Pestvogel in: C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C.Sepp: Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven KOD 041 I 01 |
Ampelis Garrulus: Beemer, Zydestaart, Pestvogel
De herfst is voor menig vogelliefhebber een van de hoogtepunten van het jaar. Miljoenen trekvogels vliegen over ons land, op weg naar warmere oorden. De piek ligt in oktober. Zeldzame soorten kunnen zo maar opduiken, zangvogels vormen massale groepen. En als je dan heel veel geluk hebt, kun je zo maar oog in oog komen te staan met de kleurrijke pestvogel. Deze vogel bewoont de taiga's van Noord-Rusland en de Scandinavische bossen. In Nederland zie je hem dan ook uitsluitend in de wintermaanden, met name in november en december, en dan voornamelijk in het noorden van ons land. Heel soms is er sprake van een zogenaamd invasiejaar, als er in het hoge noorden te weinig bessen zijn om te eten. Dan kunnen ze zo maar met duizenden tegelijk aankomen. Je bent dan met recht een geluksvogel als je ze ziet zitten in bijvoorbeeld een meidoorn of andere vruchtdragende struik.
De pestvogel werd in de middeleeuwen beschouwd als voorbode van de naderende pest, mede ingegeven door zijn soms invasieachtige komst. De pest oftewel "zwarte dood" bezorgde deze vogel ook de volksnaam Zwarte Mantel. Bekijk voor een uitgebreidere uitleg van deze en andere vogelnamen vooral eens de online Etymologiebank.
De pestvogel is opgenomen in deel 3 van de kloeke boekreeks Nederlandsche vogelen en hier lezen we: "Wy schroomen niet, deezen sierlyken Vogel, die in 't voorleeden Jaar in zulk een menigte hier te Lande gevangen werdt, en waar van men ook de Eyeren heeft bekomen, in dit Nederlandsche Vogelen-Werk te plaatzen. Immers, hoewel zyn Vaderland eigentlyk Boheme schynt te zyn, wordt hy ook in Engeland, ja zelfs in Sweeden, alwaar hy in de Bosschen huisvest, en tegen de Winter aankomt, gevonden; verhuizende in de Zomer, of nestelende, in de Noordelyke Landen, zo Linnaeus verhaalt."
Ook de naamgeving komt aan bod. "Niet minder verschil is 'er onder de Autheuren ten opzigt der zo oude als hedendaagsche benaamingen van deezen Vogel. Dat Aldrovandus hem met den Griekschen naam Ampelis, van het eeten der Druiven, die hy boven andere Bessen en Vrugten bemint, afleidelyk, bedoeld hebbe, is zeker. Hy noemt denzelven in 't Latyn, Garrulus Bohemicus, en hadt deezen verwonderlyken Vogel, toen die in zeker Jaar menigvuldig in Italie was komen overvliegen, en als een voorteken van Pest aangemerkt werdt, omstandig beschreeven. Uit dit denkbeeld, hoe ongegrond ook, zal buiten twyfel de thans heerschende benaaming, van Pestvogel, gesprooten zyn, en mogelyk bekragtigd door de roode Pyltjes der Wieken, of den vuurigen glans zyner Oogen; weshalven men hem Incendiaria Avis getyteld vindt en Microphoenix, of kleine Purpervogel."
Dat de pestvogel indertijd zowel levend als geserveerd op het bord gewaardeerd werd, blijkt uit het slot van het betoog: "By gelegenheid, dat, in de voorleeden Herfst van 't Jaar 1788, een menigte van deeze Pestvogels hier te Lande is overgekomen, heeft men dezelven nader leeren kennen... Zy zyn of in Lyster-Strikken, of met Slagnetten onder de Vinken gevangen, en sommigen eenigen tyd leevendig gebleeven... Zy worden dus zeer gemeenzaam, en neemen het Aas uit de hand aan, dat zy onderling elkander mededeelen. Jammer is 't, dat men by deeze gelegenheid niet meer moeite aangewend heeft, om ze in 't leven te houden. 't Geluid, dat zy maaken, zweemt naar Ziziri, met zekere klapachtigheid, gelyk de Gaaijen. Geplukt en gebraden zyn zy niet minder smaakelyk dan de Lysters en Vinken."
Vindplaats: KOD 041 I 01
Geen opmerkingen:
Een reactie posten