Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 24 maart 2025

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Megen naar Reek

Etappe 12 Zuiderwaterlinie Wandelpad (25 km)

We gaan verder waar we de vorige keer gestopt zijn: knooppunt 53 op de Maasdijk in Megen. Vrijwel meteen lopen we het poldergebied in. Omkijkend kunnen we nog een laatste blik werpen op de fraaie vestingstad.
Zicht op Megen vanaf de Rulstraat (juni 2024). © Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Bij Maasdijk nr. 81 zijn de restanten aanwezig van de slotgracht van het voormalige kasteel van Dieden, gebouwd 1369 en dertig jaar later veroverd door de hertog van Gelre. Vanaf deze strategische plek kon de doorwaadbare plaats in de Maas goed in het oog worden gehouden. Vanaf 1724 was de vooraanstaande familie Singendonck uit Nijmegen de eigenaar; zij gebruikten het kasteel als buitenhuis. In 1875 verkochten ze het aan margarinefabrikant Jurgens, maar niet veel later werd het bouwwerk gesloopt.
Iets verderop staat op een zandrug van de Maas de Sint-Laurentiuskerk, waarvan de oudste delen stammen uit de 13e eeuw.
Kerk te Dieden. Foto. Maker onbekend. Datering: 1925-1940.
Formaat: 17 x 12 cm. Vindplaats: D 41 / 411.11 Nede (1)
Sint-Laurentiuskerk in Dieden (juni 2024). © Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University 
Dieden was lang een zelfstandige heerlijkheid die deel uitmaakte van het Land van Maas en Waal, behorend bij het hertogdom Gelre. Tot 1810 was het een zelfstandige gemeente, sinds januari 2003 valt het onder Oss.

Na Dieden gaat de route door de uiterwaarden van de Maas. Hier wordt in het kader van het project Meanderende Maas gewerkt aan het versterken van de dijk van Ravenstein tot de sluis bij Lith. De Maas wordt aan Gelderse en Brabantse zijde meer ruimte gegeven en het gebied wordt mooier en economisch sterker gemaakt, aldus het projectplan. Soms is de wandelroute hier afgesloten (bijvoorbeeld vanwege stieren in de wei) en bij hoge waterstanden kan het pad niet of moeilijk begaanbaar zijn. Is dat het geval, blijf dan doorlopen op de Maasdijk tot Ravenstein. Je passeert dan de dorpjes Demen en Neerlangel. In laatstgenoemde plaats staat de Sint-Jan de Doperkerk.
Sint-Jan de Doperkerk, Neerlangel. Aquarel. Maker: R.A.A. van Claarenbeek.
Datering: 1869. Formaat: 32,8 x 19,6 cm. Vindplaats: N 18 / 411.11 Joha (1)
Reinerius Aloysius Arnoldus van Claarenbeek (1813-1896), maker van bovenstaande aquarel, was naast burgemeester van Ravenstein (1851-1896) een verdienstelijk tekenaar. Zo maakte hij een handgeschreven boek, het zogenaamde Burgemeestersboek, vol tekeningen en kaarten van stad en Land van Ravenstein. Dit boek bevindt zich in het Stadsarchief Oss. Van Claarenbeek legde de Sint-Jan de Doperkerk in 1869 vast, vlak voordat het oorspronkelijke zaalkerkje werd afgebroken. Op de fundamenten verrees de huidige neogotische kerk. De originele tufstenen toren bleef gespaard en is daarmee het oudste romaanse bouwwerk van Noord-Brabant.

We bereiken Ravenstein, in 1360 gesticht door Walraven van Valkenburg, leenman van de hertog van Brabant. Hij liet een kasteel bouwen aan de oever van de Maas om tol te kunnen heffen op langsvarende schepen. In 1818 is het kasteel gesloopt. De oorspronkelijke binnenplaats is nu een klein stadsparkje. De Kasteelse Poort waar we onderdoor lopen, verbond ooit de voorburcht van het kasteel met de stad. Onderstaande prent uit de Brabant-Collectie geeft een impressie van hoe het kasteel eruit heeft gezien.
Prospectus Castelli Ravestyn. Ets van Hendrik Causé naar een tekening van 
Jacques van Croes. Datering: 17e eeuw. Formaat: 16,9 x 28,8 cm. Vindplaats: R 22 / 820.11 (1)
Ravenstein en omgeving vormden lange tijd een zelfstandige heerlijkheid die geen deel uitmaakte van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Begin 16e eeuw werd de stad versterkt met wallen en bastions. Ruim een eeuw later, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, vonden nieuwe versterkingen plaats en kreeg Ravenstein haar grootste omvang als vestingstad. De Franse bezetting in 1794 markeerde het einde van de onafhankelijkheid.
Ravensteyn 1628. Aquarel. Maker onbekend. Datering: 1628.
Formaat: 47,8 x 61,2 cm. Vindplaats: R 22 / 020 (5)
Op het einde van de Sint-Luciastraat komen we bij een pleintje waar het voormalige Raadhuis staat. Hierin zijn nu een restaurant en het Toeristisch Informatiecentrum Ravenstein gevestigd.
Zicht op het oude Raadhuis van Ravenstein (juni 2024)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Markt, Ravenstein. Prentbriefkaart. Maker en datering onbekend.
Formaat: 9 x 14 cm. Vindplaats: pbk-R 22 / 121 Mark (1)
Als we ons omdraaien, zien we de Sint-Luciakerk.
De torens van de H. Lucia Kerk te Ravenstein. Maker: Martien F.J. Coppens.
Datering: vóór 1952. Formaat: 10,5 x 15 cm. Vindplaats: pbk-R 22 / 411.11 Luci (1)
We lopen verder, passeren Neerloon en komen in natuurgebied Keent dat onder beheer valt van Brabants Landschap. Bij de ingang van het gebied staat een gedenkteken ter nagedachtenis aan het in 1927 aangelegde vliegveld dat een belangrijke rol speelde bij de bevrijding in 1944.
Gedenkteken vliegveld Keent (juni 2024). © Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Het gebied waar we doorheen lopen, is tussen 2010-2014 grootschalig heringericht. Zo is een in 1938 afgesneden en dichtgegroeide Maasarm over een lengte van 4 km uitgegraven en aan één zijde weer aan de rivier getakt. Er zijn natuurlijke oevers aangelegd en agrarische gronden zijn omgevormd naar natuur. Vrij rondlopende kuddes runderen en paarden houden het gebied open. Een heerlijk struingebied voor de natuurliefhebber dus, maar tevens een prima manier om ruimte te geven aan de rivier bij hoogwater.
Overigens had de normalisatie van de Maas voor Keent nogal wat gevolgen. Het dorp maakte eerst deel uit van Balgoij in Gelderland, maar door de bochtafsnijding kwam het in provincie Noord-Brabant te liggen. Onderstaande manuscriptkaart van R.A.A. van Claarenbeek, de tekenende burgemeester die we al eerder tegenkwamen, toont het gebied waar we doorheen wandelen van vóór de afsnijding van de Maasarm.
Kaart van de Gemeenten Dennenburg, Deurzen, Huisseling etc. Gekleurde pentekening.
Maker: R.A.A. van Claarenbeek. Datering: 1862. Formaat: 46,5 x 62 cm.
Vindplaats: Provincie Noord-Brabant / Oost / Ravenstein / 1862 (1) 
Het is nu nog even flink doorstappen op de laatste kilometers van deze lange wandeling. We lopen zuidwaarts en passeren Reek. Tot slot lopen we nog door het verrassend mooie natuurgebiedje de Gaalse Heide. Overblijfselen van een grafheuvel tonen aan dat dit gebied al bewoond was rond 6000 voor Christus. De laatste historische plek van vandaag is de Mineursberg op de Reekse Heide. Hier hadden de mineurs in de tijd van Napoleon (1806-1813) een oefenterrein. Momenteel is er een opleidings- en trainingscentrum voor de Genie gevestigd.
Knooppunt 45 is het eindpunt van vandaag. De volgende keer lopen we de laatste etappe van het Zuiderwaterlinie Wandelpad naar Grave.

Verder lezen:
  • W. Boeijen: "Het vergeten vliegveld Keent/Airstrip B82 Grave". Schaijk: St. Het Boekenfonds van de Heemkundekring Schaijk-Reek, 1994. Vindplaats: BRA N3 BOEI 1994
  • C. Boerboom e.a.: Neerlangel vertelt: van 1900 tot heden. Neerlangel: St. Neerlangel Historie en Toekomst, 2005. Vindplaats: BRA Y3 BOER 2005
  • M. van den Broek: Dieden-Oijen: Gelders of Brabants? In: Tussen Maas & Erfdijk: periodiek Heemkundekring Land van Ravenstein, 2024, nr. 33, pag. 18-19. Vindplaats: T 10996
  • T. Caspers: Buitengewoon: de tauros. In: Brabeau, 2021, nr. 4, pag. 84-89. Vindplaats: T 10855
  • T. van der Loop e.a.: Keent: omarmd door water. Ravenstein: Buurtvereniging Keent, 2015. Vindplaats: BRA Y3 LOOP 2015
  • J. Peters: Sint-Jan de Doper Neerlangel: ervaar de inspirerende eenvoud van "de kleine Sint-Jan". Nijmegen: Thoben Offset, 2008. Vindplaats: BRA J3 PETE 2008
  • J. Verhoeckx: St. Lucia kerk te Ravenstein. S.l.: s.n., ca. 1980. Vindplaats: CBM B 42022
  • J. Vlemmix: De geschiedenis van het Land van Ravenstein. Ravenstein: Rotaryclub Schaijk-Land van Ravenstein, 2011. Vindplaats: BRA Y VLEM 2011
  • W. Wijnakker: Ravenstein, Huisseling, Koolwijk, Herpen, Overlangel, Keent, Neerloon, Deursen, Dennenburg, Dieden, Demen, Neerlangel. Ravenstein: Gemeente Ravenstein, 2002. Vindplaats: BRA Y WIJN 2002

maandag 24 februari 2025

Inkijkje in de Brabant-Collectie

Op dinsdag 11 februari jl. zette de Brabant-Collectie de deuren open voor medewerkers van de divisie Library & IT Services (LIS) van Tilburg University. Op die dag kon kennis worden gemaakt met de Brabant-Collectie, en meer in het bijzonder met een breed scala aan pareltjes uit die collectie. Aan de uitnodiging die naar de LIS-medewerkers was uitgegaan, was door een kleine veertig medewerkers gehoor gegeven. Deze werden verdeeld over zeven groepjes en kregen in drie etappes van elk twintig minuten een inkijkje in de Brabant-Collectie.

Als eerste vertelde afdelingshoofd Pia van Kroonenburgh over de geschiedenis en achtergronden van de Brabant-Collectie en, zoals we vroeger heetten, het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Behalve over de aantallen handschriften, oude drukken, nieuwe boeken, prenten, tekeningen, tijdschriftabonnementen, foto’s en prentbriefkaarten, werd ook verteld over hoe de collectie wordt ontsloten en zichtbaar gemaakt en hoe iedereen de collectie kan raadplegen. Ook werden drie tentoonstellingen gememoreerd die op korte termijn geopend gaan worden en in nauwe samenwerking met de Brabant-Collectie tot stand zijn gekomen.

Introductie op de Brabant-Collectie door Pia van Kroonenburgh (Foto: Ad van Pinxteren)

Vervolgens kwam elke groep bij informatiespecialist Corine Bon die een staalkaart van handschriften en oude drukken op de tafels had uitgestald en bij elk van deze objecten tekst en uitleg gaf. De belangstellenden kregen zo niet alleen een beeld van het vroegste verzamelbeleid van het Genootschap, maar ook van de collectie Brabantse drukken, met exemplaren uit verschillende eeuwen. Onder andere de Brabantse link met Menno van Coehoorn, kalligrafische werken en boekbandontwerpen van de Bossche kunstenaar Jan Sluijters - als een nieuw speerpunt in het verzamelbeleid - passeerden de revue. Fraaie voorbeelden van sierpapier en materialiteit in de collectie illustreerden het geheel.

Corine Bon geeft uitleg bij de handschriften en oude drukken (Foto: Ad van Pinxteren)

Als derde en afsluitende etappe toonde Ad van Pinxteren, eveneens informatiespecialist, voorbeelden van het ‘platte’ werk: de grafiek, tekeningen, prentbriefkaarten en fotografie. Ook hierbij was de grote diversiteit van de Brabant-Collectie duidelijk zichtbaar. Zo lag het oudste werk van de collectie op tafel: fragmenten uit een 14e-eeuws handschrift van Jacob van Maerlant’s Spieghel Historiael, afkomstig uit een oude boekband. Maar daarnaast ook topografische aquarellen uit Breda en ’s-Hertogenbosch, een prent met rozen waarin de silhouetten van onder anderen (toen nog) prins Willem II zijn verwerkt, en foto’s van Martien Coppens en de Tilburgse fotografe Rees Diepen.

Ad van Pinxteren licht enkele pareltjes uit de prenten- en tekeningencollectie toe (Foto: Pia van Kroonenburgh)

Afgaande op de nieuwsgierige vragen en reacties van de LIS-medewerkers kunnen we spreken van een succesvolle dag. Het inkijkje dat de Brabant-Collectie deze dag bood, was voor hen een verrassende (hernieuwde) kennismaking met die collectie. Na deze dag mochten we een twintigtal nieuwe abonnees op onze nieuwsbrief verwelkomen.

maandag 3 februari 2025

Wandelen door de Brabant-Collectie: Van Lith naar Megen

Etappe 11 Zuiderwaterlinie Wandelpad ( 22 km)

We beginnen onze wandeling vandaag bij knooppunt 43 en volgen de Lithse Dijk zo’n anderhalve kilometer in oostelijke richting. De woning op nummer 50 dateert uit 1686, is niet alleen een rijksmonument, maar ook het oudste huis van Lith. Kunstenaar, arts en schrijver Hendrik Wiegersma is hier in 1891 geboren.
Lithse Dijk 50 (april 2024). © Jolanda van den Akker 
Brabant-Collectie, Tilburg University

Portret van Hendrik Wiegersma. Foto. Maker en datering onbekend.
Formaat: 13,5 x 8,8 cm. Vindplaats: P / W 62 (3)
Zijn vader, Jacob Wiegersma, stond model voor dorpsdokter Tjerk van Taeke in de roman ‘Dorp aan de rivier’ (1934) van Antoon Coolen. Volgens dit artikel kreeg Van Taeke echter ook trekjes van zoon Hendrik mee. Het bandontwerp en de tekeningen van de eerste druk zijn gemaakt door Hendrik.
Omslag 1e druk: Antoon Coolen: Dorp aan de rivier
Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1934.
Vindplaats: CBM 459 A 28
Bij knooppunt 48 lopen we richting het veer, steken de Maas echter niet over, maar volgen het fiets-/wandelpad langs de Brabantse oevers van deze rivier. We passeren het sluizencomplex van Lith.
Stuw aan de Maas bij Lith, N.B. Foto. Maker: Jan van Giersbergen. Datering: 1950-1970.
Formaat: 13,1 x 17,9 cm. Vindplaats: Giersb_NB_34. © Brabant-Collectie, Tilburg University

Sluizencomplex Lith (april 2024). © Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Aangekomen bij de Oude Maas lopen we een stukje zuidwaarts en bereiken het fraaie dorpje Lithoijen. Dan volgen wederom enkele kilometers verhard lopen over de Lithoijense Dijk met links van ons de afgesneden Oude Maas-arm. Eventueel kun je in plaats hiervan kiezen voor een stukje natuurpad. Sla dan na de jachthaven linksaf en loop het natuurgebied in. Bij nat weer kan het hier erg drassig zijn. Volg je de dijk, en dus de oorspronkelijke route, dan passeer je bij knooppunt 48 het beeldhouwwerk Water, onze onstuimige vriend van Jan de Vries.
Water, onze onstuimige vriend van Jan de Vries (april 2024)
© Jolanda van den Akker / Brabant-Collectie, Tilburg University
Is het weer je gunstig gezind en zijn de waterstanden niet te hoog, ga dan zeker van de verharde Oijense Benedendijk af en struin door natuurgebied De Hemelrijkse Waard. Het gebied is nog vrij jong (geopend in 2017), maar heeft nu al een hoge natuurwaarde.
Volg je de struinroute, dan kom je na het passeren van de uitkijktoren weer op de dijk. We lopen langs de noordzijde van Oijen en passeren niet veel later het Kasteel van Oijen. De Brabant-Collectie bezit onder andere deze prent van het kasteel, vervaardigd door Hendrik Speelman naar een tekening van Cornelis Pronk. Hierin wordt de situatie geschetst van rond 1732.
't Kasteel Oyen. Ets. Maker: Hendrik Speelman. Datering: 1750-1792.
Formaat: 8,1 x 11 cm. Vindplaat: O 50 / 820.11 (2)
Het oorspronkelijke kasteel is in 1361 in opdracht van Maria van Brabant gebouwd. In 1511 sloopten 200 Bosschenaren op bevel van de Habsburgers het gebouw in tien dagen tijd. Zo’n 80 jaar later bouwde Johan van Gendt een nieuw kasteel op de fundamenten van de voorburcht. Vele verbouwingen volgden, maar ook een gedeeltelijke sloop in 1837. Tegenwoordig is het een groepsaccommodatie en trouwlocatie.
Kasteel van Oijen (april 2024). © Jolanda van den Akker
Brabant-Collectie, Tilburg University
Ook het volgende dorp op onze route, Macharen, zien we alleen van de noord- en oostzijde. Via de Dorpenweg steken we het Burgemeester Delenkanaal over en vervolgen onze weg aan de andere oever van het kanaal. Met zicht op de Maas lopen we naar Megen. Na alle kilometers over dijken en door de natuur is dit een fijne plek om de wandeling te eindigen. Voordat we de wandelschoenen uittrekken, maken we nog een klein ommetje door dit vestingstadje met een bewogen geschiedenis. De 16e eeuw kenmerkte zich door verwoestende branden en om de soevereiniteit van Megen werd vaak gevochten. Lange tijd was het een zelfstandig graafschap. In 1800 werd het onderdeel van Brabant en veertien jaar later van het Koninkrijk der Nederlanden. Verder staat Megen bekend om de kloosters van de Franciscanen en de Clarissen. Historische foto’s met begeleidende tekst op diverse gevels in het stadje geven je een indruk van hoe het er hier uit zag rond 1900. Zo ook onderstaande foto uit de Brabant-Collectie. Hierop is de Gevangentoren te zien, een laatste restant van de vestingwerken en een voormalige gevangenis.
Gevangentoren te Megen. Foto. Maker onbekend. Datering: 1902.
Formaat: 9 x 14,5 cm. Vindplaats: M 41.1 / 111 Geva (1)
Ter afsluiting deze overzichtskaart uit onze collectie die het gebied ten zuiden van de Maas toont; van Crèvecoeur in het westen tot Ravenstein in het oosten. Laatstgenoemde plaats gaan we de volgende keer uitgebreid verkennen op onze tocht naar Reek.
Seer net gemeete kaarten van de respective polders Mase en Achterdyken etc. Gekleurde
kopergravure, uitgegeven door Nicolaas Visscher II e.a. Datering: 1750-1799. Formaat: 
45 x 77,5 cm. Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / Oost / Maasland, Kwartier van / XVIII b/c (1)

Verder lezen:
  • A. Coolen: Dorp aan de rivier. Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1934. Vindplaats: CBM 459 A 28
  • J. Cunen: Het kasteel van Oijen. Oss: M.W. van Loosbroek, 1939. Vindplaats: BRA Y OSSE 7
  • H. van Liebergen: De Molenhof - Megen: de ontwikkeling van 'n kleine Brabantse stad: 1950-1968-2023. 's-Hertogenbosch: Harry van Liebergen, 2023. Vindplaats: BRA Y3 LIEB 2023
  • G. Ulijn: De geschiedenis van het graafschap Megen. Zaltbommel: Avanti, 1984. Vindplaats: BRA Y ULIJ 1984
  • G. Ulijn: Lith in oude ansichten, deel 1. Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1971. Vindplaats: BRA Z6 ANSI LITH/1
  • G. Ulijn: Lith in oude ansichten, deel 2. Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1980. Vindplaats: BRA Z6 ANSI LITH/2
  • Het kasteel Oijen. S.l.: s.n., 19xx. Vindplaats: TRE C 0265

woensdag 22 januari 2025

Sport in de Kempen en de Peel

De aanleiding voor dit bescheiden beeldverhaal vormt het honderdste geboortejaar van Gaston Remery (1924-2014). Zijn wieg stond in Asten. Als fotograaf legde hij Zuidoost-Brabant vast. Het vak leerde hij van buurman Sjef Simons en vanaf 1949 ging hij aan de slag. Hij werkte een aantal jaren bij Schulte en bij Princes te Helmond, maar ook in Breda en Boxmeer. Remery besloot voor zichzelf te beginnen en vestigde zich in 1957 als eerste fotograaf in Eersel. Hij legde zich vooral toe op pasfoto’s, portretten en reportages (bruidsparen, communicantjes, religieuze plechtigheden en bedrijfsfotografie). Van 1959 tot aan zijn pensioen in 1989 runde hij samen met zijn vrouw Corry Bekx de fotozaak aan de Dijk.

Op pad voor fotoreportages

De eerste tien jaar vervaardigde hij ook nieuwsfoto’s. In opdracht van de kranten Oost-Brabant en Eindhovens Dagblad trok hij op de fiets, en later op de brommer, met zijn Rolleiflex door de Kempen en de Peel om uiteenlopende gebeurtenissen vast te leggen. 

Vervolgens snelde hij zich naar zijn doka in verband met de deadline. De afdrukken gaf hij mee aan een BBA-chauffeur, die ze aan iemand van de krant op station Eindhoven afleverde. 

Zijn sportfoto’s zijn nauwelijks bekend. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig maakte Remery opnamen van kringsportdagen van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB) en de Katholieke Plattelands Jongeren (KPJ), ontstaan uit de Rooms Katholieke Jonge Boerenstand (RKJB) en de Boerinnen Jeugd Bond (BJB), in Kempische dorpen en in Sint Anthonis en Uden, gelegen aan de Peelrand. Een vast onderdeel was het groepsturnen, zoals gymnastiek met knots, hoepel en bal. Het vormen van menselijke piramides was de meest spectaculaire activiteit. Ook touwtrekken, hardlopen, hoogspringen en voetballen vonden plaats. 

Gymnastiek: menselijke piramide. Sportdag Bergeijk, 1959.
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie, Tilburg University) 
Tevens maakte hij reportages van wielerwedstrijden: van het inzegenen van de wielrenners met hun fiets voorafgaande aan de wedstrijd, het startschot, de koers zelf, de eindsprint tot de huldiging van de winnaar. Destijds organiseerde bijna ieder dorp zijn eigen wielerronde. Alle wielerclubs uit Brabant en Limburg, die aangesloten waren bij de R.K. Nederlandse Wielren Bond, namen hieraan deel met twee groepen: Nieuwelingen en Amateurs.
Wielerwedstrijd. Eersel, 1961. 
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie, Tilburg University)
In 1963 fotografeerde hij ook zogenaamde cafésporten in Eersel, die op clubniveau beoefend werden: biljartwedstrijden en handboogschietwedstrijden. Overdekte accommodaties bestonden toen nog niet. Het schieten vond vooral zomers in cafétuinen plaats.

Biljardwedstrijd. Eersel, 1963. 
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie, Tilburg University)
Gaston Remery was geen persfotograaf in hart en nieren. Desondanks wist hij toch vaak het juiste moment te vangen. Hij is vooral bekend geworden door zijn opnames van het boeren- en religieuze leven. Voorjaar 2008 droeg Remery zijn gehele fotografische oeuvre over aan de Brabant-Collectie. Momenteel is deze deels toegankelijk en online raadpleegbaar via beeldbank BCFinder.

Deze bijdrage van Emy Thorissen is eerder gepubliceerd in het tijdschrift In Brabant, jg. 15, nr. 4 (december 2024), p. 32-39. Bekijk de pdf van het beeldverhaal. 
Ook online gepubliceerd op 22 januari 2025 in de rubriek ‘Sprekend Verleden’ van Univers

maandag 13 januari 2025

Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan

 
Rechtestraat. Eindhoven. Prentbriefkaart. Links in beeld Boekhandel M.F. van Piere.
Maker onbekend. Datering: 1920-1923. Uitgever: Gebr. Rieter. Formaat: 9 x 14 cm.
Vindplaats: pbk-E 21 / 121 Rech (1)
Boekhandel Van Piere is in Eindhoven en wijde omtrek een begrip. Begonnen als een kleine kantoorboekhandel groeide de zaak uit tot een van de grootste boekwinkels van Nederland. Niet verwonderlijk dat er in de voorbije jaren drie uitgaves verschenen die de historie van deze winkel belichten.

27 mei 1848 moet een heuglijke dag geweest zijn voor kamerbehanger Martinus Franciscus van Piere en Catharina van den Broek, dochter van een winkelier. Niet alleen trouwen ze op die dag, ze openen ook hun kleine winkel met kantoorartikelen en boeken in hartje Eindhoven. Van Piere is een ondernemend man; in de daaropvolgende jaren opent hij tevens een drukkerij en start een uitgeverij die onder andere de Meierijsche Courant uitbrengt. In 1856 betrekt hij een pand op de hoek Rechtestraat – Kerkstraat: hier zal de winkel gaan floreren en uitgroeien tot een boekhandel van formaat en aanzien.
Portret van M.F. van Piere in: Antoon Coolen: Van en over en rond
de honderdjarige
. Pag. 6. Eindhoven: Van Piere, 1948. Vindplaats: CBM B 20963
Bij het eeuwfeest van de boekwinkel wordt Antoon Coolen gevraagd “een klein geschriftje samen te stellen”, waarvoor hij “allerlei jaartallen en data [heeft] gekregen”, zo is te lezen in zijn boekwerkje Van en over en rond de honderdjarige (pag. 7). Maar Coolen wil geen opsomming van dorre feitjes en jaartallen geven. Veeleer schetst hij een beeld van de tijd, waarin de winkel werd opgericht: “Het valt in die moeder-de-Ganstijd van het lang geleden zijn, in de tijd toen onze vaders nog niet waren geboren. Het was in de tijd van de snuitlamp en de postkoets, de Hildebrandse figuur van leven in het kleine betrek, en men moet de verbeelding te hulp roepen, om zich in te denken in het Eindhoven van die dagen.” (pag. 11). Ook deelt hij zijn persoonlijke herinneringen met de lezer: “Voor diezelfde ramen heb ik als kind gestaan, vol ongeduld naast de droom van mijn vader, en vóór alles niet bevroedend, dat ik in dat raam nog eens een boek zou zien liggen, tussen al de broederen in, dat, in die stemming van lente en knoppen, mij zou doen zeggen: Kijk, mijn boek is uit…” (pag. 19).
Omslag van: Antoon Coolen: Van en over en rond een honderdjarige.
Eindhoven: Van Piere, 1948. Vindplaats: CBM B 20963
Het is niet enkel voorspoed en groei bij Boekhandel Van Piere. Op 19 september 1944 wordt de dan vrij recente nieuwbouw volledig verwoest door het Duitse bombardement. De gehele boekencollectie, de schilderijen uit de kunsthandel en ook het bedrijfsarchief gaan verloren. Coolen schrijft: “Gelukkig had ik in handschrift een boek samengesteld bij gelegenheid van het veertigjarig jubileum van de heer B. Kessels als boekverkoper en voor dit geschrift had ik uit het archief geput.” (pag.34). Al snel worden plannen gemaakt voor wederopbouw, maar ten tijden van het boekje van Coolen was er enkel nog sprake van een kleine noodwinkel waar klanten op afspraak moesten worden geholpen.

In 1954 kan het nieuwe pand betrokken worden, zo is te lezen in 125 jaar VAN PIEREmenten om de cultuur en om de krenten, 1848-1973 van F.J.M. van Puijenbroek: “Na een geslaagde, goed voorbereide verhuizing, een nachtelijke oversteek van ruim 90.000 boeken, luidde op 11 november 1954 de triomfantelijke aankondiging: “Nu IS er een boekhandel gebouwd”. Onder overweldigende belangstelling vond dezelfde dag de opening plaats. Het gebouw, naar ontwerp van architekt C.H. de Bever, met uiteraard vele ideeën van de eigenaar, bevatte een verkoopruimte van 250 m2, waarin de boeken overzichtelijk in rubrieken gerangschikt stonden gesorteerd.” (pag. 63). Sociaal-historicus Van Puijenbroek werd “bereid [gevonden] de aktiviteiten van M.F. van Piere in het kader te plaatsen van de dynamische ontwikkeling van onze stad en in de belichting van de veranderende betekenis van het boek sinds 1848.” (pag. 5), aldus toenmalig directeur J.W.M. Kessels. In dit boekwerk geen literaire volzinnen, maar eerder 125 jaar bedrijfsgeschiedenis in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen in de periode 1848-1973.

Van Puijenbroek besluit zijn boek met de zin: “Wel áán de kerk, niet ín de kerk is daarbij een zakelijke gedragslijn geweest, door de openheid waarvan steeds meer mensen naar oud-Eindhovense zede zijn gaan zeggen: „’k zal morgen ’s naar Van Piere gaan”. (pag. 71). En dat sluit mooi aan bij de oproep die neerlandicus en heemkundige Hein Mandos april 1973 deed in het Mededelingen- en Contactblad van de Heemkundige studiekring “Kempenland” te Eindhoven: “Naar Van Piere gaan? Vele jaren geleden kreeg ik van de heer Kakebeke, destijds chef bij Boekhandel van Piere, een merkwaardig gegeven voor mijn verzameling van Brabantse spreekwoorden. Het luidde: Ik zal morgen is naar van Piere gaan. Dat zou in Eindhoven spreekwoordelijk zijn (geweest), zoals hem verzekerd was. Maar de betekenis ervan was hem niet duidelijk geworden. Moet het zo iets betekenen als een morgen-wandeling gaan maken? Wie kan hier uitkomst bieden? Dan gaarne een berichtje naar ondergetekende. Drs. H. Mandos.”
Mandos kreeg welgeteld één reactie op zijn vraag, en wel van Jan Kessels, de directeur van de boekwinkel. In nr. 14 van Mededelingen Kempenland schrijft hij: “Volgens de Heer J. Kessels kan de zin ervan niet veel meer geweest zijn dan: algemene informatie inwinnen bij moeilijkheden, waar men zo direct geen weg mee wist. En dat sloeg aanvankelijk niet zozeer op boeken als wel op zaken van farmaceutische aard, want het assortiment in allerlei zaken bij de firma was zo’n 125 jaar geleden heel wat uitgebreider dan nu. Hij [lees: J. Kessels] schrijft: In mijn jonge tijd moesten wij zondagsmorgens tussen 10 en 12 uur open zijn, omdat de dorpelingen naar de stad kwamen om Urbanuspillen te halen. Want voelde men zich niet zo goed, zodat men behoefte kreeg aan deze medicamenten, dan werd daarover gesproken. En degene die al gebruiker was, gaf als advies: bij van Piere aan de kerk kun je die dingen krijgen, waarop het antwoord geweest moet zijn: “Dan zal ik morgen ’s naar van Piere gaan.” (pag. 7-8). Mandos trekt hierop de conclusie: “Met de verdwijning van de Urbanuspillen uit de zaak sleet de uitdrukking natuurlijk af: ze werd zinloos.” (pag. 8). De Urbanuspil kende een grote populariteit in de 19e eeuw en werd door velen gezien als een soort wondermiddel.

Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan is tevens de titel van het in 2024 verschenen boek van Thom Aussems. Op verzoek van directeur Jan Verhagen schreef hij dit boek over 175 jaar Van Piere. Verhagen zegt in het voorwoord dat het geen omvangrijk boekwerk hoefde te worden, maar meer een ode aan de geschiedenis van de boekhandel en Eindhoven. En daarin is Aussems goed geslaagd. 
Het boek is verdeeld in vier perioden, die alle beginnen met een schets van de context: wat gebeurt er in Eindhoven, wat zijn de maatschappelijke ontwikkelingen en hoe ziet het culturele landschap eruit? Vervolgens bespreekt Aussems de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis van Van Piere.
Omslag van: Thom Aussems: Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan;
175 jaar geworteld in Eindhoven
. Eindhoven: Lecturis, 2024.
Vindplaats: BRA R3 AUSS 2024
Gesteund door de twee eerder verschenen publicaties en eigen aanvullend onderzoek geeft Aussems een goed beeld van de voorbije 175 jaar. Zijn gesprekken met (oud-)medewerkers vormen daarnaast een aanvulling op met name de afgelopen veertig jaar, die we gerust turbulent kunnen noemen. Eind jaren 1990 gaat het nog goed, als Bernard Kessels (vierde generatie na Martinus Franciscus van Piere) het familiebedrijf verkoopt aan Boekhandelsgroep Nederland (BGN). Van Piere verhuist naar de nieuwe Heuvelgalerij en wordt een megastore. BGN wordt Selexyz, een holding met in totaal 15 boekhandels verspreid over Nederland. Maar in 2012 gaat Selexyz failliet, en opvolger Polare twee jaar later ook. En dus moet de Eindhovense vestiging, inmiddels gehuisvest in het oude Philips-hoofdkantoor aan de Nieuwe Emmasingel, in februari 2014 van de ene dag op de andere de deuren sluiten. Maar opnieuw herrijst Van Piere uit de as, dankzij een investeerder én de veerkracht en inzet van de medewerkers in de winkel. Op 8 maart 2014 gaat de winkel onder haar eigen, vertrouwde naam weer open. En dan kan iedere Eindhovenaar weer zeggen: Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan.

Verder lezen:
  • Thom Aussems: Ik zal morgen eens naar Van Piere gaan: 175 jaar geworteld in Eindhoven. Eindhoven: Lecturis, 2024. Vindplaats: BRA R3 AUSS 2024
  • Antoon Coolen: Van en over en rond de honderdjarige. Eindhoven: Van Piere, 1948. Vindplaats: CBM B 20963
  • H. Mandos: Wat betekent: Naar Van Piere gaan? In: Mededelingen Kempenland, 1973, nr. 14, pag. 7-8. Vindplaats: T 07410
  • F.J.M. van Puijenbroek: 125 jaar VAN PIEREmenten om de cultuur en om de krenten, 1848-1973. Eindhoven: Van Piere. Vindplaats: CBM 323 E 08

dinsdag 17 december 2024

De nar in het gilde: kleurrijk spel

De Brabantse gilden spreken het publiek onder meer aan door de kleurrijkheid van het vertoon. Binnen de toch al bonte wereld van het gilde is er soms een rol weggelegd voor een wel heel kleurrijke figuur in letterlijke en figuurlijke zin: de nar.

Vier narren op een rij tijdens het Landjuweel in Oirschot, 1980.
Uiterst links: Ron Vugts van het Gilde Sint Sebastiaan in Diessen.
Derde van links: Jos Snepscheut van het Gilde St. Sebastiaan en Barbara uit Moergestel.
(Foto: Hans-Joachim Schröter. Brabant-Collectie, Tilburg University)
Kleurrijk

Kleuren hadden volgens de neerlandicus Herman Pleij in de middeleeuwen een rol als tekens van macht en status of juist het gebrek daaraan. In weerwil van het kleurrijke imago van de middeleeuwen in het heden was de lange en diverse periode (500-1500) voor veel mensen in de tijd zelf eerder grauw. Volgens Pleij hadden kleuren in de middeleeuwen een destabiliserende werking op de samenleving, hadden ze deels een provocatief karakter in de visie van de minder machtigen. 

Hoewel kleurrijkheid dus niet per se representatief was voor de middeleeuwse samenleving als geheel, verwijst het gebruik van bonte kleuren tegenwoordig naar ‘de’ middeleeuwen toen men de dingen anders deed. Het gebruik van kleuren is binnen de hedendaagse gilden zeker niet destabiliserend zoals in de middeleeuwen, maar eerder een vrolijke verwijzing naar vroeger tijden. Men drukt hier een verbondenheid met de geschiedenis uit die voor de toeschouwers en de gildebroeders en -zusters zelf aantrekkelijk is. Het is deze verbondenheid met ‘de’ middeleeuwen en de vroegmoderne tijd die men wil uitdrukken, eerder dan continuïteit. De dracht van de hedendaagse gilden is deels kleurrijker dan ze tot voor enkele decennia was. Het gaat om een viering van andersheid, escapisme ook, de wens om te ontsnappen naar een mooiere wereld.

Kleuren zorgen voor een gevoel van overdaad en contrast met het alledaagse leven en zijn levensbevestigend in hun uitbundigheid. Overdaad, contrast en levensbevestiging zijn drie aspecten van een festiviteit volgens de theoloog Harvey Cox. Ook de gilden kunnen in dat licht worden gezien.

Hofnar versus gildenar

De koninklijke hoven van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd waren kleurrijker dan het straatleven van de gewone man of vrouw en dat gold ook voor riddertoernooien met hun bonte blazoenen. In hun bontheid verwijzen de gilden in zekere zin naar die kleurcultuur.

Aan de hoven hadden narren een rol om de hovelingen te vermaken. De nar mocht zaken doen die verder niemand mocht, zoals spotten met hooggeplaatsten of algeheel dwaas gedrag vertonen. Tegelijkertijd had hij een onderdanige rol. De kleuren van zijn dracht drukten die ondergeschikte rol uit. De nar droeg een kostuum in bonte kleurencombinaties. In de middeleeuwen zelf plaatsten die kleuren hem buiten de maatschappij. De combinatie groen-geel is volgens Pleij de meest voorkomende kleurencombinatie in de uitrusting van zotten en narren. Bij de hedendaagse gildenarren komt bijvoorbeeld ook rood-groen voor: ‘rood en groen is boerenfatsoen.’

De rol van de nar 

Met het gegeven van een gebrek aan status van de nar wordt gespeeld in de gilden. De nar heeft daar vaak een rol als schoenenpoetser. Hij poetst de schoenen van het publiek in ruil voor wat geld dat bestemd is voor de gildekas, soms gaat een deel ook naar hemzelf. Bijvoorbeeld bij het Gilde St. Antonius – St. Sebastiaan in Udenhout gaat 10 procent naar de nar, aldus Martijn van Uden. Het is een geritualiseerde rol die de nar aanneemt en die hem in zekere zin buiten de rest van het gilde plaatst. De nar is niet altijd lid van het gilde zelf. Martijn van Uden is dat wel. Hij vond de rol van nar bevredigender dan het schieten. Als enige van het gilde mag hij de koning en de keizer tegenspreken, een voorrecht waar hij overigens geen gebruik van maakt. Ook De Bond van Schuttersgilden Kring Maasland kent nog een paar gilden met een nar in een mooi kostuum, maar volgens Van Uden is zijn kostuum het mooist, vooral door het schoeisel: halfhoge laarzen met flappen. Verder draagt een nar een kap met twee of drie punten en veelal belletjes. Wat alle kostuums gemeenschappelijk hebben is dat er sprake is van bonte kleurcombinaties, horend bij de desbetreffende gilden.

In een door een gildelid aangeleverde brochure van het Oisterwijkse Gilde Sint Sebastiaan uit 1961 staat over de rol van de nar te lezen:

De nar, zijne taak was eertijds de koning te vermaken, zoals vroeger het gebruik aan het hof was. 

In later tijden poetste hij de schoenen der kijklustigen voor een drinkgeld. 

Op heden doet de nar zulks nog, maar de door hem bijeen gebrachte gelden worden, afgezien van enige onkosten zijnerzijds, afgedragen aan het gilde tot instandhouding van de attributen.

In het verleden werd de rol van nar vooral met mannen geassocieerd, maar in de personen van Melissa de Pinth van Gilde Sint Joris van Onsenoort en Nieuwkuijk en Mandy van Brunschot van Gilde Sint Sebastiaan in Oisterwijk zijn er tegenwoordig ook vrouwelijke narren.

Gilden en de daarbij voorkomende narren horen bij de Brabantse identiteit, maar ze komen natuurlijk ook elders voor. In Gelderland lopen de ‘piassen’ (een ander woord voor narren) soms voor de schutterij uit. Ze gaan zich dan te buiten aan grappen en grollen. Soms dragen ze ook zwepen om het publiek speels op afstand te houden.
De schoenen poetsende nar van het Sint Barbaragilde Oisterwijk bij het Landjuweel in Vught, 1949.
(Fotograaf onbekend. Brabant-Collectie, Tilburg University)

De nar ontvangt een beloning van de hoofdman na het schoenen poetsen in Eersel, 1960.
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie. Tilburg University)
Een belangrijk verschil met de middeleeuwse en vroegmoderne hofnar is dat de nar van het gilde deze rol slechts voor korte duur aanneemt, bijvoorbeeld tijdens een landjuweel of statiedag. Het gilde is een tijdelijke bonte wereld waarin men even, op van tevoren aangekondigde momenten, kan ontsnappen aan de saaiheid van het gewone leven. De nar is binnen die bonte wereld, die al buiten de gewone maatschappij gesitueerd is, nog eens een buitenbeentje. Vroeger was de nar aan het hof in heel zijn wezen iemand ter vermaak, terwijl het bij de nar in het gilde gaat om het spel, een kortstondige omkering van de sociale verhoudingen. Het gaat bij de gildenar hooguit om een deelidentiteit. Op andere momenten hoeft de gildenar niet ook zijn rol te spelen, terwijl de hofnar nooit kon ontsnappen aan zijn rol.

De socioloog A.C. Zijderveld heeft het in een studie over de zotheid over overblijfselen uit het verleden van rollengedrag dat weliswaar niet authentiek was, maar wel als authentiek werd ervaren. Het gaat bij de nar in het gilde om een kunstmatige rol, die echter aanvoelt als horend bij het echte verleden, een verleden waarnaar in de gildecultuur wordt verwezen.

Gildenar versus nar van carnaval

De nar van het gilde verschilt van de nar van carnaval. Carnaval is een feest van de omkering en de nar heeft hier in zekere zin een overbodige rol, omdat hij zijn meester, prins carnaval, een spiegel voorhoudt. Deze prins is echter zelf in feite ook een nar, zodat de rol van de nar in zijn hofhouding onduidelijk is.

Carnaval is scherts, het gilde niet. Daarom heeft de nar bij het gilde een andere functie, omdat hij binnen het meer serieuze gildevertoon voor een vrolijke noot zorgt, terwijl carnaval louter plezier is. De nar vergezelt de koning van het gilde, maar valt verder deels buiten het protocol.

Verdwijnende traditie?

Tegenwoordig komt de nar niet veel meer voor bij de Brabantse gilden, mogelijk omdat men eerder de rollen ambieert die meer waardigheid zouden hebben. Dat is eigenlijk jammer, want deze past goed bij het geritualiseerde rollenspel dat de gildecultuur in zekere zin is.

Deze bijdrage van Olivier Rieter is onlangs gepubliceerd in nummer 4 van het tijdschrift De Gildetrom (2024).

Bronnen
  • Harvey Cox, The feast of fools. A theological essay on festivity and fantasy (Cambridge  1969)
  • J.M. Oomen, ‘Narren bij de Noordbrabantse gilden: ze zijn er nog’, in: De Gildetrom, jg. 42, nr. 2 (1995), p. 25-27
  • Herman Pleij, Kleuren van de middeleeuwen (Bloemendaal 1994)
  • A.C. Zijderveld, Sociologie van de zotheid. De humor als sociaal verschijnsel (Meppel 1971)
  • Nieuwsbrief Sint Antonius - Sint Sebastiaan Udenhout, 2013

woensdag 4 december 2024

Brabant-Collectie op TV

In de aflevering van 3 december van TV-programma 'Kluizen van Brabant' speelt de Brabant-Collectie een rol! 

In dit programma van Omroep Brabant gaat historicus Patrick Timmermans op zoek naar verhalen achter bijzondere stukken uit erfgoedcollecties. Iedere aflevering staat een ander historisch bekend of minder bekend object in de spotlight. 

Presentator Patrick Timmermans met fotograaf Paul Slot
Foto: Omroep Brabant

Deze aflevering draait om een bijzondere foto van gevangenen in Kamp Vught. Alles wijst er op dat één van de gevangenen op de foto dokter David Slager is, maar is dat te bewijzen? In deze speurtocht roept 'Kluizen van Brabant' de hulp in van de Brabant-Collectie in de persoon van fotograaf Paul Slot.

Na afloop is het programma terug te zien via omroepbrabant.nl

Alle afleveringen zijn ook te streamen via de (gratis) Brabant+ app.