Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

woensdag 26 april 2023

Terugblik op het symposium Bedelfeesten – Verslag van een inspirerende middag

Op woensdag 19 april jl. kwamen in de Black Box van Tilburg University ruim zestig professionals en geïnteresseerden bijeen voor een studiedag over bedelfeesten. Op het symposium, een initiatief van de Brabant-Collectie en het Verbond Volkscultuur in de Lage Landen (VVLL), werden de eerste resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar heden en verleden van plaatselijke bedelfeesttradities. In een in Nederland en Vlaanderen uitgezette enquête is onderzoek gedaan naar de status: is er nog sprake van een levende traditie, welke ontwikkelingen zijn merkbaar, welke aanpassingen zijn er gepleegd en welke specifieke gebruiken (liedjes, dansen, eten etc.) horen er bij.

De deelnemers werden met een aantal karakteristieke bedelliedjes muzikaal verwelkomd door de (groot)ouders van jeugdkoor Cantabile. De voorzitter van VVLL, Tony Vaessen, sprak een welkomstwoord. Dagvoorzitter Jos Swanenberg, bijzonder hoogleraar Taal en Cultuur aan Tilburg University, nam het programma door en vertelde over zijn eigen bedelfeestervaringen, waarbij hem vooral de grote plaatselijke verschillen waren opgevallen. De terugloop van deelname aan bedelfeesten, een van de rode draden tijdens het symposium, koppelde hij aan andere ontwikkelingen, zoals de teruggang van kerkbezoek en verenigingsleven, en ook de verminderde aandacht voor taal en dialect. Omdat het bij bedelfeesten over immaterieel erfgoed gaat, kun je er geen fysiek resultaat van tonen. Wat volgens Swanenberg daarom van belang is, is aandacht besteden aan kennisopbouw en ook de feesten vooral te blijven vieren.

Koor Cantabile, Merksplas
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University

Jos Swanenberg en Tony Vaessen
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University
Ineke Strouken, de voormalig directeur van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN), schetste het historisch kader van de bedelfeesten en het belang dat in de voorbije eeuwen aan de feesten werd toegekend. Het betreft een reeks van momenten in de winterperiode die – mede ingegeven door de Kerk – structuur geven aan die periode, vanuit de gedachte: ‘Hoe kom je de winter door?’. Uiteraard passeerde de hele reeks de revue: Sint-Maarten (11 november), Sint-Nicolaas (6 december), Kerstmis (25-26 december), Onnozele Kinderen (28 december), Sint-Silvester (31 december), Nieuwjaar (1 januari), Driekoningen (6 januari), Vastenavond en Palmpasen. Met Sint-Maarten moest de kelder ‘winterklaar’ zijn en gedurende de winter werd deze vervolgens langzaam leeggegeten. In de lezing werd ingegaan op de betekenis van elk feest en op de kenmerken: het vieren op een vaste dag, het geven en krijgen van snoep en/of geld, verkleed gaan en (bedel)zingen, en het uitgangspunt van het feest: een heus verhaal. Belangrijke historische ontwikkelingen vonden plaats in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de feesten transformeerden van een volwassenenfeest naar een kinderfeest, en in de loop van de twintigste eeuw toen het spontane karakter deels werd ingewisseld voor een strakker georganiseerde activiteit. Uit de enquête kwam volgens Strouken naar voren dat er wel degelijk nog veel bedelfeesttradities levend zijn, maar soms wel “eilandjes” zijn geworden. Ook merkte ze een aantal nieuwe ontwikkelingen op: Halloween, Kerkbalans en de Goede Doelen Week. De bedreigingen die op de loer liggen, bestaan eruit dat mensen de achterliggende verhalen niet meer kennen en nieuwe bewoners er niet mee zijn opgegroeid. Het speelt bovendien een rol dat kinderen ’s avonds niet meer alleen over straat mogen. Én… ouders hebben het te druk. Er worden echter ook kansen gesignaleerd: kinderen vinden het echt leuk en spannend om te doen, we leven nadrukkelijk in een geef-cultuur en zijn creatief in het geld ophalen voor een goed doel. Aan het slot van haar verhaal pleitte Strouken voor een andere naam: in plaats van bedelfeesten is het beter om te spreken van geeffeesten.

Paul Spapens, publicist over volkscultuur, gaf een uiteenzetting over de vervaardiging en het gebruik van het in zijn ogen “meest democratische instrument van de wereld”: de rommelpot of de foekepot. Emy Thorissen, conservator bij de Brabant-Collectie, vertelde aansluitend over enkele ervaringen die door mensen zijn ingestuurd naar aanleiding van een artikel over bedelfeesten in het tijdschrift Brabeau. Een verkeersbord in het dorp Essen waarop tijdens Oudjaar wordt gewaarschuwd voor zingende kinderen, is een fraai voorbeeld van lokale aandacht die voor het bedelzingen wordt gevraagd. Op een vraag schetste Tony Vaessen enkele ervaringen uit zijn eigen jeugd: ouders stonden niet altijd te springen als er weer een bedelfeest gevierd werd en het Sint-Maartensvuur in Dommelen en Waalre was een belevenis waar beide dorpen voor uitliepen en nog steeds voor uitlopen.

Paul Spapens met de rommelpot 
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University
Tijdens het symposium werden op twee momenten filmcompilaties vertoond uit documentaires die Tony Vaessen en Emy Thorissen maakten voor KempenTV, waarin de hedendaagse praktijk van diverse bedelfeesten in beeld is gebracht. De reacties van deelnemers aan het bedelzingen en de mensen bij wie wordt aangebeld, zijn belangrijke graadmeters hoe het ervoor staat met de traditie. In Luyksgestel en Soerendonk kunnen we spreken van springlevende tradities, terwijl elders heuse bedreigingen op de loer liggen. De filmfragmenten geven aanknopingspunten voor hoe de traditie in leven gehouden kan/moet worden.

Ton Meijers, kerkjurist en lid van het Sint Maarten Utrecht Beraad, ging vervolgens in op de tekst van het bedellied Sinter Mertes Veugelke uit onder andere zijn geboorteplaats Venlo, ook een Martinusstad. Hij maakte aan de hand van heldere voorbeelden duidelijk dat de tekst zeker geen nonsens bevatte, zoals in de zangliteratuur wel is beweerd. Het gaat volgens Meijers om de stapeling van een aantal volksliedjes. Dat het als nonsensliedje is getypeerd, komt mede door de vele tekstvarianten en bijvoorbeeld de aan carnaval te koppelen strofen ‘Mieke de woep zoot op de stoep, en leet der eine vleege’. Historisch filmmateriaal en enkele audio-uitvoeringen van het liedje completeerden Meijers’ verhaal.

De bijdrage uit Vlaanderen werd verzorgd door Jeroen Janssens van de Erfgoedcel Kempens Karakter. De traditie van het Nieuwjaarszingen is er springlevend. Sinds het taboe van de armoe er in de jaren ’60 vanaf is gegaan, is het steeds nadrukkelijker een kinderfeest geworden. Op 31 december wordt in de ochtenduren van deur tot deur getrokken en krijgen kinderen geld of snoep in hun speciaal hiervoor genaaide ‘zangzak’. Een klein washandje maakt ook deel uit van deze uitrusting; dat is voor het geld. Diverse liedjes, ook voor hen die niets willen geven ("Hoog huis, laag huis, hier woont een gierige pin in huis”), maken deel uit van het zangrepertoire. In goede samenwerking tussen gemeenten, scholen en erfgoedcellen wordt veel aandacht gegenereerd voor het Nieuwjaarszingen: er is een herkenbaar logo ontwikkeld, de zangzakken worden bedrukt en verspreid, en er worden affiches verspreid die mensen achter het raam hangen om aan te geven dat ze thuis zijn.

Hennie van Schooten lichtte namens de Stichting Het Vierde Geschenk de vernieuwing toe die de Driekoningenstoet in Tilburg doormaakt. Op zondag 8 januari 2023 werd voor de eerste maal de Sterrentocht gelopen. Deze is gebaseerd op de intocht van de Driekoningen, maar het uitgangspunt is nu een interculturele optocht waarbij het licht centraal staat. Het licht wordt door de deelnemers in diverse vormen meegevoerd. Het verhaal rond Driekoningen heeft in de Sterrentocht nieuwe accenten gekregen; het christelijke verhaal is min of meer losgelaten. Het meebrengen van speelgoed voor hen die het minder goed hebben, is belangrijk en sluit aan bij het solidaire karakter en de ‘iedereen doet mee’-gedachte. De Sterrentocht heeft voor deze vernieuwde traditie speciaal liedjes laten schrijven, houdt workshops op scholen en heeft als alternatieve folder een papieren kroon waarop verleden en heden van het feest staan uitgelegd. De multiculturele idealen die er bij de stichting zijn, hadden dit jaar een beperkte invulling, met deelname aan de Sterrentocht van een Poolse en een Afrikaanse groep. Gehoopt wordt dat de inclusieve deelname de komende jaren gaat groeien.

Na de pauze ging Paul Spapens in gesprek met Maria Castro. Afkomstig uit Mexico besprak zij hoe in haar geboorteland met zijn sterke katholieke traditie diverse BEDELfeesten feitelijk ook het karakter van een DEELfeest hebben: op 6 januari worden door de drie koningen cadeaus uitgedeeld en ontvangen. Er wordt taart gegeten en degene die hierin een bedeltje vindt, is de pineut en moet trakteren op Maria Lichtmis (2 februari). In de dagen vóór Kerstmis tonen mensen hun gastvrijheid (net als Jozef en Maria die op zoek gingen naar een slaapplaats) en wordt met anderen de maaltijd gedeeld. Maria Castro zong het daarbij behorende Mexicaans bedelliedje ‘Las Posadas’, waarin Jozef langs deuren gaat om te vragen naar onderdak.

Paul Spapens en Maria Castro
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University
Het symposium werd afgesloten met een paneldiscussie onder leiding van de dagvoorzitter. Deelnemers waren Frea Vancraeynest (Histories), Ludwig Caluwé (Algemeen Nederlands Verbond), Marco van Baalen (KIEN) en Paul Spapens. Vancraeynest benadrukte dat de “overdracht op nieuwe generaties belangrijk (is) voor het duurzaam overleven van de bedelfeesten”. Ook vroeg zij aandacht voor het aanwezige verschil tussen stad en platteland in de huidige uitvoering van de feesten. Caluwé vertegenwoordigt een organisatie die vooral ondersteuning biedt. Hij riep op om de “kennis over het onderwerp te bundelen en deze vast te leggen in een publicatie”. Over de vraag of bedelfeesten kunnen voortbestaan zonder steun van de gemeente is hij duidelijk: “Steun is onontbeerlijk! Er is geen sprake van een commercieel karakter, dus de feesten zouden het zeer lastig kunnen krijgen”. Van Baalen bracht de bedelfeesten in verband met de Omgevingswet die in 2024 in Nederland zal ingaan. Tradities hoeven volgens hem niet per se onveranderd te blijven bestaan. Mensen moeten zich er bij thuis voelen, ook ‘nieuwe’ mensen die de traditie niet kennen. De gebruiken moeten een zekere mate van relevantie hebben en als onderdeel van de “biografie van een plek” spelen bedelfeesten nadrukkelijk een rol en hebben daarmee zeker kansen. Spapens vroeg aandacht voor het probleem van het vinden van aansluiting bij andere culturele groepen. In het kader van de Tilburgse Sterrentocht is er veel energie in gestoken, maar met nog een beperkt succes. “We leven wel bij elkaar, maar we kennen elkaar niet” is een belangrijke constatering. Om tot meer resultaat te komen moet deze barrière worden geslecht. Vanuit het publiek werden aan het slot nog enkele interessante vragen en invalshoeken ingebracht, zoals: om jongeren beter te bereiken moet je niet over, maar met ze praten en waarom lukt het met het ene feest wel en met het andere niet. Ook werd aandacht gevraagd voor de vermoeidheid bij de kartrekkers in de verschillende organisaties en de hieruit voortkomende bedreiging voor het voortleven van de traditie.

Discussiepanel v.l.n.r. Paul Spapens, Marco van Baalen, Ludwig Caluwé en Frea Vancraeynest
© Paul Slot. Brabant-Collectie, Tilburg University

Op dit afwisselende symposium met lezingen, muziek, bewegend beeld en interactie met het publiek werd stilgestaan bij de huidige praktijk van de bedelfeesten en de kansen en bedreigingen die ermee gepaard gaan. Als optimistische afsluiting kon worden vastgesteld dat geeffeesten ván en vóór iedereen zijn en dat, wanneer er aandacht is voor het door-ontwikkelen en vernieuwen van de tradities en ingespeeld wordt op veranderde waarden en behoeften, er zeker een toekomst voor is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten