Grote bonte specht in: C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp: Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven KOD 041 G 01 |
Picus, Albo Nigroque Varius, Major, of Grooter Bont Specht
De grote bonte specht is in Nederland een algemeen voorkomende standvogel die we aantreffen in bossen, parken en tuinen. Hij is goed aangepast op een leven in de bomen, waar hij zijn voedsel (insecten) vindt onder boomschors. Nozeman schrijft:
"De geheele Staert staet aen het achterlyf des vogels nederwaerts of naer binnen geboogen, om hem des te beter te helpen ondersteunen en draegen in het beklimmen van de rechtopstaende stammen en takken der boomen op welken hy zyn aes zoekt. Hiertoe dienen hem ook, door eene wyze en goedertierene verordeninge van den Schepper, zyne 2 voor- en 2 achter-vingers, die sterk, scherp en krom genageld, des te gemaklyker op de oneffene oppervlakten van de boomschorsen zig klemmen, en met de puntige staertpennen, den Vogel draegen kunnen.”
Zijn Latijnse naam, Dendrocopos major, betekent Grotere boomhakker. In Nozeman’s tijd was de naam Picus gangbaar. Picus refereert naar de zoon van Saturnus, die werd veranderd in een specht toen hij de liefde van tovenares Circe afwees.
Over het zoeken naar voedsel schrijft Nozeman:
“De Spechten kloppen sterk met hunne bekken, onder het opklimmen, op de schorssen van het geboomte. Zy beproeven hier door, of ’er eenige holligheid onder dezelven zy? En in dit geval gaen zy met kloppen en breeken voort tot dat zy door de bast heen zyn. Dan steeken zy hunne zeer lange en van vooren gewaepende Tongen in die holligheden, en haelen met dezelven de Pissebedden en andere daer opgescholene Insekten weg… Men heeft opgemerkt, dat de Spechten met hunne bekken eenige slagen op de schors gedaen hebbende zig schielyk nae de tegen over gestelde zyde des booms zwenken, en kyken. De menschen waren dom genoeg om te vertellen, dat de Vogel dit deedt, om te zien, of hy al door den boom heen gewerkt hadde? Maer het verstandig Dier, zeer schuuw en ongerust van aert zynde, en onder het geklop niet hebbende kunnen hooren of ‘er eenig onraed genaderd ware, komt van tyd tot tyd (de boomstam hem belettende voor uit te zien) verneemen, of hy eenig gevaer van menschen of dieren te vreeze hebbe? Terwyl hy ook metéén ziet, of ‘er door de dreuning van zyn geklop eenig Insekt uit zyne schuilhoeken naer buiten zy uitgekoomen?”
Al vroeg in het voorjaar roffelt de grote bonte specht op dood hout, een geluid dat over grote afstanden te horen is. Dit geroffel is bedoeld als territoriumafbakening en om de aandacht van vrouwtjes te lokken. Dat ze van al dit gehak en geklop geen hoofdpijn krijgen is te danken aan het feit dat de hersenen zijn ingekleed in een soort schokdempers.
Vindplaats: KOD 041 01
Geen opmerkingen:
Een reactie posten