Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

donderdag 29 oktober 2020

Weemoed en werkelijkheid in Het Groene Woud

Best / Oirschot, 1991. (Foto: Noud Aartsen | Brabant-Collectie, Tilburg University)
Best / Oirschot, 1991. 
(Foto: Noud Aartsen | Brabant-Collectie, Tilburg University)

In het kader van de Landschapstriënnale organiseert de Brabant-Collectie (Tilburg University) samen met Pennings Foundation en Brabants Landschap een fototentoonstelling over Het Groene Woud. De Landschapstriënnale, gericht op heden, verleden en toekomst van het Nederlandse landschap, kiest iedere keer een ander gebied om de aandacht op te vestigen. In 2021 wordt de focus gericht op het Van Gogh Nationaal Park. Het Groene Woud, het gebied tussen de stedendriehoek Tilburg, Den Bosch en Eindhoven, maakt hiervan onderdeel uit. Hierbinnen liggen onder andere de natuurgebieden het Bossche Broek, de Kampina, de Oisterwijkse Bossen en Vennen, de Loonse en Drunense Duinen, de Mortelen en de Scheeken.

Poëtische, nostalgische beelden
De Brabant-Collectie beheert het oeuvre van fotografen als Nard Vogels (1900-1973), Martien Coppens (1908-1986) en Noud Aartsen (1932-2010), die in genoemd gebied hebben gefotografeerd.
Zij legden in de twintigste eeuw het kleinschalige agrarische cultuurlandschap vast, met keuterboeren, oude boerderijen met rieten daken, handenarbeid, begroeide sloten, weilanden met bomen erom heen en zandpaden met bermen. Met het (angstige) voorgevoel dat dit zou verdwijnen. Daarnaast hadden zij oog voor bos en ongerepte natuur, zoals moeras, heide en vennen. Veelal zijn het poëtische, nostalgische beelden.

Landschap in beweging
Het accent van de expositie ligt op de foto’s van Noud Aartsen, dé fotograaf van Het Groene Woud. Ook hij maakte prachtige poëtische foto’s van slingerende beken, sloten, oude boerderijen en houtwallen met doorkijkjes naar koeien in de wei. Maar hij zag ook dat steeds vaker de natuur werd aangetast door en opgeofferd aan economische groei en welvaart. In de jaren zestig en zeventig fotografeerde hij de komst van nieuwbouw en vervuilende industrie en midden jaren tachtig de verbreding van de A58. Als een ware milieuactivist streed hij tegen waterverontreiniging veroorzaakt door afvalwater van de industrie en overbemesting en bestrijdingsmiddelen van de landbouw.
Ook de ruilverkaveling en schaalvergroting documenteerde hij. Hij ageerde tegen het kanaliseren van beken voor een betere afwatering, het weghalen van houtwallen en het verdelgen van onkruid in wegbermen. In zijn ogen waren het onnodige ingrepen. En hij heeft gelijk gekregen. Door toedoen van milieuactivisten zoals hij vond vanaf de jaren tachtig een tegenbeweging plaats. Beken zijn weer meanderend gemaakt, nu juist om het water langer vast te houden. Om vogels terug te halen zijn houtwallen hersteld en wordt minder gif gespoten op de akkers. En om vlinders en bijen een leefgebied te gunnen, mogen in randen van akkers en wegbermen ‘onkruiden’ ontstaan of worden veldbloemen ingezaaid. Ook fotografen Karel Tomeï (1941) en James van Leuven (1961), een leerling van Noud Aartsen, fotografeerden deze transitie, de een vanuit de lucht, de ander van dichtbij.
Is nu alle leed geleden? Nee, we zijn er nog niet. Hedendaagse fotografen protesteren tegen de zogenaamde ‘verdozing’ van het landschap. Het landschap wordt ontsierd door loodsen van (internet) bedrijven, grote kassen en door megastallen, die ook nog eens voor luchtverontreiniging zorgen. De foto’s van Piet den Blanken (1951) getuigen hiervan.

Schuldig 
Er worden ook poëtische landschappen getoond waarmee ogenschijnlijk niets aan de hand is, maar waar zich een vuilnisbelt onder blijkt te bevinden, zoals verbeeld door Hetty de Groot (1950). Of waar zich in het verleden iets gruwelijks heeft afgespeeld, zoals een executie. Bert Creyghton (1954) vond zo’n desolate plek en wist een unheimliche sfeer in zijn foto te leggen. ‘Schuldige’ landschappen zou je ze kunnen noemen.

Beleving
De expositie laat ook zien hoe hedendaagse beeldend kunstenaars de natuur beleven. Marc Mulders (1958) heeft zijn atelier op Landgoed Baest, omringd door bloemenweiden, waar hij de idylle fotografeert. Hij werpt zich echter ook op als milieuactivist, omdat de rust en de idylle worden verstoord door vliegtuigen die af- en aanvliegen van Vliegveld Eindhoven.
Ook Margriet Luyten (1952) toont de schoonheid van het landschap. Haar foto’s dienen als basis voor geweven wandtapijten. Bijzonder is dat zij in de weeftechniek dezelfde lichtval weet te behouden als in de foto. Noortje Haegens (1985) zoekt de rust in de natuur, onder andere op de Kampina en de Moerputten en maakt foto’s en videowerken die onthaastend en meditatief werken op de toeschouwer. Anke van Iersel (1980) zoekt de vergankelijkheid in de natuur.
Maar er is ook plaats voor humor, zoals te zien is aan de modderpoelen van Paul Bogaers (1961), waarbij je goed moet kijken waar de (foto van de) waterplas ophoudt en de rand van modder (papier-maché) begint. 
In de expositie over Het Groene Woud wordt de nadruk gelegd op mooie, poëtische beelden, maar er is ook ruimte voor een kritische noot. Weemoed en werkelijkheid, ernst en humor wisselen elkaar af.

De ochtendzon over de net gebluste heidebrand bij Bosven op de Kampina, 2011.
(Foto: L.J.A.D. Creyghton)

De expositie ‘Weemoed en Werkelijkheid in Het Groene Woud’ is te zien t/m 8 mei 2021 bij Pennings Foundation, Geldropseweg 63 in Eindhoven. Open: wo t/m za van 12.00 tot 17.00 uur. www.penningsfoundation.com

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten