Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

donderdag 31 oktober 2019

Over de poffer en de pet als nostalgie-instrumenten

In het kader van de Maand van de Geschiedenis met het thema Zij/Hij heeft de Brabant-Collectie een mini-expositie samengesteld over typerende Brabantse hoofddeksels.
Wie een nostalgische foto over Noord-Brabant zoekt, komt al snel bij een vrouw met een poffer uit. Wie er een man bij zoekt, vindt er het liefst een met geruite pet. De poffer is klederdracht, die volledig is verdwenen uit het straatbeeld, maar voor de geruite pet geldt dat niet. Die is als retro-mode teruggekeerd onder mannen én vrouwen.
Het zijn verschillende fenomenen: klederdracht en mode. Volgens de cultuurhistoriscus Gerard Rooijakkers was klederdracht in het verleden in het spraakgebruik voor sommigen zoiets als het tegendeel van mode. In het sociale verkeer was klederdracht vooral iets van dorpen en het platteland, minder van de stad.
Fotograaf onbekend
© Gaston Remery | Brabant-Collectie, Tilburg University

Fotograaf onbekend [Henri Berssenbrugge?]
De poffer
Volgens Rooijakkers kan een regionale mode overgaan in regionale dracht. Dan wordt een tijdelijke trend een vast kenmerk en wordt deze als het ware vastgelegd, versteend en tot symbool gemaakt. Dit is in de negentiende eeuw gebeurd met de Brabantse poffer. Een poffer is een witte kunstmatige bloemenkrans als hoofdbedekking met een soort hoefijzervorm en daaraan bevestigde linten. De bloemetjes lijken veelal op vergeet-me-nietjes, rozen en wasbloempjes. Het woord poffer zou etymologisch in verband staan met ‘oppoffen’, zichzelf groter maken, zoals ook het geval is bij pofmouwen.


Fotograaf onbekend
Fotograaf onbekend
Er bestonden verschillende varianten van de poffer, die met name voorkwam in De Meierij en in Oost-Brabant. Daar was deze aanvankelijk populair onder gegoede, gehuwde vrouwen. Poffers waren niet voor iedereen weggelegd; ze kostten zeker 35 gulden, een aanzienlijke som aan het begin van de twintigste eeuw.
© Tinus Swinkels | Erven Tinus Swinkels. Brabant-Collectie, Tilburg University
Na 1900 werden de poffers groter, breder, bijna kolossaal. De poffer werd op zondag gedragen, door de week droeg men een kleinere witte muts. Na de Tweede Wereldoorlog verdween de poffer, omdat deze onhandig en niet modieus zou zijn. Fietsen met een poffer was in verband met de wind bijvoorbeeld redelijk problematisch.
Fotograaf onbekend
Foto’s van vrouwen met poffers representeren het Noord-Brabant van vroeger, een niet in jaartallen gevat verleden. Ze staan voor ‘Brabantsheid’ en voor een tijd waarin een andere mentaliteit heerste. Wanneer dergelijke foto’s bij elkaar worden geplaatst in een boek of in een tentoonstelling, wordt actief nostalgie geconstrueerd. De poffer is dan zowel een symbool van ‘vroeger’ als van de Brabantse identiteit. In Brabantse streekmusea toont men graag poffers en verder zijn ze nog te zien bij folkloristische evenementen, denk aan carnavaleske boerenbruiloften. Er zijn echter geen plaatsen waar hedendaagse toeristen vrouwen kunnen bewonderen die zich in het dagelijks leven met poffers tooien.

De pet en het petje
De mannenpet werd veel gedragen in Brabant, maar is minder specifiek met de provincie verbonden dan de poffer. Wie op Google Images ‘geruite pet’ intypt, vindt vele bedrijven die deze als commercieel product leveren. Soms als feestartikel, soms als meer serieuze mode, maar wel met een knipoog naar het verleden.
Waar de geruite pet een vorm van retro-mode is die mensen een identiteit biedt van ‘net even anders’, geldt dit niet voor het moderne petje, een internationaal fenomeen. Dergelijke petjes worden door mannen gedragen, soms omgekeerd op het hoofd geplaatst, een vorm van trendgevoelige imitatie. Wie een petje verkeerd om draagt, meent uit de drukken dat hij dwars en trendy is, terwijl er in werkelijkheid sprake is van niet-originele nabootsing. Als iedereen dwars is, is niemand het meer.
Fotograaf onbekend
Fotograaf onbekend
© Gaston Remery | Brabant-Collectie, Tilburg University

De pet als retro-look
(© Thomas Ulrich via pixabay.com)

Het petje als eigentijdse uiting
(© Jo Zef Mrkwa via pixabay.com)

Het petje als politiek instrument
(© commons.wikimedia.org)
Representeert de poffer vooral Noord-Brabant, het petje is internationaal en voor alle leeftijden en klassen, maar eerder voor mannen dan voor vrouwen. Sommige waarnemers associëren het petje met iemand als Donald Trump, die in zijn presidentscampagne volkse mannelijkheid wilde uitdragen, een nostalgisch verlangen naar een tijd dat er andere morele waarden zouden hebben bestaan.

De retro-pet is dan weer bedoeld als life-style element dat mensen niet ‘standaard’ laat ogen, maar wel eigentijds, juist door aan het verleden te refereren. Dergelijke petten zijn onderdeel van de retrostijl die we niet alleen in de mode zien, maar ook in de muziekvideoclips, de film en in design.

Zo staan poffer, retro-pet en het Trump-petje elk voor een omgang met een variant van nostalgie.

‘Boerinneke, boerinneke
Och, wees toch geen zottinneke
Dat gij den poffer ooit weg doet
Voor een of andren prullenhoed
Op jouw boerinnensnoetje
Past poffer en geen hoedje’

‘gij, boerinneke, frank en vrij
Gij loopt met malsche schrede,
Och laat de stadsmode toch staan
En doe nooit met haar mede!’

Passages uit een gedicht met de titel ‘Ode aan de Noord-Brabantsche Poffermuts’ uit het blad Zuid-Willemsvaart uit 1923.

Bronnen
  • H. van den Broek, ‘De poffer’, in: D’n Uytenbeyndel 47 (voorjaar 2001) 3-13.
  • A. Diebels-Bartels, ‘Van sluier tot poffer’, in: Rosmalia 1 (1990-1991), no.2, april 1991, 10-12.
  • G. Rooijakkers, De poffer. Vrouwentooi in Brabant, Alphen aan de Maas, 2010.
  • ‘De Brabantse poffer’ in:  D’n Effer,  jaargang 12, nr.1 (Oktober 1998) , 8-12.
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Poffer

maandag 21 oktober 2019

Surinaamse jeugdromans van C. Butner

Het blijft, hoe je het ook bekijkt, een beetje merkwaardig dat er tot voor kort geen enkel boek van C. Butner in de collecties van de Tilburgse universiteitsbibliotheek en de Brabant-Collectie aanwezig was. Per slot van rekening is Butner in Brabant geboren en is hij de auteur geweest van een fors aantal jeugdboeken. Men zou verwachten dat daar toch minstens één exemplaar van terug te vinden zou zijn in, bijvoorbeeld, de seminariecollecties. Deze opmerkelijke leemte is kortgeleden gevuld door een schenking aan de Brabant-Collectie van zeven jeugdromans van Butner. De geschonken romans, bedoeld voor de jeugd van 10-14 jaar, zijn gesitueerd in het Suriname van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en vormen twee series: de Oerwoud Serie en de Harry en Josua Serie, die beide bestaan uit zes romans.
C. Butner: Goud in het slangenbos
C. Butner: Sporen door 't moeras
De boeken van Butner bevatten spannende verhalen die zich vaak afspelen in het machtige Surinaamse regenwoud en in de prachtige savanne, met titels als Naar de Oelemari, Sittigon, Noodlanding in de groene hel, Aan de rand van het Surinaamse oerwoud en Passagiers voor het oerwoud. Butners jeugdboeken werden in de periode 1956-1969 uitgegeven in Den Haag door G.B. van Goor en zonen. Deze, in de 19e eeuw opgerichte uitgeverij, was gespecialiseerd in het publiceren van jeugdboeken. De prachtige boekbanden, gelukkig soms zelfs nog met de stofomslagen, zijn aanvankelijk ontworpen door Jan Korver en later door Tilly Dalton (*1916).

C. Butner: Naar de Oelemari
C. Butner: Sittigon
C. Butner: Noodlanding in de groene hel
Over de Bredase schrijver C. Butner (1914-1987) is in de handboeken weinig of niets te vinden. Speurwerk leverde het volgende biografische resultaat. De familie Butner is oorspronkelijk afkomstig uit Dordrecht. Oervader Johannes Adrianus Butner werd er geboren in 1808. De grootvader van de jeugdboekenschrijver, Adrianus Butner, kwam ook in Dordrecht ter wereld. Hij studeerde geneeskunde en verhuisde naar Vlissingen. Adrianus Butner werd arts bij de Geneeskundige Dienst van het leger, kwam bij de KMA terecht en verhuisde daarvoor naar Breda. Hij behaalde uiteindelijk de rang van generaal-majoor. De plaatselijke kranten staan vol met rechtbankverslagen waarin dokter Butner uitsluitsel geeft over de doodsoorzaak bij Brabantse moorden. In 1882 wordt zoon Jacob Willem Butner geboren, die de vader van de schrijver zou worden. Ook Jacob Willem ging het leger in. Hij werd 1e luitenant der cavalerie en trouwde op 9 september 1907 met de Haagse Marie Antoinette Jeanne van Hemert. Het paar vestigde zich aan de Baronielaan 171 in Teteringen, een voormalig kerkdorp in de gemeente Breda. Daar werd hun zoon Constant Butner geboren, op vrijdag 31 juli 1914 om 11:56u, vernoemd naar de broer van zijn moeder.
In augustus 1921 vertrok het jonge gezin, vader, moeder en vier kinderen, met het SS Kawi naar Nederlands-Indië. Daar werd de inmiddels tot kapitein bevorderde Jacob Willem leraar wiskunde aan de in 1877 opgerichte HBS van Semarang. Het gezin keerde in 1928 terug naar Breda. Drie jaar later, op 25 oktober 1931, overleed majoor Jacob Willem Butner aan een bloedvergiftiging. Hij werd begraven op begraafplaats Zuylen aan de Tuinzigtlaan in Breda.
Constant Butner bezocht de Rijkstuinbouwschool in Boskoop. In het Gedenkboek der Rijkstuinbouwschool te Boskoop: 40 jaar, 1898-1938 staat Constant Butner als nr. 116 op de “Lijst van oud-leerlingen”. Daaruit blijkt dat hij in 1935 afstudeerde als tuinarchitect en bloemist en vervolgens naar Johannesburg in Zuid-Afrika is vertrokken. Vermoedelijk is hij kort na aanvang van Tweede Wereldoorlog naar Londen gereisd, om in dienst te treden als oorlogsvlieger bij de Royal Air Force. De interessante connectie hierbij is ongetwijfeld zijn neef Adriaan Viruly (1905-1986), zoon van de broer van Constants vader en piloot bij de KLM, die in 1941 via Zweden naar Engeland was gegaan.

C. Butner: Aan de rand van het Surinaamse oerwoud
C. Butner: Passagiers voor het oerwoud
Na de oorlog trad Constant Butner in dienst van de firma Bruynzeel. In augustus 1948 vertrok Butner op het SS Cottica met zijn 29-jarige echtgenote Ella Fleming Cracknell en een zoon naar Paramaribo. Het is niet bekend of Ella Cracknell en Constant elkaar in Johannesburg hebben ontmoet of in Londen. De eerste dagen in Suriname verbleef het gezin in pension Nahar aan De Waterkant. Het vaste adres werd Malibatrumstraat 19, op loopafstand van de Sint-Petrus-en-Pauluskathedraal waar de katholieke Constant waarschijnlijk zondags naar de mis ging. Het gezin werd uitgebreid met dochter Penelope Marion en moeder Ella begon in juli 1950 een kapsalon. Voor het dagblad De West schreef Butner sportverslagen. Vermoedelijk keerde het gezin Butner in 1954 terug naar Nederland. Butner stond inmiddels bekend als Suriname-kenner en verzorgde verschillende jeugdprogramma's op de radio, zoals Wonderlijke dieren in Suriname en Nuttige planten in Suriname. Begin jaren vijftig begonnen ook zijn jeugdromans te verschijnen en in 1961 deed hij als Suriname-kenner mee met de VARA TV-quiz Willens en wetens. De Beeldbank van het Nationaal Archief bevat afbeeldingen van Constant Butner als deelnemer aan die quiz: een streng uitziende, pezige man. Hij eindigde als derde en won fl. 333,33. Na 25 jaar, in april 1979, bracht de 65-jarige Butner een bezoek aan Suriname. Hij overleed op 10 december 1987. Dochter Penny overleed in 2001. Zijn vrouw Ella overleefde hem 19 jaar. Zij overleed in december 2010.
De Brabant-Collectie bezit een fors aantal jeugdromans en sinds kort dus ook zeven van de Brabantse auteur C. Butner. Zij vormen daarom een belangrijke aanwinst. Ze geven bovendien een goed beeld van de Nederlandse intellectuele kijk op de kolonie Suriname in de periode 1950-1965. En behalve dat ze nog steeds zeer leesbaar en spannend zijn, verkeren ze gelukkig ook nog in onberispelijke staat.
Deze jeugdromans van Butner zijn raadpleegbaar bij de Brabant-Collectie.

woensdag 9 oktober 2019

Jubileum Hasselts Gemengd Kapelle Koor 1934 -2019

Historische vlag van het koor
Het Hasselts Gemengd Kapelle Koor (HGKK) heeft op zaterdag 28 september jl. zijn 85-jarig jubileum gevierd met een bezoek aan de universiteitsbibliotheek en de Brabant-Collectie. Achtenveertig enthousiaste koorleden verdeeld over drie groepen volgden onderstaand programma.
Eén groep kreeg een rondleiding door de universiteitsbibliotheek. Deze eindigde in de raadpleegruimte waar een aantal werken van Brabantse componisten en andere muziekstukken konden worden ingezien. Materialen uit het eigen koorarchief - een vlag, posters en foto’s - kon men bewonderen in de ruimte achter het informatiepunt.
Koorleden bij de posters
Koorleden bij eigen archiefmateriaal
© Joost de Kort | HGKK
Een tweede groep luisterde naar een presentatie over de geschiedenis, inhoud en gebruiksmogelijkheden van Brabant-Collectie. Tegelijkertijd werd de diversiteit en rijkdom aan bijzondere materialen getoond aan de derde groep. Telkens na ruim een half uur vond er een wissel plaats. Bij de bijzondere materialen lag het accent op muziekgeschiedenis, de geschiedenis van Tilburg en die van de Hasseltse kapel. Naast highlights uit de collectie zagen de koorleden een handschrift met gregoriaanse zang, een antifonarium en diverse huwelijks- en kinderliederen. Bijzonder was de Guidoonse hand in een handschrift van de Theologische Faculteit.
Samengesteld handschrift
Ingebonden in Benedictijnerklooster Sint-Jacob, Luik
TF HS 14
De monnik Guido d’Arezzo (991-1033) is de bedenker ervan. Elk onderdeeltje van de binnenkant van de linkerhand wordt gebruikt om er met de rechterhand de verschillende toonhoogtes op te kunnen aanduiden. Gregoriaanse gezangen konden zo gemakkelijker worden geleerd. Het is de voorloper van onze notenbalk. De leden van het koor zetten de dag feestelijk voort bij een plaatselijke uitbater.

Op een idee gebracht? De Brabant-Collectie verzorgt rondleidingen voor groepen vanaf ca. 8 personen. Nadere informatie vindt u op de webpagina. Aanmelden kan via een e-mail aan: brabant@tilburguniversity.edu.