Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 19 december 2022

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Hilvarenbeek naar Groot Speijck

Etappe 14 Brabants Vennenpad (21,2 km)

Vandaag lopen we het laatste traject van het Brabants Vennenpad met als beginpunt De Vrijthof in Hilvarenbeek.
Marktplein te Hilvarenbeek. Prentbriefkaart. Maker en uitgever onbekend.
Datering: vóór 1906. Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: pbk-H 64.1 / 121 Mark (5)
De Vrijthof met de Sint-Petrus'-Bandenkerk te Hilvarenbeek (december 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University

De Vrijthof vormt de kern van Hilvarenbeek. In zijn werk De geschiedenis van Hilvarenbeek tot 1813 schrijft P.C. de Brouwer dat van oudsher de naam De Vredehof in zwang was: “De Vredehof, zei men, was afgesloten door de “Vier heckens”. Dit gedeelte van het dorp, de dorpskern, draagt van de aanvang af daarom de naam van “de Vrijthof”.” (pag. 6). In de jaren 50 van de vorige eeuw wordt voorgesteld om in plaats van de toen gangbare benaming De Markt de naam De Vrijthof te gebruiken. Dat voorstel wordt aangenomen en met veel genoegen, aldus een bericht in Het Nieuwsblad van het Zuiden van 26 juli 1955: “Het gemeentebestuur heeft nl. de gelukkige gedachte gehad om, nu er in het gehele dorp een nieuwe huisnummering komt en er enkele straatnamen bijkomen of gewijzigd worden, om de naam “Markt” officieel te veranderen in “Vrijthof”. Een verandering die zonder twijfel met grote voldoening door het gros van de bevolking begroet zal worden.”


Bewoning in het gebied rond Hilvarenbeek gaat terug tot de prehistorie, zo maken archeologische vondsten ons duidelijk. In een akte uit 1157, bewaard in de Abdij van Tongerlo, wordt voor het eerst de plaats Beke genoemd. In de 14e eeuw komt hier een toevoeging bij, waardoor varianten als onder andere Hildewarenbeecke, Beke sancte Hildewaris en Hilvarembeke in gebruik raken. Mogelijk gaat die toevoeging terug op de adellijke vrouw Hilsondis, ook wel Hildeware genoemd. Zij was de echtgenote van Ansfried (ca. 940-1010), de latere bisschop van Utrecht. Hilsondis wordt ook in verband gebracht met het stichten van de eerste stenen kerk in Beek omstreeks 990. Rond 1150 vindt een uitbreiding plaats en wordt de kerk, als een van de eerste in het hertogdom Brabant, verheven tot kapittelkerk. De daaropvolgende eeuwen wordt de kerk nog verder uitgebouwd, met als eindresultaat de Sint-Petrus’-Bandenkerk zoals we die nu kennen, met zijn karakteristieke peervormige torenspits die vanuit de verre omgeving zichtbaar is.
Op De Vrijthof zien we verder nog de Gebodenlinde staan. De huidige boom stamt vermoedelijk uit omstreeks 1676, maar al vanaf de middeleeuwen kondigden de Heren van Hilvarenbeek, en later het dorpsbestuur, op deze plek hun regels af. Tevens werd er recht gesproken.

We verlaten Hilvarenbeek en lopen in noordelijke richting door het beekdallandschap van De Gooren. Brabants Landschap heeft in 2019 natuurherstelwerkzaamheden verricht, waardoor het gebied zijn oude karakter heeft teruggekregen. Zelfs op een grijze decemberdag is het een genot hier doorheen te lopen. We bereiken het Wilhelminakanaal dat we aan de overkant bijna twee kilometer volgen. Vervolgens slaan we rechtsaf naar de Kerkeindse Heide. Begin 20e eeuw is dit gebied ontgonnen en beplant met voornamelijk naaldbomen, waardoor er weinig heide is overgebleven. Noud Aartsen maakte in de jaren 60 van de vorige eeuw deze foto van een ven op de Kerkeindse Heide, ingeklemd tussen de rijbanen van de A58.
Kerkeindse Heide. Foto. Maker: Noud Aartsen. Datering: jaren 1960. Formaat: 17,9 x 23,8 cm.
Vindplaats: NA/BL/36/003. © Noud Aartsen / Brabant-Collectie, Tilburg University
Een viaduct voert ons naar de overkant van de drukke snelweg. We laten het autogeraas achter ons en lopen door de bossen van de Brekxsche Hoven. We passeren twee vennen die niet zichtbaar zijn vanaf onze wandelroute. Links ligt achter prikkeldraad het Baksven, sinds 1909 in gebruik als natuurzwembad en toegankelijk voor leden van zwemvereniging Het Baksche Ven. Zomer 1934 zijn enkele luchtfoto’s van het complex gemaakt die je hier kunt bekijken op onze beeldbank BCfinder. Verder staan in het boekje Het Baksche ven in het familiealbum 1909-1984 leuke, alledaagse foto’s van deze zwemvereniging door de jaren heen.

Rechts van onze route, ook achter prikkeldraad, ligt het Galgeven. Hier werd eveneens gezwommen, echter niet onder het toeziend oog van een zwemvereniging, en het ven was berucht om het aantal drenkelingen.

Galgenven, Oisterwijk. Prentbriefkaart. Maker onbekend. Datering: vóór 1918.
Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: pbk-O 18.2 / 930 Galg (1)
Begin 19e eeuw laten veel Tilburgse textielbaronnen hun wol in Dordrecht vollen, omdat het water in die omgeving daar zeer geschikt voor is. Door het vollen wordt de wollen stof steviger, comfortabeler en mooier. In 1811 wordt aan de noordzijde van het Galgeven een door de wind aangedreven volmolen gebouwd. Dordtenaar Frederik van den Bergh (1785-1847) koopt deze windmolen om de wol ter plekke te vollen; dat scheelt een omslachtig en oneconomisch transport heen en weer. In 1836 krijgt de volmolen stoomkracht. Rond de molen worden enkele arbeidershuisjes en een kantoortje gebouwd. In 1857 wordt alles volledig afgebroken. Alleen wat loofbomen uit die tijd herinneren nu nog aan vroeger. Uiteindelijk is familie Van den Bergh 160 jaar eigenaar van het gebied rondom het ven, dat in de volksmond ook Berghven wordt genoemd. De nazaten van Frederik van den Bergh zetten zijn wollenstoffenfabriek voort, met als hoogtepunt de exploitatie van de AaBe-fabriek in de periode 1929-2008. Voor wat betreft het aantal werknemers was dit de grootste werkgever van de Tilburgse textielindustrie.
Wil je het Galgeven zien, dan moet je een flinke lus toevoegen aan de officiële wandelroute. De aftakking naar het Galgeven, in het boekje van het Brabants Vennenpad aangegeven met een stippellijn, is namelijk niet meer beloopbaar: je stuit hier op prikkeldraad en privéterrein. Overigens is zo’n omweg zeker de moeite waard, gezien de landschappelijke en natuurwaarde die het ven momenteel heeft.

Aangekomen bij een vijfsprong gaan we scherp rechtsaf. Hier ligt een verhoging in het landschap met steile randen. Tot eind jaren 1960 was dit terrein, evenals zeven andere gebieden hier in de nabije omgeving, in gebruik als vuilstortplaats. Ook de volgende plek waar we aankomen, de houten hangbrug over de Voorste Stroom, was in het recente verleden een veel minder idyllische plek dan het nu is.
Houten hangbrug over de Voorste Stroom (december 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Met de uitbreiding van de textielindustrie in Tilburg in de 19e eeuw groeit het probleem van het afvalwater. De aanwezige waterlopen worden gebruikt als afvoerputje en door de hogere ligging van Tilburg stroomt het vervuilde water zowel in westelijke als oostelijke richting de stad uit. Notoire bekendheid krijgen de Tilburgse blauwsloten. Henk van Doremalen citeert in zijn artikel Historische ontwikkeling van de afvalwaterzuivering in Moerenburg deze veelzeggende uitspraak van de Tilburgers: “We hèbben ok enen blauwe slôot, èn as ge em ruukt dan valde dôod.” Via de Voorste Stroom drijft de vieze smurrie richting Oisterwijk. Lange tijd wast Tilburg zijn handen in onschuld, tot groot ongenoegen uiteraard van bewoners en bestuur van Oisterwijk. Diverse malen ligt er een zaak bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarin om schadeloosstelling wordt gevraagd voor de vervuiling door de Tilburgse industrie. Op 19 maart 1915 biedt dit soelaas: in een uitspraak die nu nog bekend staat onder de naam Het Voorste Stroom Arrest wordt Tilburg gedwongen tot het doen van betalingen.
Enkele jaren later komt Tilburg met het plan voor het aanleggen van vloeivelden om rioolwater te zuiveren, onder andere bij het Baksven en het Galgeven. Maar de eerder genoemde familie Van den Bergh, de abt van het nabijgelegen Trappistenklooster en Vereniging ‘Mooi-Nederland’ slaan de handen ineen: hun protest tegen deze plannen verwoorden ze in een fraai vormgegeven brochure. En met succes, want de plannen verdwijnen in de prullenbak.
Omslag van De Tilburgsche drainageplannen etc. Nijmegen:
N.V. Maatschappij "Mooi Nederland", 1919. Vindplaats: CBM B 08535
In onze tijd zet Stichting Duurzaamheidsvallei zich in voor het behoud en de versterking van het fraaie beekdal van de Voorste Stroom tussen Tilburg en Oisterwijk. In 2021 publiceerde zij in samenwerking met Vereniging Behoud Moerenburg het mooi geïllustreerde boek De Voorste Stroom van Moerenburg tot Durendael; een ondergewaardeerd beekdal. Hierin nemen ze het op voor een kleinschalig landschap met een rijke flora en fauna dat ten onrechte nogal eens over het hoofd wordt gezien.

We komen uit bij café Mie Pieters aan de Laag Heukelomseweg. In 1860 was hier al een café gevestigd, en wel onder de naam Jagers en Vissers Lust. Mie Pieters was 64 jaar lang de uitbaatster, tot 1930. In 2015 sloot het café vanwege gebrek aan klandizie. Maar al na een half jaar waren er nieuwe eigenaars. Een opknapbeurt en een restauratie van twee muurschilderingen volgden. En zo is het een heerlijke pauzeplek geworden die historie ademt.

Via landgoed Ter Braakloop en lopend langs enkele vennen komen we uit op landgoed De Oude Hondsberg. Onderstaande aquarel geeft een indruk van hoe het er hier uitzag in 1831.

Het koepeltje op den Hondsberg. Aquarel. Maker: Paula Sloet tot Everlo O.S.B. Kopie naar
een oorspronkelijke tekening van D.T. Gevers van Endegeest uit 1831. Datering: 1950.
Formaat: 11,2 x 18,3 cm. Vindplaats: O 18.2 / 930 (1) 
In de jaren 1820 laat Jan Hendrik van Lynden van Lunenburg (1765-1854) op dit landgoed lanen aanleggen en een grote hoeveelheid bomen planten. Dat laatste gebeurt rond 1840 ook in het kader van de werkverschaffing. Vanaf de jaren 1963-1964 is het landgoed in handen van Brabants Landschap.

En zo bereiken we Groot Speijck, het eindpunt van de dag en tevens van het Brabants Vennenpad. De cirkel is rond, 258 km zitten er op. Wil je alle blogberichten over deze wandelroute nog een keer teruglezen, klik dan hier.
Voor nu lassen we een korte winterstop in, maar voorjaar 2023 gaan we opnieuw op pad. Aan de hand van een nieuwe route wandelen we dan weer door de Brabant-Collectie en het Brabantse land. Welke route dat gaat worden, houden we nog even geheim.

Bronnen:
  • P.C. de Brouwer: De geschiedenis van Hilvarenbeek tot 1813. Hilvarenbeek: De Hilverbode, 1947. Vindplaats: CBM 204 F 01
  • H. van Doremalen: Historische ontwikkeling van de afvalwaterzuivering in Moerenburg. In: Tilburg, 2006, jaargang 24, nummer 2, pag. 64-67. Vindplaats: T 06243
  • J. Scheirs en D. Zweers: Bouw en geschiedenis van de toren van Hilvarenbeek. Hilvarenbeek: Stichting Bikse Torensteun, 1990. Vindplaats: BRA Y ONDE 2
  • Stichting Duurzaamheidsvallei: De Voorste Stroom van Moerenburg tot Durendael: een ondergewaardeerd beekdal. Woudrichem: Pictures Publishing, 2021. Vindplaats: BRA W DUUR 2021
  • H. Stoepker: De Petruskerk van Hilvarenbeek in archeologisch perspektief. In: Hilvarenbeek duizend jaar: bijdragen tot een symposium over de geschiedenis der Brabantse dorpen. Hilvarenbeek: Heemkundige Kring Hilvarenbeek en Diessen "Ioannes Goropius Becanus" / Drukkerij "De Hilverbode", 1988. Pag. 65-81. Vindplaats: BRA Y HILV 1988
  • De Tilburgsche drainageplannen: een bedreiging voor de schoone oorden in het gebied der vennen onder de gemeenten Moergestel, Oisterwijk en Berkel-Enschot. Nijmegen: N.V. Maatschappij "Mooi-Nederland", 1919. Vindplaats: CBM B 08535 

maandag 12 december 2022

Ravelyn, al 40 jaar heden en verleden van Willemstad

Heemkundekring ‘De Willemstad’ is al veertig jaar verantwoordelijk voor het verschijnen van Ravelyn. Het blad valt drie keer per jaar op de mat bij de leden. In september 1982 was dat voor de eerste keer. Het is een felicitatie waard dat Ravelyn zich nu al vier decennia staande houdt. Want Willemstad, tegenwoordig deel uitmakend van de gemeente Moerdijk, telt slechts iets meer dan drieduizend inwoners. Maar de geschiedenis is zeer uitgebreid en veelzijdig. Het feit dat het eeuwenlang gelegen was op of nabij staatkundige grenzen en ook de ligging aan het water hebben deze rijke geschiedenis voor een belangrijk deel bepaald. En dit heeft ervoor gezorgd dat er veel onderzoek gedaan kon en kan worden naar dit verleden, en ook het heden. Een van de mensen van het eerste uur, Cees van Mastrigt, heeft zich tot aan zijn overlijden in 2021 actief ingezet voor de heemkundekring, maar zeker ook voor Ravelyn. In de databases van de Brabant-Collectie, te raadplegen via BCfinder, zijn meer dan 150 artikelen van zijn hand te vinden. Het archiefonderzoek dat aan zijn artikelen ten grondslag ligt, bewijst dat Willemstad een plaats is waar veel over verteld kan worden.

De drie nummers die jaarlijks het licht zien, tonen ook de verscheidenheid aan geschied- en heemkundige onderwerpen. Natuurlijk is de vestingstad en de daarmee gepaard gaande militaire geschiedenis vaak het uitgangspunt van een publicatie. Willemstad maakte deel uit van de Zuiderwaterlinie. Ook de specifieke ligging in de noordwesthoek van Noord-Brabant aan het Hollandsch Diep en de rondom Willemstad gelegen polder Ruigenhil (tot 1584 de naam van Willemstad!) zijn regelmatig onderwerp van onderzoek. De scheepvaart, biografieën van predikanten, de gebouwde omgeving, bedrijfs- en familiegeschiedenissen, topografische verkenningen, feesten en gebruiken, de Tweede Wereldoorlog, etc.: het is allemaal een of meer keer langsgekomen in de voorbije veertig jaar Ravelyn. En er is vast nog meer te ontdekken. Op naar de toekomst. De complete reeks van het tijdschrift is aanwezig in de Brabant-Collectie en op artikelniveau ontsloten in BCfinder. Maar daarnaast is hier nog veel meer over Willemstad te vinden. De Topografisch-Historische Atlas biedt een keur aan afbeeldingen met Willemstad als onderwerp en dit geldt ook voor een aanzienlijke hoeveelheid oude drukken en (hoofdstukken in) boeken. Kortom, de Brabant-Collectie heeft voor de Willemstad-onderzoeker het nodige te bieden; dit alles kan ter plekke worden geraadpleegd.


Vindplaats: T 07437

dinsdag 6 december 2022

Brabantse rage in de jaren twintig van Heilig Hartbeelden

Net als wegkapellen, wegkruisen, Lourdesgrotten, gevelbeeldjes en devotietegels rekenen we Heilig Hartbeelden tot kleine religieuze monumenten. De standbeelden werden opgericht als teken van devotie, gewijd aan het Heilig Hart van Jezus. In de prentbriefkaartenverzamelingen van de Brabant-Collectie zijn talrijke afbeeldingen aangetroffen.

Vooral in de jaren twintig werden deze beelden in de open ruimte geplaatst. Je vond ze op centrale pleinen of plantsoenen naast de kerk, het kerkhof en het klooster en ook in de tuin van religieuze gemeenschappen en op een binnenplaats of speelplaats van (kost)scholen. In de loop der tijd zijn de Heilig Hartbeelden soms verplaatst, in verval geraakt en/of opgeruimd. Een aantal wordt beschermd als gemeentelijk of rijksmonument. Ook bij mensen thuis trof je deze beelden aan, echter in een veel kleiner en handzaam formaat.

De Heilig Hart-devotie kent in onze provincie meerdere oplevingen. Allereerst in de periode van 1875 tot 1920. Vervolgens in de jaren twintig en dertig, mede ingegeven door de heiligverklaring in 1920 van de Franse kloosterzuster Marguerite-Marie Alacoque (1647-1690). De verering werd ook vanwege de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog bevorderd door paus Pius XI. Tot slot was de Heilig Hart-devotie ook populair in de jaren vijftig van de vorige eeuw. In Tilburg werd een grootse Heilig Hartprocessie gehouden. In de jaren zestig raakte deze traditie echter grotendeels uit de gratie.
Met name in de jaren twintig ontstond een rage in de oprichting van Heilig Hartbeelden. Ze werden aangeboden ter gelegenheid van een jubileum van een gebouw of priesterschap. De benodigde gelden werden grotendeels door de parochianen bijeengebracht, soms legde de pastoor bij en een enkele keer deden particulieren dat.

Schoolkinderen en inwoners zijn vaak vereeuwigd voor een imposant Heilig Hartbeeld. Op de voorkant van onderstaande ansichtkaart zien we ontspanning op ‘de cour’: spelende schoolmeisjes in uniform in het gezelschap van een ietwat verscholen zuster bij Christus-Koning. Deze prentbriefkaart is door Soeur Petra verstuurd aan haar in Steenbergen woonachtige, getrouwde zus: "Beste Antoinette, Ook een kiekje van ons H. Hartbeeld op onze speelplaats dat we ten geschenke hebben gekregen met het 25 jaar bestaan onzer kweekschool. Hoe is ’t leef je nog? …" 
Heilig Hartbeeld op de speelplaats van Kweekschool St. Antonius, Dongen, 1920.
Prentbriefkaart. Foto: Berk, Dongen. Brabant-Collectie, Tilburg University

In de prentbriefkaartencollectie van de Waalrese fotograaf Jan Bijnen (1874-1959) zijn tot op heden tien opnamen van Heilig Hartstandbeelden aangetroffen, te weten die van Acht (2x), Best, Bergeijk (2x), Budel, Knegsel, Reusel, Valkenswaard en Wintelre.
Op Tweede Pinksterdag 6 juni 1927 werd het Heilig Hartbeeld met de aanleg van het park naast de Sint-Willibrorduskerk te Wintelre geschonken door Arnoldus, de zoon van Jan Mollen-Wouters. Het monument wordt vergezeld door twee witte leeuwen. De parochianen - o.a. de Jonge Boerenstand – verrichtten hand- en spandiensten. Het bronzen beeld is ontworpen door de Franse beeldhouwer Jules Déchin (1869-1947). Firma Van Haaren uit Veghel vervaardigde het beeld en Firma Kluytmans uit Eindhoven de sokkel.
Wintelre, H. Hartbeeld. Prentbriefkaart. Foto: Jan Bijnen.
Datering: 1927. Brabant-Collectie, Tilburg University

Ook in zijn eigen geboorte- en woonplaats heeft Jan Bijnen het volksfeest tijdens de intronisatie op de gevoelige plaat vastgelegd. Onder grote belangstelling wordt het beeld onthuld door de burgemeester en ingezegend door de pastoor en/of bisschop. De straten zijn versierd met vlaggen en guirlandes. De bruidjes leggen bloemstukken bij het standbeeld. De stoet bestaat o.a. uit gilden, jeugd- en werkliedenverenigingen, harmonieën of fanfares en zangkoren. Jaarlijks vindt er daarna in juni een Heilig Harthulde met een bloemenzee van de parochianen en de hernieuwing van de intronisatie plaats.
St. Martinusgilde in optocht tijdens het feest der intronisatie van het Heilig Hart,
Waalre, 1922. Prentbriefkaart. Foto: Jan Bijnen. Brabant-Collectie, Tilburg University

Er werden prijsvragen uitgeschreven voor de stroom Heilig Hartbeelden. Katholieke beeldhouwers, zoals de Eindhovense Jan Custers, de Roermondse Jean Geelen en de Wageningse August Falise, en Brabantse en Limburgse kerkelijke beeldhouwateliers vervaardigden deze monumenten. In Devotionalia nummer 231 (juni 2020) publiceerde Peter Thoben een artikel over de beeldhouwer August Falise en diens prijsvragen voor Heilig Hartbeelden voor met name Tilburg, Venlo, Weert en ‘s-Hertogenbosch. De beelden zijn gehouwen uit natuur- of kalksteen of uit brons vervaardigd. Meestal zijn ze op een voetstuk (een gemetselde sokkel) – soms nog verhoogd met zand – geplaatst en voorzien van een opschrift. In de jaren twintig ontwikkelt de neogotische stijl naar een meer gestileerde vormentaal.

Een impressie van de voorstelling van de Christusfiguur met midden op zijn borst een vlammend hart én de weergave als beeldengroep zoals opgenomen in nummer 241 van het tijdschrift Devotionalia is hier te bekijken.

maandag 14 november 2022

Kookboek van Oud-Woensel

Afgelopen juni verscheen een bijzonder kookboek, samengesteld door de ondernemers en bewoners van de wijk Oud-Woensel in Eindhoven. Oud-Woensel is het kleurrijke gebied met de Woenselse Markt en de Kruisstraat. In de wijk wonen veel verschillende culturen en door middel van het kookboek wilden de buurtbewoners en ondernemers hun saamhorigheid laten blijken, de diversiteit in de wijk laten zien en mensen verbinden. Het is een mooie kennismaking met elkaar, de diverse eetgewoonten en culturen: eten verbindt. Het boek bevat 40 eigen recepten uit 22 landen en is ingedeeld in de volgende hoofdstukken: ontbijt, borrelhapjes, soep, hoofdgerechten, bijgerechten en desserts. Ook is er een hoofdstuk met recepten in het Engels. Bij elk recept staat een foto en een kort verhaaltje over de ondernemer of bewoner. Kortom: een mooi eindresultaat van een participatieproject.

Meer kookboeken staan in rubriek G bij de Brabant-Collectie.

 Vindplaats: BRA G4 ASHT 2022

maandag 24 oktober 2022

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Natuurbegraafplaats De Utrecht naar Hilvarenbeek

Etappe 13 Brabants Vennenpad (ongeveer 26,5 km)

We starten vandaag op Natuurbegraafplaats De Utrecht. Dit terrein wordt tot 2076 verpacht door verzekeringsmaatschappij A.S.R., de eigenaar van het gelijknamige landgoed. Aan het einde van de pachttermijn zal de natuurbegraafplaats volledig opgaan in de omringende natuur van Landgoed De Utrecht. Dit landgoed, een van de twee Kempische landgoederen 
die we vandaag bezoeken, mag met zijn circa 2.500 hectare met recht een omvangrijk en gevarieerd gebied genoemd worden. Zoals gezegd in de vorige etappe begint Levensverzekering Maatschappij Utrecht in 1899 hier een groot ontginningsproject als geldbelegging. Doorgaans belegt deze verzekeraar in vastgoed en hypotheken. Dat men kiest voor beleggen in bosaanleg en heideontginning is in die tijd nog ongebruikelijk. De eerste aankoop bestaat uit 700 hectare ‘woeste’ grond van gemeente Hooge en Lage Mierde. Op 29 april 1899 wijdt De Morgenpost een artikel aan de geplande ontginning: “Voor de omliggende streken zal de uitvoering van dit werk van ver strekkende gevolgen zijn. Eensdeels doordat er een bron van blijvende werkzaamheden geschapen wordt voor menig gezin, dat anders wellicht weer naar “de stad” zou trekken, anderdeels omdat ook de landbouwer in deze ontginning steun zal vinden voor zijn moeilijk bedrijf, daar hem de gelegenheid zal geopend zijn, in de nabijheid voldoende gras te verkrijgen. De directie der levensverzekering-maatschappij Utrecht komt zeker een woord van hulde toe voor het durven aanpakken van deze grootsche taak, voor het algemeen belang van zóó groot nut.” Op 25 mei 1899 zet De Heidemaatschappij, aan wie de klus is uitbesteed, de eerste spade in de grond.
Ontginning van het landgoed "De Utrecht" etc. Prentbriefkaart. Datering: ca. 1919.
Maker en uitgever onbekend. Formaat: 13,4 x 8,5 cm. Eigendom Brabant-Collectie, Tilburg University 
Ontginning Landgoed De Utrecht. Diepploegen. Prentbriefkaart. Maker, 
uitgever en datering onbekend. Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: ML / 730 (4)
Om de bosaanleg te faciliteren, wordt een kwekerij aangelegd in het centrum van het gebied. Van daaruit gaat de ontginning iedere keer een stuk verder. Aanvankelijk gebruikt men ossen voor het zware werk; het ontginningswerk staat in die tijd nog in de kinderschoenen. In 1906 doet de stoomploeg haar intrede, waardoor de ontginning niet alleen sneller gaat, maar er ook diepere voren in het terrein getrokken kunnen worden. Overigens gaat men enkele jaren later over op de trekkracht van paarden.
Ontginning met stoomploeg. Foto. Maker en datering onbekend.
Formaat: 29 x 38 cm. Vindplaats: ML / 730 (7)
De ontginning is een succes en steeds meer land wordt aangekocht. Oorspronkelijk is het de bedoeling de heide grotendeels om te zetten in bos; alleen op de lage, nattere gedeeltes zal grasland komen. Gaandeweg blijkt echter dat het ontgonnen gebied zich ook goed leent voor de landbouw en dus wordt de opzet gewijzigd. De grote percelen die worden uitgezet, garanderen van het begin af aan een goede opbrengst. Lokale boeren worden als te ouderwets gezien en pachters worden van elders aangetrokken, met name uit Zeeland. Boerderijen en bosarbeiderswoningen worden gebouwd, en hierover heeft De Heidemaatschappij een nogal uitgesproken mening. Het mogen in geen geval typische Brabantse boerderijen worden. Zo schrijft C.J.G. Sissingh (1876-1932), in dienst bij de Heidemij en de eerste houtvester van De Utrecht, in zijn publicatie Ontginningen van de Levensverzekeringmaatschappij “Utrecht” te Hilvarenbeek (pag. 13): “De Brabantsche boerderij mag nog zoo gezellig zijn en nog zooveel schilderachtige intérieurtjes bieden, als woning is ze minder geschikt en hier zou haast het geloof verdwijnen aan alles wat de hygiëne leert, wanneer men ziet, dat mensch en dier er toch nog oud kunnen worden.” Hij noemt de beschreven streek ‘achterlijk’, maar hierbij moet aangetekend worden dat dit woord in zijn tijd de betekenis 'achtergebleven' had. Hij opent zijn publicatie als volgt (pag. 1): “Eene van de meest achterlijke streken van ons land vindt men – wellicht is het beter gezegd: vond men – langs de Hollandsch-Belgische grens, zuidelijk van Tilburg en westelijk van Eindhoven. Gewoonlijk wordt dit gebied nader aangeduid met den naam van “de acht zaligheden”, een naam, die niet bepaald in overeenstemming is met de werkelijkheid, tenzij men afzondering van de wereld als iets zaligs wil beschouwen.” Sissingh wordt na zijn overlijden op 26 februari 1932 te Esbeek geroemd als ‘landschap-architect op ontginningsgebied’ met grote vakkennis en liefde voor de natuur op De Utrecht.

Rond de jaren 1930 besluit men niet alles te ontginnen en stukken in hun originele staat te laten, zoals de vennen De Flaes en Het Goor waar we de vorige keer langs gelopen zijn. En dat wordt gewaardeerd, zoals te lezen is in een boekwerkje uit 1933 getiteld Geschiedenis en beschrijving van het landgoed “De Utrecht” te Esbeek (Noord-Brabant (pag. 27-29): “Onder de natuurliefhebbers in den lande begint “de Utrecht” geleidelijk reeds een zekere vermaardheid te krijgen. […] “Dagjesmenschen” beginnen er elk jaar meer te komen. Wie van een rustig, mooi stukje natuur houdt, trekt naar “de Utrecht” waar geen rumoerige uitspanningen en tingel-tangel-café’s zijn, zooals tegenwoordig in de officieele “natuur- en boschrijke omgeving” nog al eens het geval is.”
Wandelkaart Landgoed "De Utrecht". Datering: 1e helft 20e eeuw. Uitgever:
Levensverzekeringmaatschappij "Utrecht". Formaat: 18 x 13 cm (gevouwen). 
Vindplaats: THA WK HILV 19XX
De aankoop van grond gaat gestaag door tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De ontginningen zijn dan nagenoeg voltooid. Een van de laatste aankopen betreft het 400 hectare metende De Tulder, een gebied met een lange historie die teruggaat tot de middeleeuwen toen de norbertijnen van Averbode hier een ontginningsboerderij hadden.

We komen aan bij het vennetje Broekeling. Aan de oever en in het water staat een beeldengroep, bestaande uit drie badende vrouwen, van Hannes Verhoeven. Zijn werk is geïnspireerd op de Rotterdamse graficus/etser Andreas Schotel (1896–1984) die vanaf 1923 met zijn vrouw en twee dochters de zomermaanden doorbracht in het kleine tuinhuisje De Schuttel in de Esbeekse bossen. De werkende mens op het Brabantse platteland was de inspiratiebron voor deze kunstenaar. Wil je meer weten over de link tussen de eerder genoemde familie Sissingh en Andreas Schotel, lees dan dit artikel van Peter Thoben. Landgoed De Utrecht heeft nog veel meer te bieden, zoals je bijvoorbeeld kunt zien op deze filmbeelden uit 2012. Denk aan de bijzondere houtvesterswoning annex brandtoren uit 1903 van de architecten Staal en Kropholler, het arboretum Arnoldspark met ruim 350 boomsoorten of het voormalige vakantiehuis nu kunstgalerie annex hotel-restaurant Huize Rustoord. Een goede reden dus om hier nog een keer terug te komen.

We lopen verder en komen uit bij de voormalige stoomtramlijn Tilburg-Turnhout. Mede door de inspanningen van de beheerders van Landgoed De Utrecht kwam de lijn door Esbeek te liggen. Hierdoor konden meststoffen en andere benodigdheden voor de ontginningen sneller aangevoerd worden. De opening van dat traject was op 23 september 1907. Uiteindelijk werd de tramlijn in 1935 opgeheven.

Via de westkant van de Rovertsche Heide lopen we nu vlak langs de Belgische grens, totdat we uitkomen bij het tweede landgoed van vandaag: Gorp & Roovert. We volgen de oevers van de Rovertse Leij, die fraai door het bosgebied meandert. Niet zo verwonderlijk dat de 16e-eeuwse geleerde Johannes Goropius Becanus hier het Aards Paradijs van Adam en Eva situeerde. Becanus, geboren op Gorp als Jan van Gorp van der Beke, studeerde geneeskunde en wijsbegeerte in Leuven, latiniseerde zijn naam en legde zich later toe op wiskunde en klassieke talen.
Portret van Johannes Goropius Becanus. Kopergravure. Maker: Edme de Boulonois.
Datering: 17e eeuw. Formaat: 32 x 19,9 cm. Vindplaats: P / G 59.2 (4)
In zijn tijd liggen de buurtschappen Gorp en Roovert nog zeer geïsoleerd te midden van uitgestrekte heidevelden. In 1758 komt Gorp in handen van de Tilburgse notaris Cornelis Bles, waarna het uitgroeit tot een landgoed. Hij legt een verhoogde weg aan van Roovert naar de Goirlese watermolen, waardoor het gebied beter ontsloten wordt. Hij laat bomen planten en legt het nog steeds bestaande sterrenbos De Oude Warande aan. Tevens restaureert hij de in verval geraakte herenboerderij De Leenhof en voegt er een theekoepel aan toe. Deze boerderij is mogelijk het geboortehuis van Johannes Goropius Becanus. De goede observeerder kan hier in de muur een ingemetselde plaquette van hem vinden. De Leenhof is een van de vele fraai gerestaureerde boerderijen waar we langs komen vandaag.

De Leenhof op Landgoed Gorp & Roovert (september 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Het landgoed komt vervolgens in handen van een aantal andere eigenaren, waaronder de Belgische baron met Spaanse roots Eugène de Zerezo de Tejada. Hij laat in 1875 een neogotisch jachthuis bouwen, tegenwoordig bekend als Het Kasteeltje.
Landgoed Gorp "Kasteel". Prentbriefkaart. Maker en datering onbekend.
Formaat: 14 x 8 cm. Uitgever: Firma Th. Kemps. Vindplaats: pbk-H 64.1 / 820.11 Gorp (1)
Het Kasteel op Landgoed Gorp & Roovert (september 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Zijn zoon Gustave verbrast het familiebezit en noodgedwongen wordt het landgoed in 1894 versnipperd verkocht. Het zuidelijke gedeelte Roovert gaat naar notaris Huijsmans, het noordelijke gedeelte Gorp komt in handen van Van Beusekom. Via een grondruil met Landgoed De Utrecht wordt Eduard van Puijenbroek, textielfabrikant uit Goirle, in de jaren 30 van de vorige eeuw uiteindelijk eigenaar van beide terreinen. Momenteel is het 1.200 hectare tellende Gorp & Roovert, waarvan een derde in gebruik is als landbouwgrond, nog steeds in handen van zijn nazaten. Een kleine enclave, genaamd Gorp de Leij, is eigendom van het Brabants Landschap. Veel meer over de geschiedenis van het landgoed kun je nalezen in Gorp & Rovert, van leengoed tot landgoed van het schrijversduo Jef en Frank van Gils. Vier jaar lang hebben zij de archieven van de familie Van Puijenbroek geïnventariseerd en geanalyseerd om tot dit gedegen boekwerk te komen. En voor filmbeelden kun je deze aflevering uit de zesdelige tv-serie Brabants Landgoed (2012) bekijken. Hierin wordt gesproken over een natuurpoort die gepland is. Inmiddels is dat al realiteit geworden en is Natuurpoort De Roovertse Leij een mooi startpunt geworden om de omgeving te verkennen.

We volgen wederom de kronkelende Rovertse Leij en komen uit op het meest westelijke puntje van het Brabants Vennenpad. Vanaf hier gaan we al zigzaggend langs de randen van het landgoed oostwaarts richting Hilvarenbeek. De volgende keer lopen we de laatste etappe van het Brabants Vennenpad. Dan eindigen we waar we op 25 oktober 2021 begonnen zijn, namelijk bij Groot Speijck.

Bronnen:
  • Geschiedenis en beschrijving van het landgoed "De Utrecht" te Esbeek (Noord-Brabant). S.l.: s.n., 1933. Vindplaats: BRA J3 GESC 1933
  • F. en J. van Gils: Gorp & Rovert, van leengoed tot landgoed. Goirle: uitgave in eigen beheer, 2015. Vindplaats: BRA J GILS 2015
  • J. van Helvoirt: Dwars door Esbeek. Esbeek: Werkgroep Heemkunde Esbeek, 2005. Vindplaats: BRA Y HELV 2005
  • E. de Rooij en A. van Kuilenburg: Landgoed De Utrecht. Cultuurhistorische analyse. Online resource 
  • C.J.G. Sissingh: Ontginningen van de Levensverzekeringmaatschappij "Utrecht" te Hilvarenbeek. Amsterdam: Industria, 1917. Vindplaats: CBM B 34388
  • Souvenir aan het landgoed "De Utrecht". Utrecht: Levensverzekering-Maatschappij 'Utrecht', ca. 1925. Vindplaats: BRA Z6 SOUV 19XX
  • "De Utrecht". Utrecht: N.V. Levensverzekering Maatschappij 'Utrecht', 1950-1955. Vindplaats: CBC TFK B 6052

donderdag 20 oktober 2022

Vluchtelingen

Migratie is van alle tijden. Wereldwijd zijn mensen op de vlucht voor oorlog, armoede, vervolging of onderdrukking. Fotografen doen al decennialang verslag van vluchtelingenstromen en proberen hun foto’s te publiceren, in de hoop dat er actie ondernomen wordt en er een einde komt aan mensonterende toestanden waarin vluchtelingen terecht zijn gekomen. De recente stagnerende opvang bij het COA in Ter Apel is een regelrechte ramp. Na Heumensoord in 2015/2016 nu ook een vluchtelingenkamp in Ter Apel?

Mensen op straat bij portaal van Charlottenbunker, Frankfurt-Höchst (Duitsland), 1953.
  © 
Martien Coppens. Nederlands Fotomuseum, Rotterdam | Brabant-Collectie, Tilburg University

Begin jaren vijftig al reisde Martien Coppens (1908-1986) verschillende keren naar West-Duitsland en Oostenrijk, waar mensen die het communistisch regime ontvlucht waren in oude bunkers en barakkenkampen verbleven. Met journalist Fred Thomas en pater Wiro van Aken (hoofd van de Nederlandse afdeling Oostpriesterhulp) bezocht Coppens onder andere de Charlottenbunker in Frankfurt-Höchst. Zijn foto’s verschenen in het katholieke tijdschrift Echo der Liefde. Via de katholieke gemeenschap werd geld ingezameld om de gevluchte christelijke geloofsgenoten te helpen. Met dat doel wilde Coppens ook een fotoboek publiceren, Ontheemden, maar verder dan een dummy is het niet gekomen.

Het waren de jaren van de wederopbouw, net na de Tweede Wereldoorlog, en overal in Europa heerste woningnood. Dat maakte het voor de Oost-Europese vluchtelingen moeilijk om een plaats in de samenleving te bemachtigen. Ook nu zijn er, althans in Nederland, te weinig woningen, wat een van de redenen is dat de opvang van vluchtelingen problematisch verloopt.

Leven in puin: illegale Koerden, Afghanen en anderen wonen op een weinig gebruikt rangeerterrein van de spoorwegen in hutjes van karton of golfplaten en bielzen. Griekenland, Athene, oktober 2000.
© Piet den Blanken, Breda
In 1989 viel het IJzeren Gordijn en de eerste vluchtelingen uit Oost-Europa waren welkom in het vrije en welvarende West-Europa. Dat veranderde in de loop van de jaren negentig en vluchtelingen werden tegengehouden bij de Oder-Neisse grens tussen Duitsland en Polen. Vanaf dat moment fotografeerde Piet den Blanken (1951-2022) vluchtelingen die probeerden ergens Europa binnen te komen. Maar de toestroom werd steeds groter én om ‘economische’ vluchtelingen te weren werd Europa steeds meer een fort. Met schrijnende situaties als resultaat. “Er zou geen onderscheid gemaakt moeten worden tussen mensen die vluchten voor geweld en mensen die migreren voor armoede en honger”, vertelde Den Blanken vorig jaar op een discussiemiddag over migratie tijdens zijn expositie bij Pennings Foundation in Eindhoven. “Wij leven op een eiland van welvaart in een zee van ellende. Niet zij zijn de uitzondering, wij zijn de uitzondering.” De expositie toonde een overzicht van vijfentwintig jaar migratie, veelal van mensen die tevergeefs probeerden Europa te bereiken, maar door grenswachters werden tegengehouden of op zee de verdrinkingsdood stierven.

De krant was Den Blankens podium. “Toch wil ik dat mijn foto’s langer meegaan dan de krant van morgen. Ik hoop dat mijn werk een soort visuele geschiedschrijving wordt.” Zijn wens was dan ook dat zijn fotoarchief ondergebracht zou worden bij de Brabant-Collectie van Tilburg University. Hij overleed april dit jaar onverwacht aan een longontsteking toen hij op reportage was in Nicaragua en Guatemala. Als hij de kans had gehad, had hij ongetwijfeld de schrijnende situatie in Ter Apel gefotografeerd, evenals de Oekraïners die wel welkom zijn en de andere vluchtelingen voor wie de grenzen van Europa gesloten blijven.

Oktober is de Maand van de Geschiedenis. Dit jaar is het thema: ‘Wat een ramp!’ Het vormde de aanleiding voor deze bijdrage, die eerder is gepubliceerd als beeldverhaal in het tijdschrift In Brabant, jg. 13, nr. 3 (september 2022), p. 46-55 en in de rubriek 'Sprekend Verleden' van Univers. Foto's van beide fotografen zullen deze maand te zien zijn op tv-schermen in de universiteitsbibliotheek.

Brabantse fotografie is een van de speerpunten van de Brabant-Collectie (gehuisvest in de Universiteitsbibliotheek Tilburg). De vintage prints en het archief van Martien Coppens worden hier beheerd. Binnenkort wordt ook het gehele oeuvre van fotojournalist Piet den Blanken aan de Brabant-Collectie overgedragen.

maandag 17 oktober 2022

De Klepel... voor wie in Prinsenbeek de klok wil horen luiden

In september 2022 rolde het 103e nummer van ‘De Klepel’ van de persen: het periodiek van Heemkundekring Op de Beek. Deze vereniging werd in september 1996 opgericht, vooral om de zichtbaarheid van Prinsenbeek te waarborgen. Deze gemeente werd namelijk per 1 januari 1997 opgeheven en onderdeel van het ‘grote’ Breda. Dat is inmiddels meer dan 25 jaar geleden. En nog steeds slaagt de redactie erin viermaal per jaar een tijdschrift samen te stellen met interessante bijdragen over de (voormalige) gemeente Prinsenbeek.
Omdat de heemkundekring vooral ook aandacht wil vragen voor de meerjarige ontwikkelingen en veranderingen in de gemeente, zijn de bijdragen van Kees Nagelkerke aan ‘De Klepel’ zo waardevol. In het septembernummer sluit hij, 85 jaren jong, zijn artikelenreeks ‘Beek, gij zijt veranderd…’ af. Er zijn in de loop van de jaren vele onderwerpen voorbijgekomen en Nagelkerke heeft ze allemaal met gevoel voor historie én een persoonlijke noot opgetekend.
Het vastleggen van de jongste geschiedenis van Prinsenbeek gebeurt in elk nummer in kroniekvorm. Data en gebeurtenissen uit het zeer recente verleden worden aldus gepresenteerd; van de sloop van een schoolgebouw tot en met de sluiting van een slagerij en de opening van een fietstunnel.
Vanzelfsprekend zijn er ook uitvoerigere artikelen te lezen over het verdere verleden, waarin dieper op buurtschappen, verenigingen, gebouwen etc. wordt ingegaan. En uiteraard komen regelmatig personen aan het woord die hun kennis over Prinsenbeek met de lezer delen of in een biografisch artikel een bijdrage leveren aan vastlegging van het verhaal van Prinsenbeek.
De heemkundekring is behalve in ‘De Klepel’ ook goed zichtbaar op internet. De website van ‘Op de Beek’ biedt een keur aan rubrieken en overzichten. Je kunt er diverse beeldbanken raadplegen die goed worden bijgehouden en voortdurend met nieuw materiaal worden aangevuld.
Bij de Brabant-Collectie (Tilburg University) is ook veel over Prinsenbeek te vinden. Een zoekopdracht in BCfinder levert meer dan zestig afbeeldingen in de Topografisch-Historische Atlas en ruim 750 boeken/artikelen op. Voor iemand die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de gemeente of er onderzoek naar wil doen, is een bezoek aan de Brabant-Collectie dus zeker de moeite waard.

Vindplaats: T 10448

maandag 26 september 2022

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Bladel naar Natuurbegraafplaats De Utrecht

Etappe 12 Brabants Vennenpad (18,5 km)

We beginnen de wandeling vandaag op de Markt in Bladel. Hier stond, tot de reconstructie van het marktplein in 1959-1960, het Sniedershuis: de geboorteplaats van Jan Renier en August Snieders. Eerstgenoemde kwamen we in het blogbericht van etappe 11 al tegen. August Snieders (1825-1904) was net als zijn oudere broer een bekend schrijver. In 1844 vertrok hij naar Antwerpen waar hij werkte als journalist en redacteur. Grote faam verwierf hij als letterkundige die zich opwierp voor de Vlaamse zaak.
Geboortehuis van de gebroeders J.R. en A. Snieders, Markt te Bladel. Foto.
Maker onbekend. Datering: 1959. Formaat: 9 x 13 cm. Vindplaats: B 60.1 / 810.11 (1)
In 1689 liet Jan Cuyl zijn afgebrande logement De Leeuw herbouwen. Het huis werd van 1806 tot 1886 bewoond door de roemrijke familie Snieders, geslacht van bierbrouwers en nazaten van familie Cuyl. Dit grote pand, dat bekend stond als het Sniedershuis, deed naast woonhuis en boerderij dienst als bierbrouwerij. Later kwam hier Café Groenen en de schuur was in 1936 het pakhuis van de Boerenbond. Ter nagedachtenis aan August is juni 1962 in de gevel van het nieuwe pand, dat op de plaats kwam van het oude Sniedershuis, een bronzen plaquette aangebracht. Toen dat pand in 2008 afgebroken werd, is de plaquette tijdelijk verwijderd, maar sinds 2011 is deze weer teruggeplaatst in de nieuwbouw. Onderstaande foto van de plaquette bevindt zich in onze collectie.
Foto van de bronzen plaquette van August Snieders. Maker en datering foto: onbekend.
Formaat foto: 17 x 12 cm. Vindplaats: B 60.1 / 810.12 (1)
Voor de fanatieke wandelaars die er niet genoeg van kunnen krijgen nog een tip. De Markt is het startpunt van langeafstandswandeling Sniederspad GR 565. Dit pad loopt via Turnhout naar Antwerpen: twee plaatsen in België die sterk gelieerd zijn met Jan Renier respectievelijk August Snieders.
Voordat we verder gaan, staan we nog even stil bij het gemeentehuis. Links hiervan staat het beeld van Marie (Mie) Moors, gemaakt door Wim Gubbels.
Mie Moors. Koopvrouw. Beeldhouwwerk van Wim Gubbels.
© foto (mei 2022): Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Mie handelde in eieren, kippen, konijnen en jonge bokken. Ze was een vaste passagier op de stoomtram naar Eindhoven, waar ze op de markt haar koopwaar verkocht. Bernard Fleerakkers beschrijft in De Schééper (juni 2021, nr. 129, pag. 13) de volgende anekdote over haar: “Legendarisch is het verhaal hoe zij er in slaagde om de tram niet weg te laten rijden. “Wocht èfkes!”, riep Mie tegen de conducteur, “Ik moet pisse! Dè nie”, zei de conducteur. “Tèèd is tèèd! Dè wèl”, zei Mie en ze ging voor de locomotief zitten. Dat kon zonder problemen, want ze had ’n oopetoebroek of snèlzeiker aan." Het laat zich raden om wat voor soort kledingstuk het hier gaat, maar als je er niet uitkomt kun je dat hier nalezen.

Na de Markt komen we bij Bleijenhoek en lopen langs de heemkamer van Pladella Villa. Deze naam voert terug naar een akte uit 922, waarin melding wordt gemaakt van een Karolingische hofstede met die naam. Hier tekende Karel de Eenvoudige een akte, die wordt gezien als het begin van het Graafschap Holland. Vaak wordt beweerd dat die versterkte hofstede in het huidige Bladel moet hebben gestaan, maar overtuigend bewijs hiervoor is nog niet gevonden. Neemt niet weg dat onderstaande prent uit onze collectie een mooie weergave is van waar het zogenaamde Oude Hof van Bladelle gesitueerd zou kúnnen zijn. De prent staat in deel 2 van Aloude Hollandsche histori etc. van Gerard van Loon (1743). Dit boek is zowel online als fysiek raadpleegbaar op locatie bij de Brabant-Collectie.

Plattegrond met kerk van Bladel en grond en gracht van het Oude Hof van Bladelle.
Ets. Maker: A.Z. Datering: onbekend. Formaat: 16,2 x 22,4 cm. Vindplaats: B 60.1 / 820.11 (1)
We verlaten Bladel en lopen noordwaarts richting Hulsel. Kijk je in de wandelgids van Het Brabants Vennenpad dan lijkt dit op het eerste oog een saai stukje. Maar niets is minder waar. Waterschap De Dommel, Brabants Landschap en Natuur-en (weide)vogelvereniging Reusel-De Mierden zijn hard bezig geweest een ecologische verbindingszone te maken tussen Bladel en Landgoed De Utrecht. Het beekje De Raamsloop kreeg natuurvriendelijke oevers, poelen werden aangelegd, bomen gerooid, struiken aangeplant en langs enkele akkers kwamen een keverbank en een bijenrand.
In de jaren 50-60 van de vorige eeuw maakte Gaston Remery in de omgeving van Hulsel deze twee mooie sfeerbeelden: een impressie van het werken op het land en het leven op de boerderij.
Graanoogst omgeving Hulsel. Foto. Maker: Gaston Remery. Datering: 1958. Formaat: 20,3 x 25 cm.
Vindplaats: GR/map 4 arbeid/022. © Gaston Remery / Brabant-Collectie, Tilburg University
Vrouw in woonkamer van haar boerderij. Foto. Maker: Gaston Remery. Datering: 1963.
Formaat: 25,2 x 20,2 cm. Vindplaats: GR/map 3 woning/049.
© Gaston Remery / Brabant-Collectie, Tilburg University
Na Hulsel laten we de bebouwing achter ons en bereiken de Neterselse Heide, door Brabants Landschap in 2004 voor het symbolische bedrag van 1 euro opgekocht van gemeente Bladel. Aansluitend komen we bij de Mispeleindse Heide, onderdeel van Landgoed De Utrecht. Wat je hier letterlijk niet over het hoofd kan zien, is de in 2011 geopende D’n Flaestoren, gelegen aan het gelijknamige ven De Flaes. De combinatie van acht bomen (afkomstig uit dit gebied) en een flinke portie staal geven de toren een robuust, maar ook open karakter. Je moet er wat trappen voor lopen, maar dan word je getrakteerd op een fenomenaal uitzicht. Vanaf een platform op 22 meter hoogte overzie je het gehele gebied. Het is een uitgelezen plek om vogels te spotten. Met wat geluk kun je tijdens de najaarstrek in augustus bijvoorbeeld de Zwarte Ooievaar op het ven zien foerageren. Vergeet niet een 1 euro muntstuk mee te nemen, anders kom je de toren niet op.
Uitkijktoren De Flaes (augustus 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
De Flaes heeft ook op de mens de nodige aantrekkingskracht. Zo werd in de zomer nogal eens gezwommen in het ven.
Lage Mierde, De Flaes. Prentbriefkaart. Maker en datering onbekend. Uitgever: Fa. C. Hendrix-van Loon,
Lage Mierde. Formaat: 9 x 13,8 cm. Eigendom Brabant-Collectie, Tilburg University   
In een ‘echte’ winter, met genoeg vorst, kun je er schaatsen. Dat gebeurt hier al sinds 1925. Het ven had een ware regiofunctie en werd druk bezocht. Met als triest neveneffect vernielde oevers en rondslingerend afval. Het werd zelfs zo erg dat de houtvester van Landgoed De Utrecht dreigde het ven voor de schaatsers af te sluiten. De oprichting van IJsclub De Flaes in 1933 voorkwam dit en zorgde voor “orde en regelmaat bij het schaatsen”, aldus de notulen van de oprichtingsvergadering.

We komen aan bij buurtschap Dun dat al in de middeleeuwen een ontginningsgebied was van de Heerlijkheid Hilvarenbeek. De opbrengsten waren laag en in 1890 stonden er nog maar acht bewoonde huizen, waarvan twee boerderijen een jaar later afbrandden. In 1899 begon Levensverzekering Maatschappij Utrecht in dit gedeelte van Brabant een groot ontginningsproject als geldbelegging. Heidevelden werden opgekocht en ontgonnen tot landbouwgronden en bos. Meer hierover lees je in het volgende blogbericht.
Onze route loopt door De Hertgang, een mooi bosgebied met de meanderende beek de Reusel. Op 14 mei 1969 schreef Pierre van Beek over dit gebied een lovend artikel in Het Nieuwsblad van het Zuiden (integraal te lezen op de website van Cubra). Van Beek beweert dat de oevers van de Reusel aan de ontginning ontsnapt zijn. In zijn boek Kijk op Esbeek (2011, pag. 205-206) weerlegt Jan van Helvoirt deze uitspraak. Van Helvoirt zegt dat op deze plek in de 14e eeuw of al eerder ontgonnen werd. Akkers en beemden werden aangelegd, boerderijtjes werden gebouwd en herbouwd. Rond 1900 kon dit cultuurlandschap ‘vervallen’ tot natuur, terwijl de omringende heide ontgonnen werd. Het vaak gebruikte stempel ‘eeuwenoud natuurgebied’ is in zijn ogen dan ook niet terecht.

Even kort afwijken van de route voor een pauze bij herberg In den Bockenreijder is eigenlijk een ‘must’. Zeer terecht is deze pleisterplaats in het bos in 2015 uitgeroepen tot het beste café van Nederland.
Lage Mierde, Herberg "In den Bockenreijder". Prentbriefkaart. Maker en datering onbekend. Uitgever:
Fa. P. Meulenbroeks, Lage Mierde. Formaat: 9 x 13,5 cm. Eigendom Brabant-Collectie, Tilburg University
In den Bockenreyder (september 2022)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
In de jaren 30 van de vorige eeuw begint Janus de Bruyn een buurtcafétje dat al snel de naam In den Bockenreyder krijgt. Deze naam berust op een verkeerde interpretatie van het woord Hertgang, waarbij ‘hert’ geassocieerd wordt met ‘bok’. Het heeft dus helemaal niks te maken met bokkenrijders. Ed van Hees (zie: Tussen Paradijs en Toekomst, 2021, nr. 113, pag. 33-34) sprak in 2019 met de toenmalige beheerder Ad de Bruyn, de kleinzoon van Janus, over de vroege jaren van het café. Janus was het café begonnen zonder vergunning. In 1940 kreeg hij hiervoor een boete. Tevens werd de gehele drankvoorraad geconfisqueerd, wat een grote strop was. Een vaste bezoeker schoot de kroeg te hulp. Hij liet een fotograaf (naam onbekend) een foto van het interieur van de kroeg maken, met de bazin achter de tap en opa voor de haard. De foto werd als prentbriefkaart verkocht bij boekhandel P. van de Borne in Esbeek. De verkoop liep dermate goed dat van de opbrengst een vergunning voor het schenken van alcoholische dranken gekocht kon worden. Om welke prentbriefkaart het hier precies gaat, is bij ons niet bekend. Het zou wellicht deze kunnen zijn. Weet jij om welke prentbriefkaart het gaat, neem dan zeker contact met ons op.

We laten de gezellige drukte bij de Bockenreyder achter ons en lopen het bos weer in. Via een slingerend en licht geaccidenteerd pad over de restanten van een zandverstuiving bereiken we het eindpunt van deze dag. De volgende keer gaan verder naar Hilvarenbeek.


Bronnen:
  • M.P.C. Daniëls: Bladel en Netersel in oude ansichten, deel 2. Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1985. Vindplaats: BRA Z6 ANSI BLAD 2
  • B. Fleerakkers: Toen d'n tram nog door Reusel liep (3). In: De Schééper, juni 2021, jaargang 33, nr. 129, pag. 13-19. Vindplaats: T 08741
  • E. van Hees: "In d'n Bockenreijder". Een café op Dun met geschiedenis. In: Tussen Paradijs en Toekomst, oktober 2021, jaargang 40, nr. 113, pag. 33-34. Vindplaats: T 07486
  • J. van Helvoirt: Kijk op Esbeek: 100 verhalen over de geschiedenis van Esbeek. Esbeek: Werkgroep Heemkunde Esbeek, 2011. Vindplaats: BRA Y HELV 2011
  • N.A.J.C. van Limpt: Bladel en Netersel in oude ansichten, deel 1. Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1972. Vindplaats: BRA Z6 ANSI BLAD 1
  • J. Peijnenburg: De Sniedersweek te Bladel 9-17 juni 1962. In: Brabantia, jaargang 11, nr. 4, pag. 187-195. Vindplaats: T 00820
  • W. van Teeffelen: 60 jaar IJsclub "De Flaes"; historie in een notedop. In: Tussen Paradijs en Toekomst, 1993, jaargang 12, nr. 36, pag. 77-84. Vindplaats: T 07486