Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 20 juni 2022

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Soerendonk naar de Venbergse Watermolen

Etappe 9 Brabants Vennenpad (24,3 km)

We starten de wandeling vandaag in Soerendonk oftewel Zurrik in het plaatselijk dialect. De Brabant-Collectie bezit onderstaande gekleurde penseeltekening van een gestileerde kraanvogel, het wapen van deze plaats.
Wapen van Soerendonk. Gekleurde penseeltekening.
Maker en datering onbekend. Formaat: 31,5 x 42,5 cm.
Vindplaats: ML / 513 (144)
Deze tekening vormt een mooie aanleiding om nader in te gaan op het fenomeen overheidsheraldiek, een taak die valt onder de Hoge Raad van Adel. Op 5 januari 1815 verzoekt de Raad alle steden, dorpen, heerlijkheden, districten en corporaties die voorheen een wapen in gebruik hadden om een tekening of beschrijving daarvan in te dienen. De vorst bevestigt vervolgens deze wapens. Overheden en organisaties die geen wapen voeren, kunnen hun wens voor een nieuw wapen doorgeven aan de Raad. Burgemeester Andries van der Sanden van Soerendonk geeft gehoor aan deze oproep. Hij schrijft aan de gouverneur van de provincie dat de plaatsen Maarheeze, Soerendonk en Gastel, die voorheen gecombineerd waren onder de naam Baronie van Kranendonk, als algemeen wapen een kraanvogel hebben. De burgemeester verzoekt in het bezit daarvan te worden bevestigd. Aldus geschiedt: op 31 augustus 1818 wordt bij besluit van de Hoge Raad van Adel een wapen verleend met als beschrijving “Een schild van lazuur beladen met een kraanvogel in natuurlijke kleur”. Cranendonck, de gemeente waar Soerendonk sinds 1997 onder valt, herbergt in zijn naam de woorden kraan (kraanvogel) en donk (hoogte, heuvel in waterrijke omgeving). Deze naam is al eeuwen in gebruik en verwijst er ongetwijfeld naar dat kraanvogels massaal neerstreken in deze contreien tijdens hun voor- en najaarstrek. Ook nu nog kun je met een beetje geluk deze prachtige vogels in het voor- en/of najaar over zien vliegen tijdens je tocht op het Brabants Vennenpad. Dus kijk in die periodes van het jaar vooral ook eens naar boven en luister goed of je hun betoverende vluchtroep kunt horen.

We verlaten het dorp en lopen verder in westelijke richting naar natuurgebied Soerendonks Goor. In 1957 werd dit gebied ondanks hevig protest ontgonnen, maar dat draaide uit op een mislukking. Twintig jaar later werd de ingreep alweer teruggedraaid en inmiddels is er ruimte gemaakt voor de ‘natte natuur’. We lopen langs een grote waterplas genaamd Het Goor. Oktober 2020 startte Staatsbosbeheer hier met werkzaamheden om de waterkwaliteit te verbeteren en de 25 jaar oude vogelkijkhut Hou ut Moi te vervangen. Een jaar later waren de werkzaamheden afgerond en werd de nieuwe hut opgeleverd. Een mooie plek dus voor de vogelliefhebbers onder ons om deze plas, een belangrijke pleisterplaats voor trekvogels, af te turen.
Noud Aartsen maakte in 1992 onderstaande foto van het gebied waar we zijn.
Groote Heide. Foto. Maker: Noud Aartsen. Datering: 1992.
Formaat: 20,2 x 25,2 cm. Vindplaats: NA/BL/23/006
© Noud Aartsen / Brabant-Collectie, Tilburg University
Op de achterkant van deze foto heeft de fotograaf met pen geschreven: verschraling – vergrassing Groote heide – Gastelsche heide – Het Goor (nabij Soerendonk). Van vergrassing heeft dit natuurgebied nog steeds last, onder andere door stikstofdepositie. Dit kun je goed zien aan de alom aanwezige grassoort pijpenstrootje die andere planten verdringt.

We gaan verder en lopen een paar kilometer langs de grens met België tot we uitkomen bij de Sint-Benedictusabdij van Achel oftewel: Onze-Lieve-Vrouw-van-La-Trappe-van-de-Heilige-Benedictus. Meer bekend is de benaming Achelse Kluis, die verwijst naar de periode 1686-1798 toen hier een gemeenschap van kluizenaars gevestigd was.
St. Benedictus Abdij Achel - Gastenhuis. Prentbriefkaart.
Maker, datering, uitgever: onbekend. Formaat: 15 x 10 cm
Vindplaats: pbk-A 18 / 441.12 Trap (1)
De voormalige cisterciënzerabdij ligt deels op Belgisch, deels op Nederlands grondgebied: in België behoort het tot gemeente Hamont-Achel en in Nederland tot gemeente Heeze-Leende.
De grens Nederland-België bij de Achelse Kluis (augustus 2021)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
In 1846 stichten de trappisten van de abdij van Westmalle er een priorij in de geest van de cisterciënzerorde. In 1871 wordt de priorij tot abdij verheven en heet dan Sint-Benedictusabdij. Louis Philippona (1827-1879) verblijft acht dagen in de abdij en publiceert in 1863 een kort verslag van zijn retraite. Ten tijde van het verschijnen hiervan werkt hij als journalist en gebruikt de naam Multapatior (betekent: ik lijd veel).
Titelpagina van: Eene retraite bij de paters
Trappisten te Achel
van Louis Philippona.
Vindplaats: CBM B 47954
De abdij is volgens de auteur “rondom in die woestijn van heide en zand gelegen”. Ter plekke wordt hij hartelijk welkom geheten door de broeders: “Onder duizend vriendelijke woorden ging nu de Priester voort met ook voor mijn avondmaal te zorgen, en eene groote tinnen kan met overheerlijk, in het klooster gebrouwd bier prijkte weldra naast een hooge stapel sneden van een smakelijk zelfgebakken gruisbrood.” De vermelding van het heerlijke bier is een saillant detail, want enkele jaren later, in 1875, richt hij Multapatior’s Bond ter Bestrijding van Bedwelmende Dranken op. Maar goed, hij ageert met name tegen misbruik van sterke drank (jenever), zoals te lezen is zijn boekwerkje "Multapatior’s strijd tegen misbruik van sterken drank en openbare dronkenschap” (Amsterdam: Jan D. Brouwer, 1875). In die zin heeft hij een meer gematigde benadering vergeleken met soortgelijke organisaties die in die tijd opgericht worden.
Al in 1850 begonnen de broeders met het brouwen van Trappist Achel. Tussen de Eerste Wereldoorlog en 1998 lag de productie stil. In dat jaar wordt het brouwen nieuw leven ingeblazen. Wel onder het toeziend oog van de monniken van Westmalle, aangezien sinds eind 2020 er geen paters meer in de abdij wonen. Maar dat doet niets af aan de kwaliteit van het bier en zo blijft de Achelse Kluis met haar brasserie en abdijwinkel een prima pauzeplek.

Voordat we verder wandelen gaan we nog even terug in de tijd. Op de toegangsweg naar de abdij staat sinds 2015 een reconstructie van de Dodendraad, exact op de plaats waar deze was gesitueerd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Voor deze reconstructie is gebruik gemaakt van een historische foto die zich in het archief van de Achelse Kluis bevindt.
Reconstructie van de Dodendraad bij de Achelse Kluis (augustus 2021)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
De Dodendraad (ook Draad des Doods, Dodenhek en Den Droad genoemd) was een 332 km lange, dodelijke draadversperring die de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog aanlegden langs de gehele Belgisch-Nederlandse grens. De draad, waarop 2.000 volt spanning stond, moest verhinderen dat mensen, maar ook smokkelwaar en spionageberichten, van bezet België naar neutraal Nederland zouden gaan. Voor die tijd was het een technisch hoogstandje een dergelijk hoge spanning over een grote lengte op te wekken. Bovendien was het een nieuw en ontzagwekkend wapen. Veel mensen hadden nog weinig ervaring met elektriciteit, laat staan met hoogspanning. Er mag dan ook aangenomen worden dat er veel slachtoffers vielen puur uit onwetendheid.
Bij de Achelse Kluis loopt de grens dwars door de abdij, en dat is een ongunstige positie voor de abdijbroeders tijdens de Eerste Wereldoorlog. De meesten van hen vluchten naar Valkenswaard en reizen van daaruit door naar ordegenoten in Tegelen en Diepenveen. Twee monniken en vijf lekenbroeders blijven achter. Intussen hebben de Duitsers de abdij bezet. Zij deinzen er niet voor terug een deel van de abdijmuur af te breken en de Dodendraad dwars door de kloostertuin te leggen. De kosten hiervoor worden bij de broeders neergelegd. In 1917 komen de broeders uit Diepenveen noodgedwongen weer naar Achel terug. De broeders die in Tegelen verblijven, kunnen pas aan het einde van de oorlog terugkeren.
De Dodendraad heeft naar schatting honderden mensenlevens gekost, maar kon niet verhinderen dat duizenden mensen toch de grens over kwamen. Wil je meer lezen over de Dodendraad, klik dan hier om onze collectie te raadplegen.

We laten de Achelse Kluis achter ons en lopen in noordelijke richting, langs het Leenderbos, en komen uit bij het vijvercomplex langs de Tongelreep.
Vijvers nabij de Tongelreep (augustus 2021)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Zoals vermeld in het vorige blog viel de opkomst van de commerciële viskweek ongeveer samen met het einde van de valkerij. In 1900 verpacht gemeente Valkenswaard een gebied van 20 ha, gelegen ten noorden van de weg Valkenswaard-Leende en ten westen van de Tongelreep, aan de gebroeders Antoon en Jasper van Best. Deze sigarenfabrikant respectievelijk burgemeester van Valkenswaard leggen er visvijvers aan voor het kweken van karpers. Het water uit de Tongelreep voedt de onderling verbonden vijvers die door dijkjes van elkaar gescheiden zijn. In 1902 volgt Samuel John van Tuyll baron van Serooskerken (1874-1955) het voorbeeld van gebroeders Van Best. Hij laat iets noordelijker, aan de oostkant van de Tongelreep, 55 ha aan visvijvers aanleggen. Deze gebieden zijn mooi zichtbaar op een topografische kaart uit 1929. De kwaliteit van de consumptievis is overigens prima: op een landbouwtentoonstelling in Den Haag, september 1907, behalen de gebroeders Van Best een bronzen medaille. In 1920 eindigt hun pachttermijn en komt het gebied weer in handen van gemeente Valkenswaard, die het vervolgens verpacht aan de Nederlandse Heidemaatschappij. Deze maatschappij is hier geen onbekende, want zij heeft al jarenlang grote ontginningswerkzaamheden uitgevoerd rondom Valkenswaard. Op de beeldbank van het Nationaal Archief staan enkele mooie foto’s van de visteelt door de Heidemij.
Met de opkomst van de sportvisserij wordt na de Tweede Wereldoorlog in de vijvers pootvis gekweekt, die vervolgens wordt uitgezet bij hengelsportclubs. De exploitatie van de vijvers komt in 1957 in handen van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. Zij is in 1952 bij wet opgericht als kennis- en adviescentrum voor zoetwatervisserij en visstandbeheer. Om de visproductie te verhogen bemest de OVB de vijvers met afval van een slachthuis en een lijmfabriek. Dat afval wordt aangevoerd vanuit Valkenswaard en Eindhoven en ter plekke bij de visvijvers verwerkt tot visvoer. In 2004 stopt men op last van de overheid met de viskwekerij: dankzij de OVB is de visstand op orde en de verkoop van kweekvis wordt verder overgelaten aan commerciële kwekers. Het gebied met de visvijvers is momenteel grotendeels een voor het publiek niet-toegankelijk vogelreservaat onder beheer van Brabants Landschap. Interessante filmbeelden zijn te zien bij twee afleveringen van de tv-serie De Wandeling: een aflevering uit 1998 en eentje uit 2003.
Onze route loopt een stukje zuidelijker. Hier is in 1933, in het kader van de werkverschaffing, De Oase aangelegd: het eerste openluchtzwembad van Valkenswaard. Voor foto's hiervan kun je terecht op de beeldbank van Heemkundekring Weerderheem. Zo’n veertig jaar na de opening moest het zwembad sluiten, omdat waterkwaliteit en hygiëne niet aan de regels voldeden. Het bad werd gesloopt en omgezet in een hengelvijvercomplex. Verder 
liggen hier ook enkele voormalige viskweekvijvers die in 1970 zijn aangelegd ter uitbreiding van het bovengenoemde vijvergebied. Momenteel maakt het onderdeel uit van de herinrichting beekdal Tongelreep.

Na het passeren van Bruggerhuizen en het Brugven lopen we een stukje over de voormalige spoorlijn Hasselt-Valkenswaard-Eindhoven; het zogenaamde ‘Bels Lijntje’. Hier hebben we de vorige etappe al uitgebreid bij stil gestaan, maar de volgende anekdote is het vermelden waard. Elisabeth (‘Betje’) Heesterbeek en haar man Cornelis (‘Nellis’) wonen vanaf hun huwelijk in 1896 in spoorwegwachtershuisje nr. 30 aan de Parallelweg West 49 in Valkenswaard. Beiden werken bij de spoorwegen. Nellis houdt zich onder andere bezig met onderhoud van de spoorlijnen. Betje is in dienst als “wachteres”. Op het spoortraject bij De Sil en Zeelberg zijn op dat moment bedienbare spoorbomen in gebruik die op ongeveer 300 meter van elkaar verwijderd liggen. De taak van Betje is om met een toeter een signaal voor de machinist te geven zodra alles veilig is. Ze loopt dus continu heen en weer tussen de twee spoorwegovergangen. In de tussentijd krijgt Betje maar liefst 18 kinderen, waarvan 6 tweelingen, en bereikt de respectabele leeftijd van 87 jaar. Op de beeldbank van Heemkundekring Weerderheem staat een afbeelding van het spoorwachtershuisje nr. 30.

En zo komen we aan bij het eindpunt van de wandeling van vandaag, de Venbergse Watermolen. De volgende keer lopen we verder naar Luyksgestel.

Bronnen:
  • J. van Appeldorn (juni 2014): Van Bels-lijntje naar... Miljoenenlijntje. In: 't Periodiekske; themanummer. Pag. 1-32. Vindplaats: T 07919
  • J. van Appeldorn: De natuur in Valkenswaard en de invloed van de mens op het landschap. Vianen: Optima; Valkenswaard; Heemkundekring Weerderheem, juli 2016. Vindplaats: BRA Y3 APPE 21
  • C.M. Bungenberg de Jong: Geschiedenis en ontwikkeling van het viskweekbedrijf "Valkenswaard". Utrecht: Vereniging ter Verbetering van de Binnenvisserij, 1964. Vindplaats: CBM 966 B 29
  • Multapatior: Multapatior's strijd tegen misbruik van sterken drank en openbare dronkenschap. Amsterdam: Jan D. Brouwer, 1875. Online resource
  • L. Philoppona: Eene retraite bij de pater Trappisten te Achel. Arnhem: Witz, 1863. Vindplaats: CBM B 47954
  • H. van Royen (2019): In ballingschap tijdens de Groote Oorlog: Belgische Trappisten in Nederland. In: De Kovel: monastiek tijdschrift voor Vlaanderen en Nederland. Jaargang 12, nr. 57, pag. 74-77. Vindplaats: T 10961

Geen opmerkingen:

Een reactie posten