’k Laat alles in zijn waarde.
Maar ’k zeg, mij is Noord-Brabants grond
De dierste plek der aarde.
Het bevat levendige beschrijvingen van Deurne, maar Ouwerling bezocht bijvoorbeeld ook Boxmeer. Hij zegt hierover: ‘’t Is een zeer belangrijk dorp, dat in de kom het aanzien vertoont van een stadje. De kerk, ’t klooster en ’t kasteel zijn de drie voornaamste gebouwen der plaats’. In Tilburg is hij onder de indruk van de enorme bedrijvigheid in de vele textielfabrieken met hun hoge schoorstenen, maar ook van de ‘Koninklijke fabriek voor de Spoorwegen van het Zuidernet in de Nederlanden’.
In publicaties voor kranten en tijdschriften, maar ook in zelfstandige boeken, laat Ouwerling zijn licht schijnen over een veelheid aan onderwerpen. Beschouwingen over het Brabantse landschap komen er met grote regelmaat in voor. Onder meer in zijn nu op Delpher.nl te vinden artikelenreeks ‘Historische landschappen uit den omtrek van Helmond’ in De Zuid-Willemsvaart (1911), de krant waarvan hij enkele jaren redacteur was en waarin honderden bijdragen van zijn hand verschenen. In vaak romantiserende bewoordingen wordt de lezer meegenomen op zijn wandelingen, in dit geval door de Peel: ‘een der meest doodsche streken uit ons zuiden, ja uit ons gansche Vaderland’.
Hendrik Ouwerling (rechts) en P.H. Wulms liggend in het gras. Foto; albuminedruk. Maker en datering onbekend. Formaat: 9,7 x 14,5 cm. Vindplaats: P / O 45.6 (2) |
Ouwerling heeft als historisch geïnteresseerde ook aandacht voor feitelijkheden, bijvoorbeeld over de aanleg van een weg door het veengebied op initiatief van de drossaard Lodewijk Wijgchel. Deze weg kwam uit bij het ‘laatste huis van Deurne (…) de zogenaamde Kraaienhut’. ‘Ze ligt er niet onaardig en als ’n oase in de Peelwoestijn.’ Michiel van Craij(el), de persoon aan wie het ‘ferm boerenhuis’ zijn naam dankt, zat achter het idee van deze herberg die als pleisterplaats bedoeld was voor mensen die door de Peel trokken. Die andere, meer bekende reiziger door Noord-Brabant van een eeuw eerder, Stephanus Hanewinckel, is ook ter plekke geweest en benoemt in zijn beschrijvingen eveneens de aangelegde weg en de herberg. De zeer afgelegen ligging ervan heeft volgens Hanewinckel voor de bewoner van de Kraaienhut een groot voordeel: ‘Hij krijgt nimmer twist met zijn buren.’ Hoewel Ouwerling in de serie niet aangeeft wat zijn bronnen zijn, wordt de lezer getrakteerd op een veelheid aan feiten, beschrijvingen en anekdotes over de Peel, een stuk Brabant dat de naam heeft ontoegankelijk te zijn.
Ouwerling ging ook met potlood en inkt op pad om in beeld vast te leggen waar hij over schreef. De Kraaienhut had hij in 1897 al eens in een kleine pentekening vastgelegd en de Brabant-Collectie heeft nog een tweede, ongedateerde pentekening. In tekst en tekening bouwt Ouwerling aan een beeld van hoe hij de Peel beleefde.
Dit is de Crayenhut onder Deurne in de Peel. Pentekening. Maker: H.N. Ouwerling. Datering: 1897. Formaat: 8,8 x 11,4 cm. Vindplaats: D 38 / 830.11 (3) |
De Crayenhut in de Peel. Pentekening. Maker: H.N. Ouwerling. Datering: onbekend. Formaat: 12 x 16,9 cm.Vindplaats: D 38 / 830.11 (2) |
Ouwerling was niet de enige die de fraai in het landschap gelegen Kraaienhut vastlegde. De schilder Willem Cornelis Rip (1856-1922) heeft ongeveer in dezelfde tijd de locatie bezocht en de aldaar vervaardigde schetsen later in het atelier uitgewerkt in een olieverfschilderij. Dit bevindt zich nu in het Limburgs Museum in Venlo.
W.C. Rip, Crayelhut in de Peel. Olieverf op doek. Formaat: 67 x 73 cm Limburgs Museum Venlo, inv.nr. L04677 |
De maker geniet een eeuw na zijn overlijden geen grote bekendheid meer. Maar ook tijdens zijn leven is er niet veel over Rip geschreven. Daarom worden er hier enkele zinnen aan gewijd. Journalist en kunstcriticus Pieter A. Haaxman jr. (1847-1935) heeft hem vaker in zijn atelier bezocht en verzorgde in 1904 een artikel voor Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift. De artistieke biografie van Rip was zoals die van velen. Hij bezocht, na aanvankelijke tegenwerking door met name zijn vader, de academie in zijn geboortestad Rotterdam en had nadien de nodige moeite om zijn boterham te verdienen. Haaxman vond het vroege werk van Rip nog ‘gebrekkig’, maar trof in het atelier studies die ‘meestal zoo raak (waren), dat ik mij geheel kon indenken in de bekoorlijkheden van de streek. Nu eens was het de Brabantsche Peel, waar Rip prachtige luchten had geschilderd en het hart had opgehaald aan kleurige gronden en heldere plassen, in toon omgezet door de lichtatmosfeer.’ Het zijn deze kwaliteiten die ervoor zorgden dat sommigen zijn veelsoortige landschappen, met name zijn aquarellen, naast die van Haagse Schoolschilders plaatsten. Hierbij worden Jacob en Willem Maris, H.J. Weissenbruch en P.J.C. Gabriel genoemd, kunstenaars met wie Rip in dezelfde tijd lid was van het in aanzien staande Schilderkunstig Genootschap Pulchri Studio. En een expositie van een vijftigtal schilderijen en aquarellen in Londen (1903) kreeg in enkele gerenommeerde Engelse kranten veel lof toegezwaaid. Het daar getoonde werk werd in Engeland dan ook goed verkocht.
Voor zijn inspiratie trok Rip veelvuldig door eigen land en legde daarbij het landschap in snelle en soms meer uitgewerkte schetsen vast. Het Rijksmuseum Amsterdam wist in 2009 de hand te leggen op veertien schetsboekjes waarin we Rips vingeroefeningen kunnen volgen (inv.nr. RP-T-2009-89 t/m 102). Een flink aantal van de schetsen is door hemzelf van plaats en datum voorzien. Locaties in Noord- en Zuid-Holland, Gelderland en ook Noord-Brabant komen er veelvuldig in voor. In een van de schetsboekjes, te dateren in 1896-1897, treffen we ook topografische voorstellingen in Deurne en omgeving aan.
W.C. Rip, Boerderij met een rieten dak. Krijttekening. Formaat: 113 x 159 mm. Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. RP-T-2009-96-9 verso |
Of een van de tamelijk ruwe schetsen te koppelen is aan de Kraaienhut is niet precies te zeggen, maar we zitten hier ongetwijfeld dicht bij de bron voor het schilderij van dit stukje ‘Noord-Brabants grond’.
Zo stuit je al struinend door diverse collecties en wandelend door Noord-Brabant op bijzondere plekken. Soms moet je op zoek om het bijzondere te ontdekken. En kom je pas ergens als je bronnen bij elkaar legt en aan elkaar kunt koppelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten