Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van Tilburg University

maandag 22 december 2025

De Bestedeling : een schrijnende geschiedenis

“Kinderveiling”, het klinkt als een verzinsel om als twijfelachtig opvoedkundig afschrikmiddel te dienen. “Als je nu niet luistert, brengen we je naar de kinderveiling!”. Maar helaas is er niets fictioneel aan deze term. Het verwijst naar een praktijk waarin zogenaamde bestedelingen, meestal weeskinderen, uitbesteed werden aan particulieren, wat soms gebeurde doormiddel van een heuse veiling. De geschiedenis van deze bestedelingen wordt uitgebreid beschreven door Menno Lanting, in zijn boek De Bestedeling. De geschiedenis van kinderveilingen in Nederland.

Het systeem van bestedelingen bestond in Nederland van de 17de eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. Lanting laat zien hoe de praktijk hiervan was ingebed in de Nederlandse samenleving van die tijd. Door grote armoede nam de druk op weeshuizen en armenzorginstellingen toe. Het was simpelweg niet mogelijk alle behoeftigen op te vangen. Het besteden van deze mensen, ofwel ze voor een klein bedrag elders onderbrengen, moest deze druk verlichten. Daarbij kwam men tot het houden van openbare veilingen van kinderen, ouderen en mensen met een beperking. Bij het veilen van deze mensen ging het niet om de hoogste bieder, maar in feite juist om de laagste. Dat wil zeggen, degene die tegen een zo laag mogelijke vergoeding de bestedeling op wilde nemen, won de veiling. 

Hoewel het gezin of tehuis dat de bestedeling opnam de verplichting had goed voor het kind te zorgen, liet de praktijk een grimmig beeld zien. Het opnemen van deze kinderen draaide vaak meer om het gewin van degene die de bestedeling opnam, dan om het welzijn van het kind zelf. Vaak werden deze kinderen gezien als goedkope arbeidskrachten en wachtte hen een zwaar leven, waarin verwaarlozing en mishandeling  geen uitzondering waren. Hoewel er vanuit onder andere intellectuele en religieuze kringen zorgen werden geuit over het lot van deze bestedelingen, bleef de praktijk weerbarstig. Veranderingen die het welzijn van weeskinderen moesten verbeteren kwamen slechts langzaam op gang en waren aanvankelijk beperkt. Pas halverwege de twintigste eeuw werd armenzorg geprofessionaliseerd met meer oog voor het belang van de hulpbehoevende zelf.

Menno Lanting, De bestedeling. De geschiedenis van kinderveiling in Nederland (S2uitgevers, Baarn, 2025)

Het vertrekpunt voor Lanting’s boek is zijn eigen familiegeschiedenis. Zijn overgrootmoeder Geesken Staal  werd in 1877 op vijfjarige leeftijd wees toen haar beide ouders overleden aan de vlektyfus. De kinderen Staal werden als bestedeling ondergebracht bij verschillende gezinnen. Geesken kwam op een boerderij terecht waar haar jaren van hard werken wachtten. Het verhaal vormde de basis voor Lanting om in de geschiedenis van de bestedelingen en kinderveilingen in geheel Nederland te duiken.

Hierbij komt ook Noord-Brabant meerdere keren aan bod. Zo noemt de auteur Sint-Oedenrode, waar alleen al in 1820 zeventien kinderen en ouderen op bovenstaande manier werden geveild. Veel kinderen kwamen als bestedeling terecht in boerengezinnen. Ook werden kinderen uitbesteed aan fabrieken, bijvoorbeeld in Tilburg met zijn levendige textielindustrie, waar jonge kinderen welkome goedkope arbeidskrachten vormden.

Naast dat bestedelingen vaak hard moesten werken, kwamen ze er vaak ook bekaaid af waar het onderwijs betrof. Soms lag dit aan de pleegouders, maar er waren ook scholen die deze kinderen discrimineerden. Zo weigerde een school in Breda Amsterdamse bestedelingen, vanwege hun vermeende slechte invloed op de andere kinderen. In Megen werden pleegkinderen juist gebruikt om het leerlingenaantal aan te vullen, en zo aan een minimum aantal te voldoen. Wederom een beslissing waarbij niet het belang van het kind voorop stond.

In sommige gevallen was er sprake van zware mishandeling, zoals bij pleegmoeder Mina uit Megen. De zusjes Annie en Everdine waren in 1935 bij haar in huis geplaatst voor een vergoeding van 35 cent per kind per dag. Beide meisjes werden door Mina mishandeld tot aan inwendige bloedingen toe en moesten uiteindelijk in de rechtbank tegen hun pleegmoeder getuigen; ze waren toen pas negen en zes jaar oud. Ook twee eerdere pleegkinderen van Mina getuigden tegen haar. Deze jongens waren eerder bij Mina weggehaald en zeiden dat hun overplaatsing voelde alsof ze “uit de hel en in de hemel waren gekomen”.

Overigens kwamen niet alleen wezen in het systeem van bestedelingen terecht, soms konden of wilden ouders niet meer voor hun kinderen zorgen. Zo vertelt Lanting het verhaal van Hendrik de Wit die, nadat zijn vrouw was overleden en hij was hertrouwd, de zorg voor zijn vier kinderen teveel geworden vond. Hij liet zijn kinderen daarom aan het armenbestuur van Breda over met een briefje met daarop: “doe ermee wat je wilt, ik heb er geen eten voor”. Dit gedrag bleef niet onbestraft en Hendrik kreeg vier maanden gevangenisstraf voor het verwaarlozen van zijn kinderen. Hij wist hier echter aan te ontkomen door samen met zijn nieuwe vrouw te vluchten, waarbij hij zijn kinderen wederom aan hun lot overliet. Deze kinderen hadden het geluk dat ze uiteindelijk door familie werden opgevangen en hun het lot van de bestedelingen bespaard bleef in tegenstelling tot vele anderen.

Door de vele verhalen van individuele bestedelingen weet Menno Lanting deze mensen een gezicht te geven. De auteur heeft hierbij niet alleen oog voor de bestedeling zelf, maar ook voor de context waarin hun vaak schrijnende lot tot stand kon komen. Hij laat zien hoe de maatschappij worstelde met de zorg voor arme, kwetsbare groepen. Met zijn boek werpt Lanting licht op een deel van de geschiedenis dat veel mensen waarschijnlijk nog niet bekend was, maar dat het meer dan waard is om verteld te worden. 

Vindplaats: NGE S3 LANT 2025

Geen opmerkingen:

Een reactie posten