Koperwiek in: C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp: Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven KOD 041 G 01 |
Nozeman schrijft dat de koperwiek “die onder onze Inboorlingen mag geteld worden, dewyl hy hier in ’t Vaderland zoowel als elders, meermaelen bevonden wordt te broeden …”. Zo maakt Nozeman melding van een nest van een koperwiek dat hij eind maart 1763 vond “in een op ’t stille achterland van onzen tuin (even buiten Rotterdam) tusschen de mik van een’ ouden Elzenboom …”. En een jaar later weer: "Gelyk wy ook in 't volgend jaer niet verre van daer, op de belommerde Buitenplaets Maeszicht, het zelfde zagen, tusschen de knoetsen van eenen Willigenboom. Sedert hebben wy 'er aldaer meermaelen in de Lente waergenomen; inzonderheid naedat het op die Buitenplaets is in gebruik geraekt de Vlier- en Lysterbeziën niet van de boomen te plukken; het welk geleegenheid heeft gegeeven, dat aldaer deeze Vogels, meer of min in getal, zig den geheelen winter door onthouden."
In onze tijd is deze vogel alleen nog als doortrekker en wintergast in Nederland te zien van september tot mei, met name in de buurt van besdragende struiken. Zijn fluitende roep is vaak te horen tijdens de trek in oktober/november, als hij - met name 's nachts - in grote groepen over ons land trekt. Als het bij ons te koud wordt trekt hij verder zuidwaarts of verplaatst hij zich naar de stad waar het minder koud is.
Broeden doet de koperwiek in Oost- en Noord-Europa.
Nozeman schrijft het volgende over de verscheidenheid en de vangst van lijsters, de familie waartoe de koperwiek behoort:
Nozeman schrijft het volgende over de verscheidenheid en de vangst van lijsters, de familie waartoe de koperwiek behoort:
“De menigte der Verscheidenheden van Vogelen van het Lystergezin is aenmerkelyk… Men vangt nu of dan op eene enkele Buitenplaets in Kennemerland wel eens op éénen dag ruim 400 stuks Lysteren. In 1746 in ’t laetst van den Herfst werden ‘er in de stad Dantzick 30000 Koppels Lysteren op den accyns aengegeeven, en nog wel driemael zoo groot was het getal van die ter sluik in de stad waren gebragt of op de hoeven en in de tuinen der burgeren waren gegeeten.”
Vindplaats: KOD 041 G 01
Vindplaats: KOD 041 G 01
Geen opmerkingen:
Een reactie posten