrik van Rivieren een stukje grond kocht op deze plek en er in 1622 de Spijthoeve bouwde. Nog meer informatie en historisch beeldmateriaal staat in het fraaie en zeer lezenswaardige boekje Groot Speijck: parel in het groen (2015) van Hester van Delden, dat ook online raadpleegbaar is. Ze schrijft dat hier een voormalig buurtschap lag genaamd Spijk, een naam die refereert aan een doorwaadbare plaats in een beek. Volgens een akte in het archief van de Schepenbank van ’s-Hertogenbosch was er al in 1452 sprake van een Grote en Kleine Spijk. Door de jaren heen zijn er verschillende schrijfwijzen gehanteerd voor het gebied: Spijc, Spijk, Spyk, Speijck en Speyck.
In 1901 startte Evert Michels als uitbater van café Groot Speijck, dat hij in 1913 uitbreidde tot café-restaurant. Uiteindelijk hebben er drie generaties Michels gezeten die Groot Speijck tot een legendarische ontmoetingsplek hebben gemaakt. In 1912 dreigden de Oisterwijkse bossen en vennen teloor te gaan door de plannen van een exploitatiemaatschappij. Maar de nog jonge Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten stak daar een stokje voor en kocht in de periode 1913-1916 een groot deel van het gebied op, waaronder landgoed Groot Speijck. De gebouwen bleven in particuliere handen.
Oisterwijk. "Groot-Speyck"
Prentbriefkaart. Maker onbekend. Datering: na 1915
Vindplaats: pbk-O 18.2 / 351.11 Groo (2)
Tijdens de oorlogsjaren werd familie Michels gedwongen Groot Speijck te verlaten, omdat de Duitse bezetters het confisqueerden voor huisvesting van Russische krijgsgevangenen. Na de oorlog pakte familie Michels de draad weer op, om in de jaren vijftig landelijk bekend te worden met hun Brabantse koffietafels.
Groot Speyck in 1912. Groot Speyck in 1932
Foto. Maker: Foto Atelier Schreurs. Datering: na 1912
Vindplaats: O 18.2 / 351.11 Groo (2)
In de jaren negentig bouwden Harrie en Marijke Michels hun werkzaamheden langzaam af en juli 2007 sloot Groot Speijck definitief haar deuren. Toen eind november 2007 het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten volledig afbrandde, maakte deze vereniging de slimme keuze het pand op te kopen en het om te bouwen tot een gloednieuw bezoekerscentrum annex horecagelegenheid. Na de sloop is het vertrouwde aanzicht behouden gebleven door dak en entree in dezelfde stijl terug te brengen. Aan de zijkanten zijn lage, strakke veranda’s gebouwd. Binnen zijn restaurant en natuurbeleving nauw met elkaar verweven.
Groot Speijck anno 2021
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Tijd om weer verder te wandelen. Al snel passeren we het Brouwkuipven, dat de familie Michels overigens regelmatig gebruikte om in te zwemmen. De naamgeving van dit ven is niet helemaal duidelijk. Zo zou het kunnen verwijzen naar de bierbrouwers die hier vroeger hun kuipen schoonspoelden. Of louter naar de vorm van het ven, dat lijkt op een brouwkuip. In ieder geval zag het er een eeuw geleden haast hetzelfde uit als nu. Overigens is dat laatste niet vanzelfsprekend. Natuurmonumenten voert regelmatig werkzaamheden uit aan de bossen en vennen die lijden onder de overdaad aan stikstof.
Brouwkuip-ven, Oisterwijk
Foto. Maker: Foto Atelier Schreurs. Datering: na 1912
Vindplaats: O 18.2 / 930 (22)

Brouwkuipven anno 2021
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Niet veel later komen we de volgende uitspanning tegen: Boshuis Venkraai. Wederom een plek met historie, zoals te lezen is in ons blog over de Zwarte Stern. Venkraai is de oude benaming voor deze vogel, die vroeger broedde in de Oisterwijkse vennen. De geschiedenis van het Boshuis gaat terug tot 1915, toen Natuurmonumenten er een woning bouwde voor de boswachter. Hij mocht zijn parttime salaris aanvullen door de verkoop van limonade en koffie aan wandelaars. De Brabant-Collectie heeft onderstaande prentbriefkaart in haar bezit, maar kijk vooral ook op de site van het Boshuis waar een afbeelding staat uit 1912 genaamd Boerderij ‘Venkraai’.
Oisterwijk. Café "Venkraai"
Prentbriefkaart. Maker onbekend. Datering: na 1910
Vindplaats: pbk-O 18.2 / 351.11 Venk (1)

Boshuis Venkraai anno 2021
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
We vervolgen ons pad om vrij snel de derde horecagelegenheid te bereiken, te weten café Mie Pieters. Beeldmateriaal is te vinden op de site van het café, waar tevens te lezen is dat het vroeger Jagers- en Visserslust heette. Ook het anekdotische verhaal van Pierre van Beek op de site van Cubra is de moeite waard om te lezen.
Al met al lijkt deze etappe wel een kroegentocht, maar onderweg is zeker ook veel natuurschoon te zien. Na de bossen en vennen volgt de heide van de Kampina, waar Noud Aartsen een aantal foto’s heeft gemaakt die te zien zijn via onze database BCfinder.
Het eindpunt van vandaag is Balsvoort. De volgende keer lopen we vanaf hier naar station Boxtel.
Kampina 1965
Foto. Maker: Noud Aartsen. Datering: 1965
Vindplaats: NA/BL/24/004
© Noud Aartsen / Brabant-Collectie, Tilburg University

maandag 11 oktober 2021

Nieuwe blogreeks: Wandelen door de Brabant-Collectie; het Brabants Vennenpad

Cover editie 2019

Het Brabants Vennenpad is een bewegwijzerde wandelroute van in totaal 258 km door het zuidoostelijke deel van onze provincie. De route begint bij Natuurpoort Bezoekerscentrum Oisterwijk met zijn bossen en vennen. Vervolgens wordt het heidegebied van De Kampina doorkruist. Vanaf Boxtel volgt het pad globaal de Dommel, tot aan het punt waar deze rivier vanuit België ons land binnenkomt. Natuurgebieden als de Strabrechtse Heide, de Groote Heide, de Leenderheide, de Malpie en de Plateaux passeren de revue. Dan volgen De Kempen met De Acht Zaligheden en achtereenvolgens de landgoederen De Utrecht en Gorp en Roovert. Langs de Beekse Bergen wordt het riviertje de Reusel gevolgd tot het beginpunt in de Oisterwijkse bossen.

Overzicht van de gehele wandelroute

Onze
 collega Jolanda loopt dit pad en onderweg fotografeert ze interessante plekken. Vervolgens duikt ze de Brabant-Collectie in op zoek naar bijpassend historisch beeld- en kaartmateriaal. Hoe heden en verleden zich verhouden tot elkaar op het Brabants Vennenpad, dat is de leidraad in deze nieuwe blogreeks.

In 1983 verscheen de eerste editie van het wandelpad onder de naam Brabants Kempen- en Vennenpad, en een uitbreiding volgde in 1987. In 1997 veranderde de naam in Vennekespad en sinds 2005 draagt het de titel Brabants Vennenpad. Wat begon als een lijnwandeling van Luyksgestel naar Oisterwijk werd uiteindelijk een fikse rondwandeling.

Covers van drie voorgaande edities

Aan de wieg van het pad stond Rein de Graaff. Hij liep met zijn vrouw in de jaren 1960/70 lange-afstand-wandelpaden in België en omdat zoiets nog niet bestond in Brabant besloot hij zelf een pad samen te stellen. Op 5 juli 2019 mocht hij de geheel vernieuwde wandelgids in ontvangst nemen. Rein overleed op 29 april 2020 en Stichting Wandelnet heeft met recht een in memoriam op haar website geplaatst ter ere van deze wandelaar pur sang. Aan de vernieuwde versie van het wandelpad is twee jaar gewerkt door een groep vrijwilligers, onder wie padcoördinator Ad Smeulders. In een artikel in het Brabants Dagblad vertelt hij hierover.

De Brabant-Collectie beschikt over alle edities van deze wandelroute. Leg je deze naast elkaar dan krijg je aan de hand van de begeleidende teksten en het kaartmateriaal in de boekjes een mooi beeld van hoe het pad, én de omgeving, veranderd zijn in de loop van de tijd.

Het Brabants Vennenpad is een streekpad, een rondwandeling die binnen één regio blijft. Samen met de lange-afstand-wandelpaden vormen ze een landelijk routenetwerk van ongeveer 11.500 km aan wandelpaden in Nederland. Wandelnet zorgt ervoor dat die paden toegankelijk blijven in ons dichtbevolkte land. Het Brabants Vennenpad en bijbehorende wandelgids zijn een initiatief van het Nivon en onder auspiciën van Wandelnet tot stand gekomen.

Wil je zelf de route wandelen, dan kun je naast de papieren wandelgids gebruik maken van de sites van Wandelnet en Nivon. Daar kun je alle wandelingen downloaden als kaart en als GPX-bestand. Kies je voor de laatste optie, dan kun je de GPS-gegevens van de route volledig uitlezen op bijvoorbeeld je smartphone. Op de site van het Nivon staan tevens de laatste routewijzigingen, niet onbelangrijk om te checken voordat je op pad gaat. De route is geel-rood gemarkeerd en in beide richtingen te lopen.

Jolanda loopt met de wijzers van de klop mee en start bij Natuurpoort Bezoekerscentrum Oisterwijk. Ben je benieuwd hoe Groot Speijck er in de vorige eeuw uitzag, en wat de ontstaansgeschiedenis van deze plek is? En vraag je je af hoe Boshuis Venkraai er nu uitziet, vergeleken met zo’n honderd jaar geleden? Lees dan binnenkort deel 1 van deze nieuwe blogreeks Wandelen door de Brabant-Collectie.

Vindplaatsen van Brabants Vennenpad:
  • Editie 1984: CBM B 00092
  • Editie 1987: CBM C 14332
  • Editie 1997: BRA H4 VELD 1997
  • Editie 2005: CBM 973 F 03
  • Editie 2019: BRA H4 DRAI 2019

maandag 27 september 2021

Het Tapijt van Deurne

Ter gelegenheid van het 1300-jarig bestaan van de gemeente Deurne verscheen een boek over ‘Het Tapijt van Deurne’, een borduurproject uitgevoerd door de Paramentengroep van de Sint-Willibrorduskerk te Deurne. Twee jaar lang werd er wekelijks afgesproken door 8 dames om 3 uur aan het tapijt te werken. Vanaf januari 2019 tot eind maart 2021, dat zijn ongeveer 10.000 werkuren. Het tapijt is een twintig meter lange band met 40 kleurige, kenmerkende afbeeldingen van 50 cm hoog uit de geschiedenis van Deurne en met ongeveer 150 kleine zwart-grijze elementen van 8 cm hoog die aan de onderzijde van de taferelen geborduurd zijn met de details die horen bij de tijd van het betreffende tafereel. Hoogtepunten en dieptepunten. Gebouwen, gebeurtenissen en dingen. Van het einde van de ijstijd tot nu. Van de eerste mensen, de grafheuvels, de middeleeuwen, de industriële tijd, de oorlogen, het spoor, het rijke roomse leven, de harmonie, het kasteel, het bruine goud, de zusters, de markt tot aan de Peelbrand. De geschiedenis van Deurne samengevat op 20 meter. Het is een tapijt geworden met een open einde zodat het aangevuld kan worden met nieuwe taferelen. Het boek is een mooie aanvulling op de tentoonstelling van het tapijt dat tot 24 oktober dagelijks (met uitzondering van maandag) te bewonderen is in de Willibrorduskerk aan de Markt in Deurne .

Vindplaats: BRA J4 ERP 2021

maandag 13 september 2021

Zwarte stern

 
Zwarte stern in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 H 01 

Sterna Nigra, Zwarte Ikstern

In deel 2 van de reeks Nederlandsche vogelen komen we de Zwarte ikstern tegen, tegenwoordig bekend onder de naam Zwarte stern. Volgens de online Etymologiebank is het element 'ik' van ikstern klanknabootsend. De roep van deze vogel kun je onder andere afspelen via de site van de Vogelbescherming. Sla je er een gerenommeerde vogelgids op na, dan kom je al snel uit bij beschrijvingen als: korte lage tonen, kik, kik-kiek.
In Brabant hebben we onze eigen benaming voor deze vogel, namelijk: de Venkraai. Nu zal menig lezer dan meteen denken aan dat leuke café in de bossen van Oisterwijk: Boshuis Venkraai. Niks mis met die associatie, want het is daar in ieder jaargetijde goed toeven na een lekkere wandeling. In 1915 kocht vereniging Natuurmonumenten de Oisterwijkse Bossen en Vennen aan en liet een huis bouwen voor de boswachter. Hij mocht zijn salaris aanvullen door de verkoop van limonade, koffie en snoepwaren aan wandelaars. Dat waren in die tijd vaak pelgrims op weg naar Scherpenzeel in België. Dit boswachtershuis is nu iets meer dan 100 jaar een pleisterplaats voor wandelaars, fietsers, ruiters en andere passanten. De Venkraai alias Zwarte stern broedde vroeger in de Oisterwijkse vennen, maar dat is helaas verleden tijd.

Nederlandsche vogelen opent het verhaal over de Sterna Nigra als volgt: "Langs veele vaerten, scheislooten en weteringen, gelyk ook langs de kanten der veenderyen en poelen, zoowel als aen de grootere boezems van de poldermolens onzer waerdten, wordt, in den zomer, deeze tegenwoordige soort van oulings zoogenaemde Zeezwaluwen aengetroffen... Ik heb hen meer dan eens zien jaegen en aezen over de hooilanden en het etgroen, van waer zy de vliegende Insekten, die aen het gras zaten, zeer vlytig wegvingen. Zy zyn zeer nette vogelen; van lyf inderdaed niet veel grooter dan een Leister, maer van eene zeer wyde vlugt; kunnende hunnen voortgang naer goeddunken maetigen, of met eene verbaezende gezwindheid doorzetten... Zy maken onder het vliegen eenig meer piepend dan schreeuwend geluid."
Noodgedwongen broeden Zwarte sterns in ons land steeds vaker op kunstmatige nestvlotjes. Ze hebben namelijk te kampen met een sterke afname van dichte watervegetatie (bijvoorbeeld krabbenscheer) waarop ze normaliter hun nesten bouwen. Over nestbouw staat in Nederlandsche vogelen het volgende geschreven:
"In de weteringen of slooten der waerden leggen zy hunne zeer weinig omslachtige nestjens aen, in de door vervuiling' ontoeganglykst gewordene plaetsen, doorgaens op een' Kaerdeplant; dikwils, wanneer'er omtrent hunne verblyfplaetsen meerder Nymphaeaplanten [Meyr bladen] groeien, in den Kaerden, sleepen zy het ruigt tot een nestje boven op een der grootsten van die bladen; zynde de bouwstof niets anders dan eenig dor of half dor, en ook geheel groen, gesnazelte van 't dunste vlotgras."

De Zwarte stern staat op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels als 'bedreigd'. Van zo'n lijst was in de tijd van Nederlandsche vogelen nog geen sprake. Over het leeghalen van nesten werd ook anders gedacht, getuige onderstaand citaat:
"By het weghaelen van een nest moet men met meer dan gemeende zorgvuldigheid op zyne hoede zyn tegen de aenvallen van het paer ouders. Het mannetje en het wyfje schieten met eene ongelooflyke kracht en gezwindheid, onder een luidrustig misbaer, op den verstoorder aen met het zeer scherpe spits van hunne bekken, om hem in 't aengezicht te vliegen en te kwetsen; waervan ik aen eenen boeren knaep een voorbeeld heb gezien, als die werks genoeg had om met beide zyne bebloedde handen zyne Oogen te bewaeren. Zy vervolgen den roover, al schreeuwende en op hem aenvallende, zoolang hy te vervolgen is."

Vindplaats: KOD 041 H 01

maandag 30 augustus 2021

De Oranjeboom: het veelkleurige jaarboek over Breda en omstreken



Recent verscheen het 73ste jaarboek (2020) van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda ‘De Oranjeboom’. Voor Breda-watchers bijna een must, maar ook voor degenen die algemener geïnteresseerd zijn, is er in het jaarboek weer een rijke schakering aan lezenswaardige artikelen te vinden. Het aanbod in dit jaarboek waaiert uit van toerisme naar Kwatta, van (kunst)onderwijs naar carnaval, en van stedenbouw naar militaire muziek. Vijftien boeiende artikelen, veelal gebaseerd op nieuw onderzoek en voor degene die meer wil weten, goed onderbouwd met noten. Het jaarboek wordt gekenmerkt door een rustige vormgeving en de bijdragen zijn geïllustreerd met vaak onbekende afbeeldingen. Zonder de andere bijdragen te kort te willen doen, lichten we er hier een aantal uit.

Dat Kwatta veel meer was dan alleen de cacao- en chocoladefabriek bewijst het artikel over het triptiekschrijn (’n drieluik) dat ten geschenke werd gegeven aan directeur Van Iersel bij zijn 25-jarig werkjubileum. In een goed opgebouwd verhaal wordt uit de doeken gedaan hoe de ontwikkeling van het bedrijf in 1930 tot uitdrukking komt in een fraai stuk edelsmeedkunst. Internationale groei enerzijds en discussies over werknemersbelangen anderzijds resulteerden in een beeldtaal waarin de nadruk ligt op katholieke barmhartigheid. Een heel andere invalshoek over ditzelfde bedrijf Kwatta, komt naar voren in de bijdrage over de door de nazi’s beoogde verdrijving van joden uit het bedrijfsleven en de gevolgen daarvan voor de Bredase fabriek. De joodse familie Stokvis had een meerderheidsbelang in het bedrijf dat ook een vestiging had in Keulen. Onder leiding van directeur Van Iersel werden tijdens de oorlogsjaren zo goed en zo kwaad de nodige hindernissen genomen, maar de fabriek is de oorlog uiteindelijk ongeschonden doorgekomen.

Het leven van Louis de Morée (1882-1966) en zijn belang voor de muziek in Breda (en ’s-Hertogenbosch) zijn helder op een rij gezet. Dat zijn naam ook terugkeert in de bijdragen in dit jaarboek over het toerisme en carnaval zegt genoeg over het belang van deze kapelmeester/dirigent/componist.

Bijzonder en boeiend is de bijdrage over de geschiedenis van het onderwijs aan woonwagenkinderen in West-Brabant. Bijzonder en boeiend, omdat naar dit onderwerp weinig onderzoek is gedaan. Vóór de woonwagenwet van 1918 was er geen schoolplicht voor kinderen van woonwagenbewoners. Met het inrichten van een standplaats voor woonwagens door elke gemeente kwam ook de verplichting voor woonwagenbewoners om hun kinderen onderwijs te laten volgen. Uiteindelijk resulteerde dit in integratie van de woonwagenkinderen in regulier onderwijs.

Dat in de periode 1917-1939 in Breda geen straatcarnaval is gevierd, is voor velen waarschijnlijk onbekend. De motieven die tot dit besluit leidden en het krachtenspel in de gemeenteraad en bij met name katholieke verenigingen geven een interessant inkijkje in het Breda van het interbellum. Het vertrek van burgemeester Van Sonsbeeck in 1936 zorgde voor een tegenbeweging, maar het duurde nog tot 1939 eer er weer een optocht gehouden werd. En dan nog zonder scholieren van het katholiek en protestant onderwijs langs de kant, want die kregen geen vrij.

Hier moeten ook nog de bijdragen over het onderwijs in de heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe (inclusief biografische notities over de schoolmeesters) en de geschiedenis rond het eerste orgel in de protestantse kerk van Hooge en Lage Zwaluwe worden genoemd. Want het is in ‘De Oranjeboom’ niet alleen Breda wat de klok slaat.

Op de website van ‘De Oranjeboom’ wordt uitgebreid stilgestaan bij de presentatie van dit jaarboek en geven enkele auteurs in beeld en geluid een korte toelichting op hun bijdrage.

Vindplaats: BRA Y ORAN 73

maandag 16 augustus 2021

De geschiedenis van de 3 natuurbaden in de gemeente Vlijmen en de jarenlange strijd van Janus van Engelen

Afgelopen mei verscheen een boek met veel beeldmateriaal over de geschiedenis van de drie natuurzwembaden in de gemeente Vlijmen: het Haarsteegse Wiel, het Nieuwkuijkse Wiel en het Vlijmense natuurbad. Dat er drie zwembaden waren in Vlijmen kwam doordat er onderlinge concurrentie was tussen de dorpen. Een zwembad stelde ook niet veel voor. Het waren wielen met amper voorzieningen. Maar zwemmen was populair, ondanks dat men niet gezamelijk mocht zwemmen: mannen, vrouwen, jongens en meisjes moesten apart. Om en om en aan een vlag kon je zien wie er op die dag aan de beurt was. Er was ook niet veel te beleven in de jaren dertig en daarna. In 1934 werd de Vlijmense zwemvereniging opgericht die het natuurbad op de grens van Vlijmen en ‘s-Hertogenbosch mocht gaan exploiteren. Rond dit natuurbad ontstond eind jaren dertig een conflict met gemeente ‘s-Hertogenbosch, die daar vlakbij een vuilstort opende. Juridische procedures volgden en uiteindelijk verloor gemeente ‘s-Hertogenbosch de procedure en moest de vuilstort dicht. In Haarsteeg werd het natuurbad ook gerund door de plaatselijke zwemvereniging. De drie baden zijn allang geen officieel zwembad meer, maar er wordt nog steeds gezwommen op zonnige dagen. Het boek gaat niet alleen over de natuurbaden, maar voor de helft ook over Janus van Engelen (1908-1989), de boerenzoon uit Haarsteeg, die belangrijk was voor de geschiedenis van de baden. Hij speelde een grote rol in de verwikkelingen rond het Nieuwkuijkse en Haarsteegse Wiel. De strijd met gemeente Vlijmen was een dusdanig zware mentale belasting dat hij opgenomen moest worden in Voorburg, een psychiatrische ziekenhuis te Vught waar hij vaker verbleef. Hij leed aan vervolgingswaanzin. Van Engelen was gek van zwemmen, tonproaten, schaken, betrokken bij veel verenigingen, schrijver van ingezonden brieven en vol van plannen die hij zelf niet kon uitvoeren.

Vindplaats: BRA H3 MEIJ 2021

maandag 2 augustus 2021

Purperreiger

Purperreiger in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 J 01
Ardea Purpurea. Purpere Reiger

In deel 4 van Nederlandsche vogelen vinden we een fraaie afbeelding en uitvoerige beschrijving van de purperreiger. Over de afbeelding lezen we het volgende: "De Vogel, waar van wy hier de afbeelding geeven, is geschoten in het jaar 1798 aan den oever van het Haarlemmer Meer, by den mon dvan [sic] het Spaarne, en is geplaatst in het Naturaliën Cabinet van de Bataafsche Maatschappy der Weetenschappen te Haarlem. De Directeur van dit Nat. Cabinet, Doctor van Marum, heeft ons vergund dezen Vogel door den beroemden Tekenaar W. Hendriks te laaten aftekenen." 
Tegenwoordig heeft de purperreiger in ons land gelukkig een beschermde status op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De Doctor van Marum uit bovenstaand citaat is Martinus van Marum (1750-1837), een Nederlands arts, natuuronderzoeker en chemicus. Op 21 mei 1777 werd hij door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen aangesteld als directeur van hun Naturaliën Kabinet, dat een collectie opgezette dieren bevatte. Wybrand Hendriks (1744-1831) was gastheer bij het Teylers Museum en als kunstschilder vooral bekend om zijn portretten.

De auteurs van Nederlandsche Vogelen zijn diep onder de indruk van de pracht van de purperreiger. "Het Reiger-Geslacht mag te regt voor een der schoonste en opmerkingwaardigste Vogel-Geslachten gerekend worden. Daar wy hier van alle die soorten, die hier te Lande, zo verre het ons bekend is, hunne Nesten maaken, in dit Werk afgebeeld en beschreeven hebben, zyn wy aangemoedigd hier by te voegen de afbeelding en beschryving van den zoo fraaijen, en door zyne veelvuldige veeren zich zoo zeer van anderen onderscheidende Purperen Reiger; wel ligt de schoonste van het gansche Reiger-Geslacht, schoon deeze, zo verre men heeft waargenomen, niet hier te Lande zyne Nesten maakt, maar slechts nu en dan, van elders over gevlogen, by ons gezien wordt. [...] Deze Vogel wordt meest gevonden in het Oosten, byzonderlyk aan de Zwarte en Caspische Zeeën, en komt nu en dan tot ons overvliegen."
Tegenwoordig gaat het goed met de purperreiger in ons land en zijn in de laagveengebieden zo'n 30 kolonies van deze vogel te vinden. Ze broeden van april tot juni in moerassen met veel riet en struikgewas. In de grootste kolonies zitten 100 tot 200 paartjes. Nederland vormt momenteel de uiterste noordwestgrens van het verspreidingsgebied van de purperreiger. In augustus-september trekt deze vogel naar Afrika om te overwinteren.
De Nederlandse populatie heeft een dip gehad tussen 1970 en 1990. Dit is vooral toe te schrijven aan de jarenlange droogtes in de overwinteringsgebieden, de Sahelregio in Afrika. En ook enigszins aan de niet-optimale omstandigheden in de Nederlandse broedgebieden. Gelukkig ging het daarna in beide gebieden beter, waardoor de populatie zich kon herstellen. In Nederland zijn nu zelfs verschillende broedgebieden aangewezen en beschermd op basis van de Wet Natuurbescherming.

Vindplaats: KOD 041 J 01

maandag 19 juli 2021

Schatten van Vught

Sinds september 2018, we zitten nog in de derde jaargang, geeft de Stichting Erfgoed Vught vier keer per jaar het tijdschrift uit met de veelbelovende naam Schatten van Vught. En de belofte wordt ingelost; in elk nummer staan gedegen én lezenswaardige artikelen over een breed scala aan erfgoedonderwerpen, uiteraard met Vught (en ook Cromvoirt) als grote gemene deler. Uit veel van de artikelen wordt duidelijk dat het dorp Vught, gelegen nabij ’s-Hertogenbosch en op veel historische momenten nadrukkelijk met de geschiedenis van die grote stad verbonden, ook veel eigen verhalen te vertellen heeft. Mede op initiatief van de bevlogen historicus Henk Smeets is er een tijdschrift op poten gezet dat nu al niet meer weg te denken lijkt uit het Vughtse erfgoedveld.

In het aprilnummer van 2021 komt in een ruime bijdrage van Wieke Schrover de jeugdbeweging in Vught in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw aan bod. Veel lokale aspecten worden besproken en katholieke en protestantse notabelen passeren de revue. Dat het artikel een periode behandelt die nog niet ver achter ons ligt, maakt dat vele lezers ongetwijfeld herinneringen aan het onderwerp zullen hebben.

Misschien wat abstracter van aard, maar daarom niet minder boeiend, is de bijdrage van Lauran Toorians, over het landschap van Vught en omgeving in de middeleeuwen. Deze bijdrage (verdeeld over twee nummers; dit is het eerste deel) is geschreven voor de vuistdikke publicatie Twee bijzondere dorpen. Geschiedenis van Vught en Cromvoirt, maar kon daar door plaatsgebrek uiteindelijk niet worden geplaatst. Al lezende word je vanuit het historische verhaal, door tekst en beeld, op diverse momenten naar het nu en de huidige situatie getrokken.

Vaak zijn er kortere – en dus meer – bijdragen opgenomen, maar het pleit voor de redactie dat ze de hierboven besproken langere bijdragen (geannoteerd!) als kern van dit nummer hebben gekozen. Elk nummer is er in ieder geval ruimte voor algemeen erfgoednieuws en relevant nieuws uit de werkgroepen die binnen de stichting actief zijn: Archeologie, Vught 3D, Historische kaarten, Tweede Wereldoorlog en (net nieuw) Vughtse historici.

In de Brabant-Collectie zijn Vught en Cromvoirt ook goed vertegenwoordigd. Ruim 700 boeken en artikelen met deze geografische trefwoorden zijn in BCfinder ontsloten. Verder zijn er in de Topografisch-Historische Atlas meer dan 270 afbeeldingen met Vught of Cromvoirt opgenomen. Voor diegene die geïnteresseerd is in de geschiedenis en het erfgoed van Vught, is een (digitaal) bezoek aan de Brabant-Collectie zeker de moeite waard.

Vindplaats: T 11057

maandag 5 juli 2021

My 50 years life in Transport

Afgelopen mei verscheen een boek met herinneringen van Rinus Rynart en het transportbedrijf van de familie Rynart uit Moerdijk. In de 50 jaar dat Rinus als vrachtwagenchauffeur op de weg zat, reed hij vaak als een van de eerste naar verre bestemmingen. Zijn boeiende verhalen over Iran, Pakistan, Afghanistan en meer ongewone en bijzondere landen maken veel indruk. Ook verhalen van andere chauffeurs op de vrachtwagens naar Europa, het Midden-Oosten en Centraal-Azië komen aan bod. De lange wachtrijen voor de grensovergangen, geen navigatie aan boord maar rijden op wegenkaarten, omrijden vanwege oorlogen, omkopingen onderweg. De chauffeurs maakten van alles mee. Tegenwoordig werkt Rynart Transport vooral met Turkse, Litouwse of Russische chauffeurs, omdat veel Nederlandse chauffeurs geen zin hebben om weken achter elkaar van huis te zijn. Bovendien zijn het niet altijd de veiligste landen waar ze op rijden. Inmiddels zit de familie Rynart al ruim 90 jaar in het wegtransport en heeft zoon Rob de zaak overgenomen toen Rinus in 2008 met pensioen ging.

Vindplaats: BRA V3 RYNA 2021

maandag 21 juni 2021

Putter


Putter in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandse vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 J 01

Fringilla Carduelis. Distelvink, Putter

Vandaag maken we een sprong naar deel 4 van Nederlandsche vogelen om deze kleurrijke vogel nader te bekijken. De auteur begint zijn relaas met een uitleg over de naam van de vogel:
"In het Geslagt der Vinken (Fringilla), waar van reeds verscheidende Soorten, die gemeenlyk byzondere Naamen voeren, behalve de gewoone VINKEN, beschreeven zyn, maakt de DISTELVINK een ongemeen fraaije vertooning. Men noemt dit Gevogelte dus, om dat zy, in de vryheid zynde, in de Herfst en 's Winters aazen op het Zaad der Doornen of Distelen. Hier van heeft de Latynsche naam Carduélis, zo wel als de Italiaansche Cardillo, de Fransche Chardonnerel en de Engelsche Thistle-Finch, zekerlyk ook zyne afkomst. In 't Nederlandsch geeft men 'er, doorgaans, den naam van PUTTER aan; dewyl zy zeer leerzaam zyn, om het Water, tot hun drinken, door middel van een Kettingje en Vingerhoed uit een Glas op te haalen; gelyk bekend is."
De Putter is, evenals andere vinkensoorten, lange tijd massaal gevangen met lijmstokken en op zogenaamde vinkenbanen. Niet alleen om ze op te eten, maar ook voor hun zang. In Nederlandsche Vogelen lezen we:
"De DISTELVINKEN zyn in ons Land vry gemeen en worden dikwils, met de Vinken, onder de Slagnetten gevangen. Men kan ze ook, zo wel als die, tot versnapering gebruiken; maar de MANNEN houdt men gemeenlyk in 't leeven om 'er PUTTERS van te maken, of ook wegens de aangenaamheid van hun Gezang."
Blijkbaar kon men deze vogels makkelijk kunstjes leren, zoals het 'putten' van water door het optrekken van een minuscuul emmertje, verbonden aan een kettinkje. Deze "hobby" werd dermate populair, dat men in plaats van de gangbare naam Distelvink de naam Putter ging gebruiken.

We vinden de Putter/Distelvink veelvuldige terug in de beeldende kunst en literatuur, waar hij door de eeuwen heen voor allerlei zaken symbool heeft gestaan. Wie daar meer over wil lezen, kan zijn/hart ophalen op internet en in geschreven bronnen. Maar denk bijvoorbeeld aan het schilderij Het puttertje van de Nederlandse schilder Carel Fabritius uit 1654 en de vuistdikke roman, eveneens getiteld Het puttertje, van de Amerikaanse schrijfster Donna Tartt uit 2013. 

Terug naar Nederlandsche vogelen, waar we lezen:
"Wegens de Kleur heeft men ze in 't Grieksch Chrysomitris, in 't Latyn Aurivittis en in 't Engelsch Gold-Finch, dat is Goudvink, getyteld; maar de hedendaagsche Grieken geeven 'er, om de eerstgemelde reden, den naam van Akanthis aan." Hier kan het qua naamgeving voor de hedendaagse lezer wat verwarrend worden met die gelijkluidende namen. Want al denk je misschien bij de naam Goldfinch aan Goudvink, laatstgenoemde is toch echt een heel ander vogeltje. En dan heb je in het Engels naast de European goldfinch ("ons" Puttertje) ook nog eens de American goldfinch, ook weer een heel ander vogeltje.

Maar dat alles terzijde. Wat als een paal boven water blijft, is dat de Putter een genot voor het oog en het oor is met zijn kleurenpracht en beminnelijke zang. Sinds 1975 is hun aantal in Nederland gelukkig flink aan het stijgen. Kwam deze vogel aanvankelijk vooral voor in Laag-Nederland, gaandeweg heeft hij zich steeds meer uitgebreid over de rest van het land. Dit komt mede doordat hij zich heeft aangepast aan door de mens gemaakte landschappen, zoals boomgaarden en parken. En soms, als je dan een geluksvogel bent, kan het zo maar gebeuren dat een paartje hun nestje gaat bouwen in de perenboom in jouw tuintje aan de stadsrand.

Vindplaats: KOD 041 J 01

maandag 7 juni 2021

Genoeg te vertellen over Den Dungen

Momenteel loopt de zesenveertigste jaargang van het tijdschrift van heemkundevereniging ‘Op die Dunghen’, genaamd Het Griensvenneke. Het is natuurlijk geen jubileumjaar, maar er mag gerust bij stilgestaan worden dat een dorp met nog geen vijfduizend inwoners het al meer dan vijftig jaar presteert om ieder kwartaal een tijdschrift over het eigen verleden het licht te doen zien. Sinds 1967 zijn er al ruim 850 artikelen in Het Griensvenneke en zijn voorloper verschenen. Het hele brede spectrum van geschiedenis en heemkunde is in al die jaren aan bod gekomen. Wat in de recente jaargangen in het oog springt, is een reeks artikelen over de bakkers die vanaf ongeveer 1800 in Den Dungen actief zijn geweest. Harrie Maas en André Schoones hebben het allemaal op een rij gezet. In het eerste Griensvenneke van 2021 zijn we aangekomen bij hun achtste bijdrage over dit onderwerp. Hierin komen Grarus Goossens en zijn opvolgers aan bod, maar de hele reeks is de moeite waard. Dit komt omdat de artikelen behalve bedrijfsgeschiedenis tevens familiegeschiedenissen vertellen en ook de dorpsgeschiedenis erin verweven is. Het beeldmateriaal, vaak nog uit de bakkersfamilies zelf afkomstig, maken de bijdragen aantrekkelijk en compleet.
Henk van Gestel houdt een pleidooi voor een historisch verantwoorde herplaatsing van een grenspaal. Door infrastructurele projecten wist men zich geen raad meer met de tweehonderd jaar oude paal op de grens van de gemeenten Den Dungen en Berlicum en heeft men deze volgens Van Gestel een onjuiste plaats toebedeeld.
Veel heemkundigen zijn gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog. Mede omdat het tot de recente geschiedenis behoort, biedt het mogelijkheden om er veel over vast te leggen. Dat er na de bevrijding van Den Dungen (oktober 1944) van februari tot en met mei 1945 nog zeven V1’s op Dungens grondgebied terecht zijn gekomen, is waarschijnlijk bij velen bekend. In een bijdrage worden de exacte locatie van de inslagen, context en persoonlijke ervaringen aan de historische feiten toegevoegd.
Van mensen die aan de (rafel)rand van de maatschappij verkeren, weten we vaak meer dan van de modale burger. Dat komt omdat ze in rechtbankverslagen en registers van gevangenissen vaak met naam en toenaam worden genoemd. In een boeiend artikel volgen we de levenswandel van Adrianus Kuijpers: zijn activiteiten als landloper in Tilburg en Breda, zijn veroordelingen en zijn gevangenschap in Veenhuizen.
Een korte bijdrage over de fotograferende kapelaan Frans van Hooff (1918-1995), met beeldmateriaal uit het parochie-archief dat in het BHIC in ’s-Hertogenbosch berust, sluit het veelzijdige nummer af.
Als het over Den Dungen gaat, heeft de Brabant-Collectie ook het nodige te bieden. Alle artikelen uit Het Griensvenneke zijn inhoudelijk ontsloten via BCfinder. Verder kan gemeld worden dat nu aan ruim 750 artikelen en boeken en 82 monografieën het geografisch trefwoord ‘Den Dungen’ is gekoppeld. In de Topografisch-Historische Atlas zijn 70 afbeeldingen, met name foto’s van boerderijen, van Den Dungen opgenomen. Kortom, er is genoeg te vertellen over Den Dungen.

Vindplaats: T 07450