Woudaap in: C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp: Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven KOD 041 G 01 |
Voor deze vogel zijn, zoals Nozeman's titel ook aangeeft, al eeuwen lang allerlei naamgevingen in zwang. Hij schrijft:
"By verbastering van deezen laesten Nederduitschen naem hebben veelen den Vogel het Woudaepje geheeten; en de boeren zeggen Woudop. Sommige Liefhebbers noemen hem, in onderscheiding van den Roerdomp, het Houtpitoortje, omdat hy, ('t welk de andere Pitoors niet zyn gewoon te doen,) in het hout, der afgelegene griendten naementlyk of moerassen, zig ophoudt, en niet, gelyk de gemeene Pitoors, plat op den grond tusschen het riet, maer tusschen de takken van het Waertreis en op den kop van een of anderen Wilgenstoof kort boven den grond zyn nest maekt. Sommige vogels hebben hunne naemen ontfangen uit de Geluiden, welken hen by uitstek eigen waren; en zoo wordt insgelyks, in eenige plaetsen, ons tegenwoordig voorwerp niet ten onrechte Woffer genaemd, van wegens het eenig geluid welk het zelve maekt, en het welk vry net wordt uitgedrukt door Wof, Wof."
De Latijnse naam, Ixobrychus minutes, betekent: zeer kleine harskleurige bruller. In de hedendaagse Nederlandstalige naam verwijst 'Woud' naar het riet waarin deze vogel leeft en 'aap' naar de handige manier waarop hij langs de rietstengels klautert. Of zoals Nozeman het zegt: "Zy zyn middelmaetige vliegers; maer geen kat, geen bonsem [bunzing, red.] of rat, kan vaerdiger klauteren dan zy, op en door digte takken."
De Woudaap, die behoort tot de Reigerachtigen, is een kleine moerasvogel die leeft van vissen, amfibieën en insekten. Het is, zoals Nozenam zegt, "een bykans ontoeganglyk-schuwe vogel" en ook hem kostte het veel moeite de vogel te ontdekken. Door het verdwijnen van rietvelden en de toegenomen verstoring is de Woudaap in Nederland tegenwoordig een zeldzame vogel.
Maar ook in Nozeman's tijd was de Woudaap geen algemene voorkomende vogel. Hij schrijft:
"Hoe komt het, dat deeze Vogels niet gemeener zyn, dewyl zy 5, en somtyds 6 Eijeren broeden? Daer zy zig onthouden, zyn ook gemeenlyk Bonsems. Deezen vernielen dikwerf de Eijeren, de kiekens, en de ouden. Loopen zy al van dit verslindend gedierte vry; dan worden zy bestookt van de Waterratten; zulks het zeldzaem gebeurt, dat de Woffers een geheel broed tot volkomenheid brengen."
Vindplaats: KOD 041 G 01
Geen opmerkingen:
Een reactie posten