Het boek is nadrukkelijk
vanuit de vragen en de zoektocht van de auteur geschreven. Haar eigen
ervaringen vanaf de jaren zeventig tot de huidige tijd komen uitgebreid aan bod.
Haar beleving van de jaarlijkse Dodenherdenking wordt geplaatst naast het zonder
aarzeling aanheffen van de partijhymne van de NSDAP door haar zieke oma in
1991. Ze staat stil bij het moment waarop zij, op vijftienjarige leeftijd, van
haar vader te horen krijgt dat opa bij de NSB was. Er werd direct bij gezegd dat
dit in zijn geval niet veel voorstelde en er verder dus niet over gesproken
hoefde te worden. Ze voelde als puber schaamte bij het feit dat haar vader als
wetenschapper in de Duitse Taal- en Letterkunde actief was. Thuis werd
wel over de oorlog gesproken, maar alleen over de grotere onderwerpen
zoals Hitler of de gaskamers, niet over familiezaken. Het werkte voor haar ongeveer zo: hoe
meer ze niet wist, hoe meer ze wilde weten. De ervaringen van Elisabeth worden in
het boek afgewisseld met reconstructies van het leven van opa Richard Joannes
van Stekelenburg in de oorlogsjaren en daarna. Dit gebeurt op basis van het
feitelijke verloop van de oorlog, gevoerde gesprekken en beschikbare schriftelijke
bronnen. De auteur wilde tijdens de zoektocht geen oordeel vellen, maar zij vroeg zich wel af hoe het kan dat iemand lid wordt van de NSB, zelfs nadat Rotterdam
in puin is gebombardeerd. Het onderzoek start in Eindhoven, waar het gezin van haar
(groot)vader woont. Ze beschrijft hoe opa zich tijdens de oorlogsjaren als een idealistisch
NSB-er in het Eindhovense dagelijks leven gedraagt. En ook hoe 6 december 1942,
de dag van het Sinterklaasbombardement van de Engelsen op de industrie in Eindhoven,
verloopt. Enkele dagen voor de bevrijding van Eindhoven slaat Van Stekelenburg op
de vlucht; het huis van deze NSB-er is voor de geallieerden herkenbaar aan de vlag
die de kinderen uit het zolderraam hingen. Het wanhoopsbombardement
van de Duitsers, op 19 september 1944, overleven moeder en kinderen, omdat ze
als NSB-gezin niet in de schuilkelder aan de overkant van de straat werden
toegelaten en zich daar juist een drama met veel slachtoffers afspeelde. Elisabeth
heeft haar opa nooit kunnen bevragen over zijn NSB-verleden. Het hoofdstuk
waarin de auteur in de vorm van een rechtbankverslag verhaalt over de ondervragingen
van Richard van Stekelenburg en enkele getuigen is hierom
een mooie vondst.
De auteur beschrijft
dat ze als kind een fijne band had met opa, maar ze noemt hem met de kennis van
nu ‘een domoor met veel te grootse plannen. Een dromer, utopist. Een
luchtfietser’. Het is indrukwekkend te lezen hoe een kleinkind (met de levenswijsheid van een 55-plusser) het denken en handelen van opa beschouwt en beschrijft. En met
het zoeken naar de geschiedenis van haar opa zaken uiteindelijk helderder
krijgt. Het boek is tevens een fraai voorbeeld van een bijzondere familiegeschiedenis en
hoe keuzes en beslissingen doorwerken in volgende generaties.
Vindplaats: BRA N3 STEK 2025 (nivo 0 van de Universiteitsbibliotheek)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten