Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 18 augustus 2025

Rentmeester van nature: Pieter G. van Tienhoven 1875-1953

In 2024 verscheen Rentmeester van nature, een gedegen studie van Frank Saris over Pieter G. van Tienhoven en zijn rol in de Nederlandse natuurbescherming. Pieter was een telg van een gegoede familie die behoorde tot de financieel-economische elite. Rond 1850 kochten deze grootgrondbezitters percelen in de Biesbosch, meer specifiek het gehele complex De Dood (zie het blogbericht van 7 juli jl.) met polder en grienden. In de loop van de 19e eeuw vertrokken ze uit Werkendam en omstreken, maar bleven de eigendommen exploiteren. Het beheer gaven ze in handen van een opzichter. Pieter was geboren en getogen Amsterdammer, gepromoveerd in de rechtswetenschappen en werkzaam als assuradeur in het verzekeringswezen. Rond 1904 ging hij het grondbezit van de familie bestieren. En wel als een autocratisch rentmeester, aldus Saris (Rentmeester van nature, pag. 7). Zijn verhouding met de opzichter van polder De Dood was vaak moeizaam. Vanaf 1909 was Pieter ook rentmeester van het grondbezit in de Kampina. Zijn vader Gijsbert had daar enkele jaren eerder land gekocht met als doel het te exploiteren. Pieter verbleef vaak en graag op Huize Kampina. Het was ook in deze tijd dat hij een steeds belangrijkere rol ging spelen bij de in 1905 opgerichte Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Van 1907 tot zijn dood in 1953 was hij penningmeester, en vanaf 1927 combineerde hij dat met het voorzitterschap (tot maart 1952). Hij had vele contacten in de financiële wereld en wist zo geld los te maken voor Natuurmonumenten. In 1924 verkocht de familie 431 hectare van hun grondbezit in de Kampina aan Natuurmonumenten. Hiermee werd de basis gelegd voor het huidige natuurgebied dat inmiddels 1.600 hectare groot is.

Een belangrijk deel van Saris’ boek gaat over de rol van Van Tienhoven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij rekent af met het te rooskleurige beeld van de manier waarop natuurbeschermers in ons land reageerden op de Duitse bezetters. Saris raadpleegde diverse bronnen, archieven en briefwisselingen. Tijdens zijn zoektocht kwam pijnlijke informatie naar boven. 
Saris benoemt de natuurbescherming in Nederland in die tijd als een soort eenmansbedrijf van Pieter van Tienhoven: hij was namelijk niet alleen betrokken bij Natuurmonumenten, maar ook bij andere (internationale) natuurbeschermingsorganisaties, de Nederlandse Vogelbescherming en De Hollandsche Molen. Die organisaties bracht hij eind jaren 1930 alle onder in zijn pand aan de Amsterdamse Herengracht. Pieters houding tegenover de bezetter noemt Saris pragmatisch en tamelijk kritiekloos. Zo is er de kille opstelling van Van Tienhoven bij het opstappen van Henri Polak, een Joods medebestuurslid van Natuurmonumenten. Polak protesteerde fel tegen de toetreding van NSB-er James van Hoey Smith tot het bestuur in 1936. Polak zag dit als ‘binnenwandelend fascisme’, maar Van Tienhoven koos partij voor Van Hoey Smith en liet Polak vallen. Daarnaast had Van Tienhoven actieve samenwerking met de Duitse bezetter: hun belangen bij houtproductie en jacht kwamen overeen met zijn visie op natuurbescherming en machtspositie. In 1941 werd hij door de hoogste SS-baas in Nederland aangesteld als hoofd van de natuur- en cultuurkamer. En dan is er nog zijn dubieuze rol bij de arrestatie van Joodse onderduikers in het Korenburgerveen in 1942. In dit gebied, dat grotendeels in bezit was van Natuurmonumenten, was met medeweten van de opzichter een barak gebouwd voor onderduikers. Twee andere opzichters van Natuurmonumenten ontdekten deze barak en deden aangifte, waarna de 21 Joodse onderduikers werden opgepakt en afgevoerd. Van Tienhoven legde de schuld bij de ‘onoplettende’ opzichter die had meegewerkt aan het onderduiken; deze man pleegde later zelfmoord.

Natuurmonumenten beschouwt Pieter van Tienhoven, samen met Jac. P. Thijsse, als een van haar belangrijkste grondleggers. Met name zijn financiële expertise en netwerk worden als cruciaal gezien voor de aankoop en bescherming van natuurgebieden.
Ook in Oisterwijk en omgeving wordt Pieter van Tienhoven geëerd. Zo werd de laan van Klein Speijck naar Groot Speijck in 1927 de Van Tienhovenlaan genoemd. Uit waardering voor zijn inzet voor het behoud van de bossen en vennen schonk het gemeentebestuur Oisterwijk in 1935 Van Tienhoven op zijn 60e verjaardag een stenen zitbank bij het Van Esschenven. Dit was een van zijn favoriete plekken in het gebied; hier was hij vaak te vinden met zijn hond Mona.
Hoekje van Tienhovenlaan, Oisterwijk. Foto. Maker: Foto Atelier Schreurs.
Datering: 1912-1932. Formaat: 16 x 23 cm. Vindplaats: O 18.2 / 920 (1) 
En de Kampina blijft eveneens onlosmakelijk verbonden met Pieter van Tienhoven. Na zijn overlijden op 5 mei 1953 werd, conform zijn testament, zijn as bijgezet in de Kampina, op een door hemzelf uitgekozen plek aan de Zandbergsvennen gemarkeerd met vier grote zwerfkeien.

Het is niet verwonderlijk dat het boek van Saris bij verschijnen nogal wat te weeg bracht, zeker bij vereniging Natuurmonumenten. Zij gaf aan door het boek meer besef en kennis te hebben gekregen van de historie van de natuurbescherming in Nederland. Maar ook dat het tegelijk vragen oproept en dat zij daarom een onderzoeksopdracht heeft uitgezet bij het NIOD naar Natuurmonumenten en vooral de rol van Pieter van Tienhoven gedurende de oorlogsjaren. Medio oktober 2025 moet een vooronderzoek afgerond zijn, aldus een online bron. Dit moet een inventarisatie van bronnenmateriaal opleveren, de (on)mogelijkheden van een vervolgonderzoek in kaart brengen en onderzoeksvragen formuleren.

Bronnen en verder lezen:

  • F. Bosscher e.a.: Piet van Tienhoven, 1875-1953: een biografische schets. 's-Graveland: Natuurmonumenten, 2015. Vindplaats: BRA W3 BOSS 2015
  • F. Saris: Rentmeester van nature: Pieter G. van Tienhoven 1875-1953. Gorredijk: Noordboek, 2024. Vindplaats: NGE A7 SARI 2024
  • J. van der Straaten e.a.: Kampina: geschiedenis en bescherming van een natuurmonument. Woudrichem: Pictures Publishers, 2024. Vindplaats: BRA W KAMP 2024

maandag 28 juli 2025

Van de Hel tot in de Tour en alles over TI-Raleigh

De maand juli staat voor alle wielerliefhebbers sinds jaar en dag in het teken van de Tour de France. Vandaar dat we in dit blog twee wielerboeken uitlichten. Twee boeken, sterk verschillend van inhoud en omvang. Het slotakkoord van Raleigh, verschenen in 2024, biedt in tekst en héél véél beeld een overzicht van de succesvolle wielerploeg die onder leiding stond van Peter Post. Deze vooral op Nederlanders gestoelde ploeg zorgde van 1974 tot 1983, met renners als Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper, Johan van der Velde (uit Rijsbergen), Bert Oosterbosch (uit Eindhoven), Jan Raas en Gerrie Knetemann, voor een hausse aan aandacht voor én succesen in het wielrennen. Waarschijnlijk alles wat je over deze ploeg te weten wilt komen, vind je in dit bijna vijf kilo wegende boek (!) met 720 (!) pagina’s. En bovendien wordt veel van het beeldmateriaal voor het eerst gepubliceerd. Joop Holthausen heeft het allemaal bij elkaar gebracht. Alleen al het overzicht van alle renners die ooit voor TI-Raleigh gereden hebben, de resultaten in eendags- en etappekoersen waaraan de ploeg deelnam, de individuele resultaten van enkele grootheden en het enorme namenregister achterin het boek spreken tot de verbeelding. De tientallen korte en langere verhalen maken duidelijk hoe het doen en laten van een in 1974 schuchter begonnen ploeg in het decennium dat volgde het wielrennen voorgoed veranderde.

Het vuistdikke boek over de succesvolle wielerploeg

De biografie over de wielrenner
Jacques van Meer draagt de nieuwsgierig makende titel ‘Van de Hel tot in de Tour. De Kreukel komt uit zijn schulp’ en is geschreven door Jan van Oers. Het 172 pagina’s tellende boek is een eerbetoon aan een wielrenner die van 1973 tot 1986 in het peloton reed, de laatste zes jaar bij de profs. Het persoonlijk archief, met foto’s, krantenartikelen, licenties, affiches, medailles, rugnummers etc., bood uitstekende mogelijkheden voor een afwisselende illustratie van een carrière. De Hel waarvan in de titel van het boek sprake is, slaat niet op de beroemde Hel van het Noorden, de bijnaam van de voorjaarsklassieker Parijs-Roubaix. Het verwijst naar de Hel van de Pin, een koers die in 2025 voor de zeventigste (!) keer in en om Wouwse Plantage, de geboorteplaats van Jacques van Meer, verreden wordt. De verhalen over zijn zeges, maar ook de nederlagen, het blessureleed, de vriendschap met Gerrie Knetemann en zijn leven ná het wielrennen, maken dit boek tot een fraai persoonlijk document van een bescheiden renner die zijn bijnaam ‘De Kreukel’ te danken had aan zijn ‘gedrongen’ houding op de fiets.

Op de cover van Van de Hel tot in de Tour fietst Jacques van Meer (links) naast wielergrootheid Bernard Hinault

De hoofdpersoon van het boek was blij verrast toen de Brabant-Collectie zich bij hem meldde voor de aanschaf van dit boek. Hij mailde: “Na zes jaar LTS in het verleden, nu toch nog aan de universiteit beland – al is het dan via de achterdeur van de bibliotheek! Maar goed, elke renner kent z’n eigen parcours, en de mijne liep wat om. Dus ja, zet dat boek maar tussen de knappe koppen, dan ligt er tussen al die scripties tenminste ook één verhaal met spierpijn, zweet, koershumor en Brabantse veerkracht.”


Joop Holthausen en Jacob Bergsma, Het slotakkoord van Raleigh. [Rotterdam] 2024. Vindplaats: BRA H3 HOLT 2024

Jan van Oers, Van de Hel tot in de Tour : De Kreukel komt uit zijn schulp ; de biografie van Jacques van Meer in woord en beeld, 1958-2025. Wouwse Plantage 2025. Vindplaats: BRA H3 OERS 2025

maandag 7 juli 2025

Een hoeve met een intrigerende naam

Dat de Brabant-Collectie een unieke en rijke verzameling is, moge duidelijk zijn voor de lezers van ons blog. Hier tonen we immers graag onze meest fraaie bezittingen. Objecten die niet direct in het oog vallen, leiden vaak een meer verborgen leven. Maar ze kunnen op hun beurt onverwacht aanleiding zijn voor een aangename speurtocht door onze collectie.
Neem bijvoorbeeld onderstaande foto van Jan van Giersbergen. Deze afbeelding spreekt misschien niet meteen tot de verbeelding: een woonhuis, gelegen op een hoge oever, wat kale bomen en rechts twee boten in het water.
Hoeve 'De Dood' - Biesbosch. Foto, ontwikkelgelatinezilverdruk.
Maker: Jan van Giersbergen. Datering: 1950-1970. Formaat: 13,7 x 13,2 cm.
 Vindplaats: Giersb_NB_80. © Brabant-Collectie, Tilburg University
Het is hier niet zo zeer het beeld dat intrigeert, maar het opschrift van deze foto: Hoeve ‘De Dood’- Biesbosch. Voor een ieder met een gezonde dosis nieuwsgierigheid borrelt de vraag al snel op waar die naam vandaan komt. De foto zelf geeft, afgezien van genoemde tekst op de achterzijde, geen extra aanknopingspunten. Een snelle zoekactie op internet levert als resultaat dat het hier moet gaan om polder De Dood in de Brabantse Biesbosch. Blijft natuurlijk de prangende vraag waar die naam vandaan komt.

Kijkend naar de naamgeving van polders, dan is daar soms een zekere structuur in te vinden. Zo zijn er polders die eindigen op ‘waard’, ‘hoek’, ‘zand’ of ‘plaat’. Denk in het geval van de Biesbosch bijvoorbeeld aan Noordwaard, Jannezand en Toontjesplaat. Ook plant- en diernamen worden gebruikt: Palingsloot, Steurgat. Er zijn polders die herinneren aan de voormalige eigenaren, bijvoorbeeld Corneliapolder. En sommige namen (bijvoorbeeld Moordplaat) hinten op een meer duistere periode. Zou dat gelden voor ‘onze’ polder De Dood?
Online zijn enkele naamsverklaringen te vinden. Zo is er een anekdote die vertelt over een verdrietige boer met twee rivaliserende zoons in polder Boerenverdriet. Een ruzie tussen die twee liep uit de hand; de een stak de ander in polder Moordplaat met een hooivork in zijn rug. De gewonde man kon vluchten, maar stierf in de nabijgelegen polder De Dood. Een andere verklaring is dat de naam verwijst naar een koe die in de polder dodelijk werd getroffen door de bliksem. Verder schijnt in dit gebied ooit een familie gewoond te hebben met de naam 'Dood', 'Dodde' of 'Doede'. En dan is er nog de mogelijke correlatie met een eendenkooi. Het einde van de pijp van een eendenkooi wordt namelijk ‘de dood’ genoemd (denk aan de zegswijze ‘De pijp uit gaan’). Juist in deze polder bevond zich een van de grootste eendenkooien van de Brabantse Biesbosch. Ook Thomas Westerhout ziet hier de herkomst van de benaming van griendcomplex De Dood: “Een vreemd aandoende topografische naam, waarvan vrijwel zeker is dat die is ontleend aan het kooibedrijf en wel aan de benaming van het vang- of sterfhok.” (In: De tijd kent geen genade, 2020, pag. 19).


De polder heette overigens eerst Bloemplaat, maar dat leverde soms misverstanden op, omdat er zowel onder Drimmelen als onder Dussen een polder met die naam lag. Ten tijde van de kooiers begon de naam Bloemplaat te verwateren en kwam zowel in de volksmond als op papier de naam De Dood in zwang (Westerhout, 2020, pag. 19). Frank Saris stelt dat deze naam vanaf 1806 bekend is (F. Saris e.a.: De Biesbosch etc., 2021, pag. 83).


Naast kooikers waren vanaf de 15e eeuw tot in de jaren 1950 griendwerkers actief in de Biesbosch. De wilgentenen die ze kapten, hadden diverse toepassingen: vlechtwerk, oeverbeschoeiing, bezemstelen, meubels etc. Van Giersbergen legde het zware werk aldus vast.
Biesbos. Foto, ontwikkelgelatinezilverdruk. Maker: Jan van Giersbergen.
Datering: 1950-1970. Formaat: 13,2 x 17,9 cm.
Vindplaats: Giersb_NB_15. © 
Brabant-Collectie, Tilburg University
De werklui verbleven vaak een week in eenvoudige hutten in de Biesbosch, ver verwijderd van thuis. Een bekende uitdrukking uit die tijd was “Roeien tot de dood en verder op de zeilen”, en dat brengt ons weer bij polder De Dood. Online is te lezen: “De griendwerkers gingen ‘s maandags de Biesbosch in en kwamen er ‘s zaterdags weer uit. Dit betekende vaak zo’n drie uur roeien. Daarbij keek men naar het getijde, dat toen tussen de één en twee meter lag. In het staartje van de vloed werd van wal gegaan, waardoor men kon profiteren van het afgaand tij, om gemakkelijk diep de Biesbosch in de roeien. Ging men weer terug op zaterdag, dan profiteerde men van het opgaand tij om terug te varen. Er was een gezegde, dat in die tijd luidde: ‘Het is tobben tot de dood en dan zeilen’. De polder ‘De Dood’ lag ongeveer in het midden van de Biesbosch. Hiermee werd bedoeld, dat men tot vlak voor deze polder nog tegen de stroom in roeide, waarop het tij keerde en men het laatste deel op het getijde mee kon drijven. Kijk dus even op je kaart waar de polder ‘De Dood’ ligt.”
Een mooi aanknopingspunt om in onze kaartencollectie op zoek te gaan naar de polder met deze intrigerende naam.

Onze oudste kaart met vermelding polder De Dood is onderstaande uit 1842. Afgebeeld zijn de Biesbosch en Het Bergse Veld, een ondiepe binnenzee met droogvallende platen, ontstaan na de Sint-Elisabethsvloed van november 1421. Vóór die tijd lag hier de Grote of Zuid-Hollandse Waard: een uitgestrekt landbouwgebied tussen Geertruidenberg en Dordrecht, omgeven door een ringdijk en aangelegd in de 13e eeuw. Door een stormvloed bezweken diverse verwaarloosde dijken en stroomde het land vol water. Dorpjes werden verzwolgen, zo’n 3.000 mensen verdronken.
Nieuwe Kaart van het gedeelte der in 1421 verdronken Zuid Hollandschen Waard bekend
onder den naam van Biesbosch en Bergsche Veld.
 Lithografie. Maker onbekend. Datering: 1842.
Formaat: 37 x 43 cm. Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / West / Biesbosch / 1842 (1) 
Op onderstaande uitsnede van deze kaart is te zien dat er in 1842 drie polders waren met het woord dood erin: de Beneden-dood of Bloemplaat, de Boven-dood of Moordplaat en de Nieuwe dood. In de tabel rechts staat dat bekading van de eerste twee polders plaats vond in 1813, en die van de Nieuwe dood in 1830. Op de Beneden-dood zijn een huis en een eendenkooi ingetekend. En op die plek staat nog steeds een huis, in de jaren 1950-1970 gefotografeerd door Van Giersbergen.
Uitsnede van: Nieuwe Kaart van het gedeelte der in 1421 verdronken Zuid
Hollandschen Waard bekend onder den naam Van Biesbosch en Bergsche Veld

De Werkendamse notabelen Gerard van Houweninge en zijn schoonzoon Bastiaan Verheij van den Boogaard kochten in 1813 polder de Bloemplaat. Op het moment van aankoop waren hier nog geen grienden, maar een twintigtal jaar later waren al tientallen hectares aangeplant. Rond 1916 was de polder nog verder gecultiveerd, zoals te zien is op onderstaande uitsnede van een kaart uit dat jaar.
Uitsnede van een kaart van de Biesbosch. Lithografie. Maker onbekend. Datering: 1916.
Formaat gehele kaart: 25 x 41,5 cm. Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / West / Biesbosch / 1916 (1)
In 1851 kocht Gijsbert van Tienhoven (1801-1864) - gehuwd met Klasina Christina van den Boogaard (1806-1864) – van zijn oom Bastiaan de Bloemplaat of Beneden-Dood plus de aangrenzende polder Nieuwe Dood. Overigens bezat aannemer Gijsbert nog veel meer grond in de Biesbosch en het Land van Heusden en Altena. Gijsbert en Klasina waren de grootouders van onder andere Pieter G. van Tienhoven (1875-1953). Hij werd zelfbenoemd rentmeester van de eigendommen van de Van Tienhovens in de Biesbosch. Pieter was daarnaast medeoprichter, bestuurslid en penningmeester van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Anders dan natuurbeschermer Jac. P. Thijsse, de initiator van Natuurmonumenten, was Pieter vooral de financiële strateeg die gespitst was op uitbreiding van het grondbezit van de vereniging. Frank Saris geeft in zijn boek Rentmeester van nature (2024) een interessante uiteenzetting over deze man en het karakter van natuurbescherming begin 20e eeuw. Maar daar gaan we in een van de volgende blogberichten nader op in. Uiteindelijk was familie Van Tienhoven ruim 99 jaar lang eigenaar en uitbater van deze polder. De Tilburgse aannemer J.G. Heijnen kocht in 1950 alles op en zette de exploitatie van de grienden voort, maar slechts voor acht jaar. In 1958 werd Staasbosbeheer de nieuwe eigenaar, en dat is nu nog steeds zo.
Dankzij een eigenzinnige medewerker van Staatsbosbeheer werd de polder een natuurontwikkelingsgebied avant-la-lettre. Consulent Wil Thijsen ging na een storm in 1962 namelijk tegen de gevestigde mores in. Een groot gat was in de dijk van De Dood geslagen. Thijsen stond voor de keuze: dure herstelwerkzaamheden laten verrichten of niks doen. Hij koos expliciet voor het laatste en daarmee werd de eerste ontpoldering in Nederland een feit. Het getij kreeg vrij spel en het water kon vrij in en uit de polder stromen: De Dood was een zogenaamde rijdende polder geworden. Dit bleek een gouden zet voor de natuur, want de vogelstand kende een explosieve toename. Maar Thijsen kreeg voor zijn ‘nalatigheid’ een officiële berisping. Later kwam men tot het inzicht dat ruimte geven aan de natuur juist kan leiden tot waardevolle ontwikkelingen. Polder De Dood is mede dankzij Wil Thijsen een belangrijk natuur- c.q. vogelreservaat geworden.

Een andere naam die niet onvermeld mag blijven in het kader van deze polder is die van Dirk Fey. Deze vogel- annex boswachter trad in 1965 in dienst bij Staatsbosbeheer en werkte hier ruim 43 jaar. Samen met zijn gezin betrok hij het huis op polder De Dood, hieronder ingetekend op een waterkaart van de ANWB.
Uitsnede van: Biesbosch ANWB Waterkaart. Kleurenoffset. Uitgever: ANWB. Datering: 1977.
Formaat: 60,5 x 76 cm. Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / West / Biesbosch / 1977 (1)
In De tijd kent geen genade (Westerhout, 2020) staan twee foto’s van het huis op De Dood (pag. 266 en pag. 264). Westerhout schrijft dat het oorspronkelijk huis uit 1826 door een brand werd verwoest in 1915. Op dezelfde plek werd dat jaar een nieuw huis gebouwd. In 1939 volgde een grote verbouwing, waarbij onder andere een piramidevormig dak werd aangebracht. In 1988 werd wederom verbouwd, waarbij de buitendeur werd verplaatst van de zuidelijke naar de noordelijke gevel.

Een laatste speurtocht in onze kaartencollectie levert onderstaand juweeltje op. F.W. Michels maakte deze kaart in 1973 in opdracht van N.V. Waterwinningsbedrijf Brabantse Biesbosch. Het bedrijf wilde op 13 augustus 1974, de dag van de officiële ingebruikname van de spaarbekkens, laten zien hoe de Biesbosch erbij lag vóór de aanleg van die bekkens. Naast de kaart verscheen het boekwerkje De Biesbosch, waarin Michels een gedetailleerde toelichting geeft op zijn werk. De kaart blinkt uit in detaillering: namen van polders en boerderijen, vermeldingen van de talrijke eendenkooien, fraaie sierletters, een gravure van een geschilderd tweeluik, de gemeentewapens van omliggende plaatsen, en dat alles omlijst met 156 miniatuurtjes van planten, dieren en andere zaken uit de Biesbosch. De liefhebber kan hier veel kijkplezier aan beleven.
De Biesbosch tussen Nieuwe Merwede, Amer en Land van Heusden en Altena.
Gekleurde fotolithografie. Maker: F.W. Michels. Formaat: 67 x 92 cm. Datering: 1973.
Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / West / Biesbosch / 1973 (1)
Hier en daar staan korte toelichtende tekstjes op de kaart. Zo ook bij ‘onze’ polder: De Dood Ao. 1813. Dijkbreuken dec. 1962. Sindsdien “rijdende polder”, en staatsnatuurreservaat, tezamen met de Vloedbossen, omsloten door Binnen- en Buitenkooigat, Gat v.d. Slek, en Gat v.d. Turfzak.
Uitsnede van: De Biesbosch tussen Nieuwe Merwede, Amer en Land van Heusden en Altena
Tot zover de duik in onze collectie, en dat alles naar aanleiding van een foto met een intrigerend opschrift. De Brabant-Collectie herbergt nog veel meer informatie over de Biesbosch, dus een bezoek aan ons is zeker de moeite waard. Digitaal kan dat uiteraard ook: zoeken op Biesbosch in BCfinder levert een schat aan informatie op.

Bronnen en verder lezen:
  • K. Mennen: Natuurbeschermers: een politieke gescheidenis van de natuurbeschermingsbeweging (1930-1960). Hilversum: Verloren, 2025. Vindplaats: NGE W3 MENN 2025
  • F.W. Michels e.a.: De Biesbosch. 's-Gravenhage: Mouton; Rotterdam: Waterwinningbedrijf Brabantse Biesbosch, 1974. Vindplaats: CBM B 02027
  • F. Saris e.a.: De Biesbosch: na zes eeuwen, land van het (weer) levende water. Woudrichem: Pictures Publishers 2021. Vindplaats: BRA W SARI 2021
  • F. Saris: Rentmeester van nature: Pieter G. van Tienhoven 1875-1953. Gorredijk: Noordboek, 2024. Vindplaats: NGE A7 SARI 2024
  • T. Westerhout: De tijd kent geen genade: zes eeuwen werken en wonen in en rond de Biesbosch: bevochten water, herwonnen land en de verdwenen polders in de Zuidwaard. Werkendam: De Angelot, 2020. Vindplaats: BRA Y WEST 2020
  • Online resource: West-Vlaamse Intercommunale Dienstverlenende Vereniging: Wilgenkartering in de Brabantse, Sliedrechtse en Dordtse Biesbosch 2012-2013. Uitgave april 2014. Klik hier.
  • W. van Wijk: Het Biesbosch boek. Zwolle: Waanders, 2009. Vindplaats: BRA W4 WIJK 2009
  • W. van Wijk: Historische atlas van de Biesbosch: zes eeuwen Biesbosch in 79 kaarten. Zwolle: WBOOKS, 2021. Vindplaats: BRA Z4 WIJK 2021

donderdag 26 juni 2025

Het boerenleven. Zien met hart en ogen: Martien Coppens (1908-1986)

Zaaier. Eindhoven (omgeving Eckart), circa 1930-1935.
(Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam | Brabant-Collectie, Tilburg University)
Veertig jaar na het vertrek van Vincent van Gogh uit Nuenen startte Martien Coppens in 1922 met het fotograferen van het landschap, het leven en werken op het platteland en de mensen uit de Kempen en de Peel.
Coppens was de oudste zoon van een klompenmaker uit Lieshout. Tijdens zijn middelbare schooltijd raakte hij gefascineerd door fotografie. Na zijn studie aan de Bayerische Staatslehranstalt für Lichtbildwesen in München opende Martien Coppens in 1932 een portretatelier en fotozaak in Eindhoven. Coppens wordt wel de beeldhouwer onder de fotografen genoemd. Kenmerkend is zijn beheersing van de techniek: hij was een meester in het doordrukken en tegenhouden bij het vergroten. Hij wilde “licht-rhythme” bereiken: de verdeling van licht-donker. Hij dankte zijn bekendheid vooral aan zijn foto’s van Brabantse boerenkoppen, waarvoor hij veel verder ging dan enkel het maken van een portret. In beeldreeksen van twee tot soms wel tien foto’s van dezelfde persoon trachtte Coppens door te dringen tot “het wezenlijke in de mens… de echtheid”. Coppens keek als fotograaf naar zijn onderwerpen met hart en ogen. 
Martien Coppens liet een indrukwekkend fotografisch oeuvre na, een immense productie van zeventig fotoboeken en talrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland. De geselecteerde foto’s op deze tentoonstelling tonen een sterke verwantschap met de schilderijen, tekeningen en schetsen van Van Gogh. Coppens legde het boerenleven, de huisnijverheid en de mensen vast, zoals Van Gogh ze gezien zou kunnen hebben.
Dit beeldverhaal toont het boerenleven, een geliefd onderwerp voor zowel Van Gogh als Coppens. Door het ploegen en zaaien bereidde men in maart het land voor op het naderende groeiseizoen. Het maaien en binnenhalen van het koren gebeurde in juli en augustus. Beide kunstenaars verbeeldden veelvuldig boeren en boerinnen die ploegen, zaaien, spitten, aardappels rooien, maaien, binden en oogsten. Maar ook het schaften werd vastgelegd.

“Zoo men van verweerde koppen kan spreken, dan hier. De zware arbeid waarin, krom als de bikkels en de dennen, de zwoeger naar de aarde buigt, de wind, de regen en de felle zon, zij boetseerden dit gelaat.”  (Antoon Coolen: Rond de Peel, 1937)

Ploegen en zaaien. Nuenen, circa 1935-1940.
(Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam | Brabant-Collectie, Tilburg University)

Geknielde vrouw rooit aardappelen. Eindhoven (omgeving Eckart),1940.
(Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam | Brabant-Collectie, Tilburg University)

Boer Nard Vogels en anderen schaften tijdens de oogst.
Eindhoven (omgeving Vlokhoven), circa 1935-1940.
 
(Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam | Brabant-Collectie, Tilburg University)

Het binnenhalen van de oogst. Omgeving Eindhoven, circa 1940.
(Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam | Brabant-Collectie, Tilburg University)
De fototentoonstelling was eerder te zien tot 14 september, maar is wegens succes verlengd tot 20 oktober 2025 (in het Van Gogh Village Museum, Berg 29, 5671 CA Nuenen).

Deze bijdrage van Emy Thorissen is eerder gepubliceerd in het tijdschrift In Brabant, jg. 16, nr. 2 (juni 2025), p. 44-55. Bekijk de pdf van het beeldverhaal.

dinsdag 24 juni 2025

Persbericht | Fototentoonstelling 'Zien met hart en ogen: Martien Coppens (1908-1986)' in het Van Gogh Village Museum

EXPOSITIE IS WEGENS SUCCES VERLENGD TOT 20 OKTOBER 2025

Vanaf 22 maart kunnen bezoekers van het Van Gogh Village Museum in Nuenen weer genieten van een nieuwe wisseltentoonstelling. Deze foto-expositie is een coproductie met de Brabant-Collectie (Tilburg University). Deze keer duiken we in het werk en leven van de beroemde Brabantse fotograaf Martien Coppens (1908-1986). In 1922 startte hij met het fotograferen van het landschap, het leven en werken op het platteland en de mensen uit de Kempen en de Peel. Nooit eerder werd het werk van Coppens op deze manier geëxposeerd.

Martien Coppens

Coppens was de oudste zoon van een klompenmaker uit Lieshout. Na zijn studie opende Coppens in 1932 een portretatelier en fotozaak in Eindhoven. Hij dankt zijn bekendheid vooral aan zijn foto’s van Brabantse boerenkoppen, waarvoor hij veel verder ging dan enkel het maken van een portret. In beeldreeksen van twee tot soms wel tien foto’s van dezelfde persoon trachtte Coppens door te dringen tot “het wezenlijke in de mens… de echtheid”. Coppens keek als fotograaf naar zijn onderwerpen met hart en ogen.

Mieke van Gerwen. Helmond (Brouwhuis), 1933.
Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. Brabant-Collectie, Tilburg University. 

Boer Nard Vogels aan het maaien met handzeis. Eindhoven (omgeving Vlokhoven), circa 1935-1940.
Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. Brabant-Collectie, Tilburg University.

Hein Nieuwenhuizen. Son (Ekkersrijt), 1933. 
Foto: Martien Coppens. © Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. Brabant-Collectie, Tilburg University.

Coppens en Van Gogh

Veertig jaar na het vertrek van Vincent van Gogh uit Nuenen startte Martien Coppens met fotograferen. De geselecteerde foto’s op deze tentoonstelling tonen een sterke verwantschap met de schilderijen, tekeningen en schetsen van Van Gogh. Coppens legde het boerenleven, de huisnijverheid en de mensen vast, zoals Van Gogh ze gezien zou kunnen hebben.

Zien met hart en ogen

De expositie 'Zien met hart en ogen' is te bezoeken in het Van Gogh Village Museum van 22 maart tot en met 15 september 2025. Een bezoek aan de fototentoonstelling is inbegrepen bij een museumbezoek. Van Gogh Village Museum organiseert deze tijdelijke tentoonstelling in samenwerking met de Brabant-Collectie (Tilburg University) met Emy Thorissen als curator. Ben van Kemenade verzorgt de ruimtelijke en grafische vormgeving. Met dank aan Stichting Archief Martien Coppens en het Nederlands Fotomuseum Rotterdam.

Wisseltentoonstellingen in het Van Gogh Village Museum

In 2023 heropende het uitgebreide Van Gogh Village Museum. In de nieuwbouw is ruimte gecreëerd voor wisseltentoonstellingen. Zo exposeerden er al verschillende hedendaagse kunstenaars met werk geïnspireerd door Vincent van Gogh. Bezoekers kunnen elk jaar twee verschillende wisseltentoonstellingen verwachten.

In de pers verschenen artikelen in Eindhovens DagbladBrabant-Cultureel en De Nuenense Krant (p. 3). Daarnaast bracht de Lokale Omroep Nuenen een film uit over de expositie met diverse interviews en zij toont een foto-impressie van de opening op haar site. Zie ook VisitBrabant.

dinsdag 17 juni 2025

Een onbekend architect, maar een aanzienlijk oeuvre

Omdat aan beroemde architecten vaak al één of meer monografieën zijn gewijd, is het interessanter om ook onbekendere bouwmeesters eens onder de loep te nemen. Want in iedere gemeente, groot of klein, staan opvallende gebouwen (woningen, maar net zo vaak kerken en gebouwen van instellingen), waarbij je je soms afvraagt wie er voor het ontwerp heeft getekend. Als je al hun namen op een rij zet, kom je tot een keur aan onbekende architecten. Het is daarom dat hier aandacht wordt besteed aan de monografie uit 2024 over architect en aannemer Jacques van Groenendael (1864-1932), van de hand van Mart J.M. Franken.


In het voorwoord verklaart Franken hoe hij tot dit onderwerp is gekomen. Veel van de informatie die in het boek is verwerkt, is bijeengebracht door Gerrit Louwe, die er vanwege een hersenbloeding zelf geen publicatie van kan maken. Wanneer je het leven van Jacques van Groenendael bestudeert, ontkom je er niet aan om de hele familie aan een nadere inspectie te onderwerpen. In het hoofdstuk waarin de levensloop wordt geschetst, worden de verschillende generaties over het voetlicht gebracht. Ook wordt hier duidelijk gemaakt dat toeschrijvingen van bepaalde bouwwerken aan de architectenfamilie ‘Van Groenendael’ soms (deels) onjuist zijn, wat mede wordt veroorzaakt door de overeenkomst van de voorletter J. (Jan, Jacques, Jean junior én Jean senior).

Jacques van Groenendael is geboren in het Limburgse Nunhem. De resultaten van zijn bouwwerkzaamheden staan verspreid over het hele land. Een groot deel van zijn carrière was hij ook actief als aannemer, onder andere bij religieuze bouwwerken van bekende architecten als Jan Stuyt, Joseph en ook Pierre Cuypers. Het kolossale grootseminarie Bovendonk in Hoeven (1903-1905, kerk 1922), een ontwerp van laatstgenoemde, is hiervan waarschijnlijk het meest in het oog springende voorbeeld. In het Bisdom Breda werd hiermee zijn naam gevestigd en dit deed hem waarschijnlijk besluiten zich in Breda te vestigen. Hier kreeg hij het grootste deel van zijn opdrachten.


Om zijn plaats binnen de Nederlandse architectuur te kunnen bepalen, is een hoofdstuk over de architectuurhistorische context aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw van belang. De neogotiek, zoals die met name tot uiting komt in de kerkenbouw, is voor Van Groenendael een belangrijk aanknopingspunt. Maar hij past ook andere stijlvormen toe, zo bewijzen een flink aantal voorbeelden die in de publicatie de revue passeren. Naast kerken komen ook ‘chalet’-villa’s, pastorieën, onderwijzerswoningen, scholen en kloosters - vooral in het bisdom Breda - aan bod. Boeiend is de uitstap naar zijn sociale woningbouwproject in de wijk Sint Anneke in Breda uit 1919. Het laatste hoofdstuk biedt een oeuvre-overzicht van 107 projecten waarbij Van Groenendael als architect betrokken was (of zijn naam genoemd is). Het boek wordt afgesloten met een degelijk personen- en plaatsnamenregister. 

Mede door het vele beeldmateriaal (bouwtekeningen, oude en nieuwe foto’s) is een heel levendig boek tot stand gekomen, waarin we een goed beeld krijgen van een architect die misschien met naam niet zo bekend is, maar wiens (ook vele Brabantse) bouwwerken tot op de dag van vandaag aansprekend en beeldbepalend zijn.

Het boek bevindt zich in de open opstelling van de Brabant-Collectie (nivo 0) en heeft de signatuur BRA J3 FRAN 2024

dinsdag 3 juni 2025

Deelname Night University 2025 ‘Het bovennatuurlijke en andere curiosa’

Donderdagavond 15 mei jl. vond Night University, het jaarlijkse campus- en wetenschapsfestival, plaats. Als thema voor de rondleiding in de Library was gekozen voor het bovennatuurlijke. De universiteitsbibliotheek en Brabant-Collectie stonden geheel in dit teken.

Night University 2025 met het Library gebouw (uiterst rechts).
(Foto: Night University, Tilburg University)

Buiten de Library, aan de voet van trap, nodigden medewerkers van Library Support in speciale outfits passanten uit deel te nemen aan een tour door het gebouw. Bezoekers werden vervolgens meegenomen door het depot van de universiteitsbibliotheek. Daar gaf Andrew Cartwright een voordracht met muziek.

Andrew Cartwright in het depot.
(Foto: Frank van Oirschot, Tilburg University)

Na deze performance kon iedereen bij de Brabant-Collectie een blik werpen op de mini-expositie Kinderboeken ‘between the Exceptional and the Everyday’. In de raadpleegruimte verwelkomde bibliothecaris Pia van Kroonenburgh de verschillende groepen met een keur aan bijzondere materialen passend bij het bovennatuurlijke.

Pia van Kroonenburgh met een groep in de raadpleegruimte,
op de voorgrond de mini-expositie met kinderboeken.
(Foto: Frank van Oirschot, Tilburg University)
Daarbij sprak het uit het Latijn vertaalde werk van de Zwitserse theoloog Ludwig Lavater (1527-1586) het publiek bijzonder aan. Hierin wordt een nuchtere analyse gegeven van het verschijnsel van spokerij en spoken. Op grond van de bijbel, kerkvaders, historieschrijvers en gegevens van tijdgenoten werd aangetoond dat ook spoken en geesten het werk van God zijn. 
Frontispiece en titelpagina.
Lavater, Ludwig, Ludovicus Lavaterus van de spooken, nagt-geesten, en andere diergelijke verschijningen : verdeelt in drie deelen, met bewijs, I. Dat ’er spooken zijn. II. Wat de spooken zijn. III. Waerom God toelaet dat sy verschijnen ,Tot Gorinchem : By Paulus Vink, 1681

Deze eigentijdse publicaties over spokerijen in Brabant gaven hierop een visuele aanvulling.

Voorbeelden van bloedwonderen en mirakelen van allerlei aard illustreerden het geheel. Zo waren er bijvoorbeeld prentjes ter herinnering aan de Bloedmirakelen van Boxtel en Boxmeer te zien. Ook prentbriefkaarten van wonderbomen in Handel en Heeze en wonderdokter Colson uit Ginneken werden getoond. De kruisboom uit Heeze zou naar verluidt verlichting kunnen bieden bij kiespijn. Heilige bomen op bedevaartvaantjes met de kapellen van O.L. Vrouw van de Heilige Eik te Oirschot en O.L. Vrouw ter Linde in Uden vulden dit aan. Ook werd er curiosa getoond aan de hand van talrijke objecten te kust en te keur qua materialiteit, een bijzonder rozenportret en de oudste Brabantse kaart.

Door de pro-Palestina demonstratie en bezetting van Dante Building eindigde het programma eerder dan verwacht. Het was een zeer geslaagde avond, waarop tien groepen met in totaal circa 100 bezoekers van 8 tot 80 jaar oud zijn rondgeleid. De reacties waren zonder uitzondering positief en enthousiast. Een initiatief dat in de toekomst zeker voor herhaling vatbaar is.