Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

dinsdag 17 december 2024

De nar in het gilde: kleurrijk spel

De Brabantse gilden spreken het publiek onder meer aan door de kleurrijkheid van het vertoon. Binnen de toch al bonte wereld van het gilde is er soms een rol weggelegd voor een wel heel kleurrijke figuur in letterlijke en figuurlijke zin: de nar.

Vier narren op een rij tijdens het Landjuweel in Oirschot, 1980.
Uiterst links: Ron Vugts van het Gilde Sint Sebastiaan in Diessen.
Derde van links: Jos Snepscheut van het Gilde St. Sebastiaan en Barbara uit Moergestel.
(Foto: Hans-Joachim Schröter. Brabant-Collectie, Tilburg University)
Kleurrijk

Kleuren hadden volgens de neerlandicus Herman Pleij in de middeleeuwen een rol als tekens van macht en status of juist het gebrek daaraan. In weerwil van het kleurrijke imago van de middeleeuwen in het heden was de lange en diverse periode (500-1500) voor veel mensen in de tijd zelf eerder grauw. Volgens Pleij hadden kleuren in de middeleeuwen een destabiliserende werking op de samenleving, hadden ze deels een provocatief karakter in de visie van de minder machtigen. 

Hoewel kleurrijkheid dus niet per se representatief was voor de middeleeuwse samenleving als geheel, verwijst het gebruik van bonte kleuren tegenwoordig naar ‘de’ middeleeuwen toen men de dingen anders deed. Het gebruik van kleuren is binnen de hedendaagse gilden zeker niet destabiliserend zoals in de middeleeuwen, maar eerder een vrolijke verwijzing naar vroeger tijden. Men drukt hier een verbondenheid met de geschiedenis uit die voor de toeschouwers en de gildebroeders en -zusters zelf aantrekkelijk is. Het is deze verbondenheid met ‘de’ middeleeuwen en de vroegmoderne tijd die men wil uitdrukken, eerder dan continuïteit. De dracht van de hedendaagse gilden is deels kleurrijker dan ze tot voor enkele decennia was. Het gaat om een viering van andersheid, escapisme ook, de wens om te ontsnappen naar een mooiere wereld.

Kleuren zorgen voor een gevoel van overdaad en contrast met het alledaagse leven en zijn levensbevestigend in hun uitbundigheid. Overdaad, contrast en levensbevestiging zijn drie aspecten van een festiviteit volgens de theoloog Harvey Cox. Ook de gilden kunnen in dat licht worden gezien.

Hofnar versus gildenar

De koninklijke hoven van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd waren kleurrijker dan het straatleven van de gewone man of vrouw en dat gold ook voor riddertoernooien met hun bonte blazoenen. In hun bontheid verwijzen de gilden in zekere zin naar die kleurcultuur.

Aan de hoven hadden narren een rol om de hovelingen te vermaken. De nar mocht zaken doen die verder niemand mocht, zoals spotten met hooggeplaatsten of algeheel dwaas gedrag vertonen. Tegelijkertijd had hij een onderdanige rol. De kleuren van zijn dracht drukten die ondergeschikte rol uit. De nar droeg een kostuum in bonte kleurencombinaties. In de middeleeuwen zelf plaatsten die kleuren hem buiten de maatschappij. De combinatie groen-geel is volgens Pleij de meest voorkomende kleurencombinatie in de uitrusting van zotten en narren. Bij de hedendaagse gildenarren komt bijvoorbeeld ook rood-groen voor: ‘rood en groen is boerenfatsoen.’

De rol van de nar 

Met het gegeven van een gebrek aan status van de nar wordt gespeeld in de gilden. De nar heeft daar vaak een rol als schoenenpoetser. Hij poetst de schoenen van het publiek in ruil voor wat geld dat bestemd is voor de gildekas, soms gaat een deel ook naar hemzelf. Bijvoorbeeld bij het Gilde St. Antonius – St. Sebastiaan in Udenhout gaat 10 procent naar de nar, aldus Martijn van Uden. Het is een geritualiseerde rol die de nar aanneemt en die hem in zekere zin buiten de rest van het gilde plaatst. De nar is niet altijd lid van het gilde zelf. Martijn van Uden is dat wel. Hij vond de rol van nar bevredigender dan het schieten. Als enige van het gilde mag hij de koning en de keizer tegenspreken, een voorrecht waar hij overigens geen gebruik van maakt. Ook De Bond van Schuttersgilden Kring Maasland kent nog een paar gilden met een nar in een mooi kostuum, maar volgens Van Uden is zijn kostuum het mooist, vooral door het schoeisel: halfhoge laarzen met flappen. Verder draagt een nar een kap met twee of drie punten en veelal belletjes. Wat alle kostuums gemeenschappelijk hebben is dat er sprake is van bonte kleurcombinaties, horend bij de desbetreffende gilden.

In een door een gildelid aangeleverde brochure van het Oisterwijkse Gilde Sint Sebastiaan uit 1961 staat over de rol van de nar te lezen:

De nar, zijne taak was eertijds de koning te vermaken, zoals vroeger het gebruik aan het hof was. 

In later tijden poetste hij de schoenen der kijklustigen voor een drinkgeld. 

Op heden doet de nar zulks nog, maar de door hem bijeen gebrachte gelden worden, afgezien van enige onkosten zijnerzijds, afgedragen aan het gilde tot instandhouding van de attributen.

In het verleden werd de rol van nar vooral met mannen geassocieerd, maar in de personen van Melissa de Pinth van Gilde Sint Joris van Onsenoort en Nieuwkuijk en Mandy van Brunschot van Gilde Sint Sebastiaan in Oisterwijk zijn er tegenwoordig ook vrouwelijke narren.

Gilden en de daarbij voorkomende narren horen bij de Brabantse identiteit, maar ze komen natuurlijk ook elders voor. In Gelderland lopen de ‘piassen’ (een ander woord voor narren) soms voor de schutterij uit. Ze gaan zich dan te buiten aan grappen en grollen. Soms dragen ze ook zwepen om het publiek speels op afstand te houden.
De schoenen poetsende nar van het Sint Barbaragilde Oisterwijk bij het Landjuweel in Vught, 1949.
(Fotograaf onbekend. Brabant-Collectie, Tilburg University)

De nar ontvangt een beloning van de hoofdman na het schoenen poetsen in Eersel, 1960.
(Foto: Gaston Remery. Brabant-Collectie. Tilburg University)
Een belangrijk verschil met de middeleeuwse en vroegmoderne hofnar is dat de nar van het gilde deze rol slechts voor korte duur aanneemt, bijvoorbeeld tijdens een landjuweel of statiedag. Het gilde is een tijdelijke bonte wereld waarin men even, op van tevoren aangekondigde momenten, kan ontsnappen aan de saaiheid van het gewone leven. De nar is binnen die bonte wereld, die al buiten de gewone maatschappij gesitueerd is, nog eens een buitenbeentje. Vroeger was de nar aan het hof in heel zijn wezen iemand ter vermaak, terwijl het bij de nar in het gilde gaat om het spel, een kortstondige omkering van de sociale verhoudingen. Het gaat bij de gildenar hooguit om een deelidentiteit. Op andere momenten hoeft de gildenar niet ook zijn rol te spelen, terwijl de hofnar nooit kon ontsnappen aan zijn rol.

De socioloog A.C. Zijderveld heeft het in een studie over de zotheid over overblijfselen uit het verleden van rollengedrag dat weliswaar niet authentiek was, maar wel als authentiek werd ervaren. Het gaat bij de nar in het gilde om een kunstmatige rol, die echter aanvoelt als horend bij het echte verleden, een verleden waarnaar in de gildecultuur wordt verwezen.

Gildenar versus nar van carnaval

De nar van het gilde verschilt van de nar van carnaval. Carnaval is een feest van de omkering en de nar heeft hier in zekere zin een overbodige rol, omdat hij zijn meester, prins carnaval, een spiegel voorhoudt. Deze prins is echter zelf in feite ook een nar, zodat de rol van de nar in zijn hofhouding onduidelijk is.

Carnaval is scherts, het gilde niet. Daarom heeft de nar bij het gilde een andere functie, omdat hij binnen het meer serieuze gildevertoon voor een vrolijke noot zorgt, terwijl carnaval louter plezier is. De nar vergezelt de koning van het gilde, maar valt verder deels buiten het protocol.

Verdwijnende traditie?

Tegenwoordig komt de nar niet veel meer voor bij de Brabantse gilden, mogelijk omdat men eerder de rollen ambieert die meer waardigheid zouden hebben. Dat is eigenlijk jammer, want deze past goed bij het geritualiseerde rollenspel dat de gildecultuur in zekere zin is.

Deze bijdrage van Olivier Rieter is onlangs gepubliceerd in nummer 4 van het tijdschrift De Gildetrom (2024).

Bronnen
  • Harvey Cox, The feast of fools. A theological essay on festivity and fantasy (Cambridge  1969)
  • J.M. Oomen, ‘Narren bij de Noordbrabantse gilden: ze zijn er nog’, in: De Gildetrom, jg. 42, nr. 2 (1995), p. 25-27
  • Herman Pleij, Kleuren van de middeleeuwen (Bloemendaal 1994)
  • A.C. Zijderveld, Sociologie van de zotheid. De humor als sociaal verschijnsel (Meppel 1971)
  • Nieuwsbrief Sint Antonius - Sint Sebastiaan Udenhout, 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten